GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.070.273
arrest van de zevende kamer van 29 maart 2011
1. [X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. S.F.J. Bergmans (gedesisteerd),
2. [Y.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. H.E. Goedegebuur,
STICHTING WONEN LIMBURG onder meer h.o.d.n. WONEN WEERT,
gevestigd te Roermond en kantoorhoudende te Weert,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.M.G.A. Sengers,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 juli 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Roermond gewezen vonnis van 27 april 2010 tussen appellanten - [X.] en [Y.] - als gedaagden en geïntimeerde - Wonen Weert - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 258669\CV EXPL 09-5539)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [X.] en [Y.] zijn tijdig van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven hebben [X.] en [Y.] zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vordering van Wonen Weert.
2.2 Bij memorie van antwoord heeft Wonen Weert de grieven bestreden.
2.3 De advocaat van [X.] heeft gedesisteerd. [Y.] en Wonen Weert hebben de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4.1 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a) Wonen Weert heeft per 20 juli 2001 de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] verhuurd aan [X.] als huurder en diens echtgenote [Y.] als medehuurster. De algemene voorwaarden die op de huurovereenkomst van toepassing zijn, bepalen onder meer dat het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte voor huurder en zijn gezin en dat huurder verplicht is het gehuurde overeenkomstig de bestemming te gebruiken en deze bestemming niet te veranderen (artikel 4.1) en dat de huurder het gehuurde zal gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt (artikel 4.2).
b) Op 18 juni 2009 heeft de politie in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. Een politierapport van 29 juli 2009 aan de burgemeester van [gemeentenaam] vermeldt onder meer de volgende bevindingen:
Aantreffen hennepkwekerij:
In de woning werd vervolgens op de zolder een volledig bedrijfsmatig ingerichte en in werking zijnde hennepplantage aangetroffen.
Beschrijving indeling pand:
Het betreft hier een tussenliggend woonhuis met twee verdiepingen en een zolderverdieping. In de aangetroffen hennepplantage op de zolderverdieping werd het navolgende door de patrouilles aangetroffen:
- 341 hennepplanten
- 21 assimilatielampen
- 208 lege plantenbakken
- 2 koolstoffilters
- 200 liter watertank
- 2 af- aanzuigkasten
- 20 aangesloten voorschakelapparaten
- 20 niet aangesloten voorschakelapparaten
- schakelklok
- 14 dubbele stopcontacten
- 1 ventilator
Diefstal stroom:
Door de ter plaatse gekomen medewerkers van energiebedrijf Enenco werd en [een] onderzoek verricht in zowel de meterkast van de woning als de hennepkwekerij. Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) en de elektrische installatie in de meterkast van het pand werd geconstateerd dat de deksel van de hoofdaansluitkast was verbroken. Bij nadere controle van de elektriciteitsmeter werd geconstateerd dat de ijkzegels verbroken en verwijderd waren geweest. Uit nader onderzoek bleek dat er diefstal van stroom heeft plaatsgevonden.
Door de aangetroffen situatie in de hennepkwekerij op de zolder van de woning was er sprake van een zeer gevaarlijke situatie, waarbij algemeen gevaar voor brand en/of elektrocutie aanwezig was en daardoor algemeen gevaar voor goederen en/of aanpalende percelen te duchten is en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
c) Naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij heeft Wonen Weert [X.] bij brief van 3 augustus 2009 aangekondigd dat ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van de woning gevorderd zal worden en hem in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst zelf op te zeggen. Van die gelegenheid heeft [X.] geen gebruik gemaakt.
4.2 Wonen Weert heeft daarop de onderhavige procedure geëntameerd. Wonen Weert heeft in deze procedure (onder meer) gesteld dat [X.] en [Y.] gezien de aangetroffen hennepkwekerij tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst en op grond daar van ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [X.] en [Y.] tot ontruiming van het gehuurde gevorderd. [X.] en [Y.] hebben hiertegen aangevoerd dat er geen sprake was van een in werking zijnde hennepkwekerij en van diefstal van stroom. Het politierapport is volgens [X.] en [Y.] onvolledig en de conclusie ervan dat er puur vanwege de aanwezigheid van stekjes en de nodige apparatuur sprake was van een in werking zijnde plantage voorbarig en onjuist. De materialen waren door een bevriende relatie in de woning ondergebracht; [X.] had deze relatie verzocht de materialen weer op te halen. Verder hebben zij aangevoerd dat [Y.] niet de op hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Ten slotte beroepen [X.] en [Y.] zich op het gelijkheidsbeginsel nu Wonen Weert in een andere situatie na het aantreffen van hennepkwekerijen in [plaatsnaam] heeft afgezien van ontruiming.
4.3 In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter deze verweren van [X.] en [Y.] verworpen en de huurovereenkomst ontbonden met veroordeling van [X.] en [Y.] om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, een en ander met veroordeling van [X.] en [Y.] in de proceskosten en met afwijzing van het meer of anders gevorderde. De grieven van [X.] en [Y.] betreffen het aantreffen van de hennepkwekerij en de gevolgen daarvan (grieven 1 tot en met 4), het verworpen beroep op het gelijkheidsbeginsel (grief 5) en de proceskostenveroordeling (grief 6). Het hof zal deze onderwerpen achtereenvolgens bespreken.
4.4 [X.] en [Y.] benadrukken in hun memorie van grieven dat volgens hen geen sprake was van een bedrijfsmatige hennepkwekerij, dat de kwekerij niet in werking was en dat er geen stroomtoevoer was. Zij bieden daaromtrent bewijs aan. Naar het oordeel van het hof verliezen [X.] en [Y.] hierbij uit het oog dat ook indien zou komen vast te staan dat de onderdelen ‘Aantreffen hennepkwekerij’ en ‘Diefstal stroom’ van het hiervoor aangehaalde politierapport niet (geheel) juist zouden zijn weergegeven, waarvoor overigens vooralsnog geen concrete aanwijzingen bestaan, dat dan in ieder het niet betwiste gedeelte ‘Beschrijving indeling pand’ over het aantreffen van materialen op de zolderverdieping als niet betwist overeind blijft. De hierin opgenomen bevindingen laten maar één conclusie toe, namelijk dat op de zolderverdieping van de woning een hennepkwekerij aanwezig was. De omvang hiervan gaat het strafrechtelijk gedoogde aantal van vijf planten voor eigen gebruik onmiskenbaar te boven, zodat daaraan geen argumenten zijn te ontlenen. Of al dan niet sprake was van overlast in enigerlei vorm is bij deze stand van zaken niet relevant. De bestemming van de woning is uitsluitend woonruimte. Uit het voorhanden zijn in de woning van een hennepkwekerij als door de politie aangetroffen blijkt dat [X.] en [Y.] hebben gehandeld in strijd met die bestemming van de woning en in strijd met goed huurderschap. Daarmee hebben zij gehandeld in strijd met de verplichtingen die voor hen voortvloeien uit de huurovereenkomst met Wonen Weert. In dit verband is niet relevant dat [Y.] in de periode voorafgaande aan het optreden van de politie geruime tijd elders heeft verbleven. Op het moment dat de hennepkwekerij werd aangetroffen, was zij medehuurder en woonde zij in de woning.
4.5 Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. In dit geval staat de tekortkoming vast, terwijl hetgeen door [X.] en [Y.] naar voren is gebracht, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, naar het oordeel van het hof niet meebrengt dat de uitzondering van artikel 6:265 lid 1 BW zich voordoet. Door [X.] en [Y.] is overigens in dit verband niet betwist dat Wonen Weert tegenover haar huurders voldoende duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat het aantreffen van een hennepkwekerij zou leiden tot maatregelen als waartoe Wonen Weert in dit geval is overgegaan. Partijen hebben over en weer verwezen naar uitspraken die volgens hen de door hen ingenomen standpunten ondersteunen. De situaties die in die uitspraken aan de orde zijn, verschillen op onderdelen van de situatie in dit geval, zodat daaraan niet zonder meer argumenten zijn te ontlenen. Het oordeel van het hof over de kwestie die hier nu aan de orde is, heeft het hof in het vorenstaande verwoord. De consequentie daarvan is dat de grieven 1 tot en met 4 worden verworpen.
4.6 Grief 5 betreft het beroep van [X.] en [Y.] op het gelijkheidsbeginsel. Wonen Weert heeft erkend dat in het door hen aangegeven geval niet tot ontruiming is overgegaan. Wonen Weert stelt zich op het standpunt dat in dat geval sprake was van een situatie waarbij de openbare orde tot het volgen van een ander traject heeft genoopt. Daarmee heeft Wonen Weert naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat in het geval waar [X.] en [Y.] zich op beroepen sprake was van een bijzondere situatie. Dit wordt, zoals de kantonrechter terecht heeft opgemerkt, ondersteund door de producties die [X.] en [Y.] in eerste aanleg in het geding hebben gebracht en waaruit blijkt dat Wonen Weert het in dat geval niet alleen voor het zeggen had. Aan [X.] en [Y.] kan enerzijds worden toegegeven dat het beleid van Wonen Weert op het gebied van hennepkwekerijen aan geloofwaardigheid inboet wanneer het niet consequent wordt toegepast, maar anderzijds gaat het te ver om van Wonen Weert te eisen dat dit beleid zonder meer in alle gevallen wordt toegepast zonder dat met de bijzondere omstandigheden van het geval rekening wordt gehouden. Grief 5 wordt verworpen.
4.7 Naast de overige grieven heeft grief 6 geen zelfstandige betekenis, zodat ook deze wordt verworpen. Voor het overige zijn door [X.] en [Y.] geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden zodat hun bewijsaanbod als niet relevant wordt gepasseerd.
4.8 Nu alle grieven zijn verworpen, wordt het vonnis waarvan beroep bekrachtigd met veroordeling van [X.] en [Y.] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X.] en [Y.] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Wonen Weert begroot op € 263,= aan vast recht en op € 894,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Meulenbroek en Van Ham en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 maart 2011.