ECLI:NL:GHSHE:2011:BP9916

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.072.776
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brants
  • J. Lamers
  • A. Smeenk-van der Weijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en betwisting van huwelijksdatum en -plaats met betrekking tot de betrouwbaarheid van verklaringen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de echtscheiding tussen twee partijen, die zowel de Nederlandse als de Afghaanse nationaliteit bezitten. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken, waarbij werd vastgesteld dat partijen op 28 april 1989 te Kabul (Afghanistan) zijn gehuwd en dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man betwist echter de door de vrouw gestelde huwelijksdatum en -plaats, en stelt dat het huwelijk niet als wettig kan worden aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2011 zijn beide partijen gehoord, waarbij de man werd bijgestaan door een waarnemend advocaat en een geregistreerde tolk.

Het hof heeft kennisgenomen van eerdere processtukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en correspondentie van de advocaat van de man. De vrouw heeft volhard in haar verzoek tot echtscheiding, terwijl de man zijn verweer heeft gebaseerd op de betwisting van de huwelijksdatum en de betrouwbaarheid van de huwelijksbescheiden. Het hof heeft vastgesteld dat de man inconsistent en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het huwelijk, wat de betrouwbaarheid van zijn verweer ondermijnt.

Het hof concludeert dat, ondanks het ontbreken van formele huwelijksbescheiden, de inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie voldoende bewijs biedt voor de huwelijksdatum en -plaats zoals door de vrouw gesteld. Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat partijen sinds december 2009 niet meer samenwonen, oordeelt het hof dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof wijst het hoger beroep van de man af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 29 maart 2011
Zaaknummer: HV 200.072.776/01
Zaaknummer eerste aanleg: 210878/ FA RK 09-4672
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.W. Leseman,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Drenth.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 1 juni 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 september 2010, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zonodig onder aanvulling of verbetering van rechtsgronden, de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar inleidende verzoek alsnog af te wijzen.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 6 oktober 2010, heeft de vrouw verzocht de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het hoger beroep ongegrond te verklaren.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 februari 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. D.P.J. van der Putten als waarnemer van mr. Leseman;
- de vrouw, bijgestaan door mr. M. Drenth.
De man werd tevens bijgestaan door een geregistreerde tolk, de heer W. Hayat.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 19 mei 2010;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 11 oktober 2010.
3. De beoordeling
3.1. Op verzoek van de vrouw heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
Daartoe overwoog de rechtbank – samengevat – dat genoegzaam vast staat dat partijen op 28 april 1989 te Kabul (Afghanistan) zijn gehuwd en dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.2. De man kan zich met die beslissing niet verenigen. Hij betwist niet dat partijen zijn gehuwd maar betwist de aanname van de rechtbank - wegens het ontbreken van formele bescheiden - dat partijen zijn gehuwd op 28 april 1989 te Kabul (Afghanistan). De man betwist voorts de duurzame ontwrichting van het huwelijk.
3.3. Het hof overweegt het volgende.
3.3.1. Partijen bezitten beiden zowel de Nederlandse als de Afghaanse nationaliteit. Als onbetwist staat tussen partijen vast dat zij zijn gehuwd, Nadat de man zich in 1999 heeft gevestigd in Nederland, is de vrouw in het kader van gezinshereniging in 2003 eveneens in Nederland komen wonen.
Uit het huwelijk van partijen zijn geen kinderen geboren.
3.3.2. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de bevoegdheid en het toepasselijk recht over.
3.3.3 De man betwist de door de vrouw gestelde huwelijksdatum en -plaats. Op welke datum partijen wel zijn gehuwd weet de man zich niet te herinneren. Niet de man maar de vrouw zou beschikken over het huwelijksboekje. De man heeft het bericht bereikt dat de vrouw het huwelijksboekje zou hebben verbrand dan wel dat het boekje is achtergebleven bij de vader van de vrouw in Afghanistan. Ter zitting bij het hof heeft de man een nieuw element aan zijn verweer toegevoegd in die zin dat hij heeft verklaard dat het huwelijk is gesloten naar plaatselijk gebruik en niet als een wettig gesloten huwelijk kan worden aangemerkt.
De vrouw verklaart nimmer de beschikking te hebben gehad over de huwelijksbescheiden. Zij ontkent dat er sprake is geweest van een huwelijk naar plaatselijk gebruik en zij stelt dat er ook een huwelijksakte is. Deze akte en ook overige officiële bescheiden zijn steeds in het bezit van de man geweest.
3.3.4. Vast staat dat de vrouw naar Nederland is gekomen in het kader van gezinshereniging. Gelet op de voorwaarden die de Nederlandse Staat aan gezinshereniging stelt moet worden aangenomen dat de man met officiële bescheiden heeft moeten aantonen dat hij met de vrouw in Afghanistan in het huwelijk is getreden.
Ter zitting heeft de man desgevraagd verklaard dat hij zich voor de aanvraag tot gezinshereniging, met de benodigde papieren, waaronder de huwelijksakte, heeft gewend tot de Immigratie- en Naturalisatiedienst in Breda en dat op basis van die gegevens toestemming tot de overkomst van de vrouw naar Nederland is verleend.
Bij gebreke van huwelijksbescheiden in onderhavige procedure dient, onder de geschetste omstandigheden, de inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Tilburg - inhoudende dat partijen zijn gehuwd op 28 april 1989 te Kabul (Afghanistan) - als voldoende bewijs van een tussen partijen wettig gesloten huwelijk te worden aangemerkt.
Eén en ander geldt temeer nu de man niet consistente en deels tegenstrijdige verklaringen omtrent het huwelijk met de vrouw heeft afgelegd die door het hof als niet betrouwbaar worden beoordeeld.
Op grond van het vorenstaande gaat het hof, evenals de rechtbank, er vanuit dat partijen op de door de vrouw gestelde datum en plaats zijn gehuwd, te weten 28 april 1989 te Kabul (Afghanistan).
3.3.5. Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op juiste gronden heeft geoordeeld dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw gemotiveerd gepersisteerd bij haar verzoek tot echtscheiding. Zij wil absoluut niet verder met de man. Tijdens de laatste twee jaren van hun samenwoning beschikten partijen over gescheiden slaapkamers en sedert een jaar is er geen sprake meer van samenwoning.
Gelet op het vorenstaande is sprake van een situatie waarbij de ene echtgenoot onder aanvoering van gronden stelt en (ook na tijdsverloop) blijft stellen dat zij, hoe dan ook, niet meer met de andere echtgenoot kan samenleven. Dit dient te worden opgevat als een zeer ernstige aanwijzing dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Op grond van het vorenstaande, mede in aanmerking nemende dat partijen sinds december 2009 niet meer samenwonen, dient het huwelijk van partijen naar het oordeel van het hof als duurzaam ontwricht te worden aangemerkt. Uitzicht op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen ontbreekt. Hetgeen door de man hieromtrent is aangevoerd doet aan dit oordeel niet af.
3.3.6. Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Breda van 1 juni 2010 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Brants, Lamers en Smeenk-van der Weijden en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2010.