ECLI:NL:GHSHE:2011:BP9621

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.039.186
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schaik-Veltman
  • F. Fikkers
  • A. van Craaikamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van feitelijk leidinggevende bij verkoop van een tweedehands auto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [X.] tegen [A.], [B.] en [C.] naar aanleiding van de verkoop van een tweedehands Ford Mondeo door Dealerplan Nederland, vertegenwoordigd door [A.]. [X.] heeft de auto gekocht voor € 8.600,--, maar kwam er later achter dat de kilometerstand was teruggedraaid en dat de beloofde garantie niet kon worden nagekomen. De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van [X.] tegen Eurodelta Europe Ltd. afgewezen omdat deze failliet was verklaard. De rechtbank ontbond de koopovereenkomst met Bentolux wegens non-conformiteit en veroordeelde Bentolux tot betaling van € 242,-- en restitutie van € 8.300,--. In hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat [A.] feitelijk leidinggevende was bij Bentolux en dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door [X.] niet te informeren over de onmogelijkheid om de garantie te verlenen. Het hof heeft de schade van [X.] vastgesteld op € 2.000,-- en heeft de wettelijke rente toegewezen. De vorderingen tegen [B.] en [C.] zijn afgewezen, omdat [X.] onvoldoende bewijs had geleverd voor hun betrokkenheid. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en [A.] veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan [X.].

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.039.186
arrest van de tweede kamer van 22 maart 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.J.J.A. van Zeijl,
tegen:
1. [A.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.J. Moll,
2. [B.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen,
3. [C.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 15 september 2009 in het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond onder nummer 88477/HA ZA 08-587 gewezen vonnis van 11 maart 2009.
5 Het tussenarrest van 15 september 2009
Bij genoemd arrest is een comparitie van partijen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6 Het verdere verloop van de procedure
6.1. Op 6 november 2009 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal met de daaraan gehechte bijlagen bevindt zich bij de stukken.
6.2.1. [X.] heeft vervolgens, onder overlegging van een productie, vijf grieven (waaronder tweemaal een grief genummerd II) tegen het beroepen vonnis geformuleerd en geconcludeerd tot, uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van het vonnis van 11 maart 2009 en tot alsnog toewijzing van zijn vorderingen met veroordeling van [A.] c.s. in de kosten van beide instanties.
6.2.2. Geïntimeerde sub 1, [A.], heeft onder overlegging van een productie voor antwoord geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [X.] en tot veroordeling van [X.] in de kosten van het hoger beroep.
6.3. Vervolgens heeft [X.] de gedingstukken overgelegd en hebben partijen uitspraak gevraagd.
7 De verdere beoordeling
7.1.1. In overweging 2.1-2.4. heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. In hoger beroep gaat het om het volgende.
[X.] heeft naar aanleiding van een internetadvertentie over een Ford Mondeo, vraagprijs € 7.950,-- bouwjaar (05) 2002, drie maanden garantie, op 24 december 2006 de autoshowroom van Dealerplan Nederland in [vestigingsplaats 1.] bezocht. [X.] heeft toen een proefrit gemaakt met de Ford Mondeo (hierna: de auto). Hij heeft van de daar toen aanwezige verkoper ([A.]) de auto, met zes maanden garantie, gekocht voor de koopprijs van € 8.600,--. Hij heeft € 1.000,-- aanbetaald.
7.1.2. Op 3 februari 2007 heeft [X.] de auto opgehaald en € 7.600,-- contant betaald. Hij ontving van de aanwezige verkoper (niet zijnde [A.]) een factuur met als datum 12 januari 2007. De koopprijs stond daarop vermeld als € 8.300,--. De contante betaling door [X.] is op deze factuur aangetekend met de woorden “voldaan per kas” (prod. 3 akte overlegging prods. d.d. 27 augustus 2008).
7.1.3. Op 19 februari 2007 heeft [X.] de auto voor een bedrag van € 242,-- laten repareren bij een andere garage (prod. 4 akte prods.).
7.1.4. In april 2007 heeft [X.] de kilometerstand van de auto laten controleren aan de hand van de Nationale Auto Pas. Toen bleek dat de tellerstand in 2004/2005 was teruggedraaid met 89.582 kilometer (van 155789 kilometer naar 66207 kilometer) (prod. 5 akte prods.).
7.1.5. [X.] heeft op 31 juli 2007 Dealerplan Nederland als verkoper aangeschreven. Blijkens de inschrijving bij de kamer van koophandel (prod. 10 akte prods) was Dealerplan Nederland sinds 2 december 2003 de handelsnaam van Eurodelta Europe Ltd gevestigd te [vestigingsplaats 2.], Verenigd Koninkrijk. Director van Eurodelta Europe Ltd was [B.] (thans geïntimeerde sub 2).
7.1.6. Op 8 oktober 2007 antwoordde Eurodelta Europe Ltd dat zij sinds 1 februari 2007 “officieel” (ingeschreven per 16 januari 2007) deze handelsnaam (doch niet de verplichtingen) had overgenomen van Bentolux Ltd. (hierna: Bentolux). Een “overname overeenkomst” tussen Eurodelta Europe Ltd. en Bentolux is overgelegd als prod. 3 bij prod. 21.
Blijkens een inschrijving bij de kamer van koophandel (prod. 17 akte prods) was Bentolux Holding Ltd sinds 17 april 2002 enig aandeelhouder van Bentolux. Gevolmachtigd directeur van Bentolux Holding Ltd was [C.] (geïntimeerde sub 3).
[X.] heeft onder meer op 16 oktober 2007 Bentolux aangeschreven in verband met de aan de auto geconstateerde gebreken, doch zonder resultaat.
7.1.7. [X.] heeft in eerste aanleg Bentolux, Eurodelta Europe Ltd., [A.], [B.] en [C.] in rechte betrokken en onder meer gevorderd primair ontbinding van de koopovereenkomst wegens non-conformiteit, subsidiair vernietiging op grond van bedrog, meer subsidiair vernietiging op grond van dwaling, met veroordeling van gedaagden ieder afzonderlijk tot betaling van € 242,-- en € 8600,-- met rente en kosten. Alleen [A.] is verschenen en heeft verweer gevoerd.
De rechtbank heeft [X.] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen jegens Eurodelta Europe Ltd. omdat deze voor het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg failliet was verklaard. De koopovereenkomst met Bentolux werd ontbonden op grond van non-conformiteit. Kort gezegd werd Bentolux, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling van € 242,--, tot restitutie van € 8.300,-- en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 750,--, met veroordeling van Bentolux in de proceskosten. De overige vorderingen tegen Bentolux en de vorderingen tegen [A.], [B.] en [C.] werden afgewezen met veroordeling van [X.] in de proceskosten.
7.1.8. In hoger beroep is komen vast te staan dat Bentolux en Bentolux Holding Ltd. inmiddels zijn opgeheven.
De vorderingen tegen [A.]
7.2.1. Grief I en II zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de jegens [A.] ingestelde vorderingen. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
De verwijten die [X.] in hoger beroep aan [A.] maakt zijn als volgt samen te vatten.
[A.] was de persoon die aan [X.] de auto heeft verkocht. [A.] was voorts (feitelijk) leidinggevende van verkoper Bentolux. [A.] wist dat de garantie die hij ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst namens Bentolux aan [X.] beloofde een wassen neus was, omdat Bentolux op zeer korte termijn die garantie niet meer zou kunnen verlenen en de garantieverplichtingen ook niet aan een derde zouden worden overgedragen. Toch liet [A.] toe dat [X.] de restantkoopprijs betaalde op een moment dat de beloofde garantie al niet meer kon worden verleend. [A.] wist dat [X.] aan deze garantie behoefte zou hebben in verband met de vele, bij [A.] bekende, gebreken aan de auto. Door aldus te handelen heeft [A.] onrechtmatig jegens [X.] gehandeld, aldus [X.].
7.2.2. [A.] heeft zich primair tegen de vorderingen van [X.] verweerd door erop te wijzen dat hij slechts een werknemer was van Bentolux en dus niet verantwoordelijk was voor de slechte staat van de auto en evenmin voor de op handen zijnde overname (waar [A.] naar eigen zeggen ook niets van af wist).
[X.] heeft deze stelling betwist door te wijzen op de navolgende feiten en omstandigheden:
- [A.] heeft de overname overeenkomst tussen Eurodelta Europe Ltd. en Bentolux namens Bentolux getekend op 17 januari 2007 (prod. 3 bij prod. 21);
- bij een comparitie van partijen op 2 februari 2007 in een procedure voor de rechtbank Breda tussen [Y.] en Bentolux Ltd. verscheen [A.] namens Bentolux en staat hij op het voorblad van het proces-verbaal van de comparitie als directeur van Bentolux vermeld (prod 3 bij CnA Hof);
- [A.] stond in het Company Register in het Verenigd Koninkrijk ingeschreven als secretary van Bentolux (prod. 1 bij CnA Hof);
- bestuurder/director van Bentolux was blijkens inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel en in het Company Register Bentolux Holding Ltd. (prod. 17 resp. prod. 1 CnA Hof). [A.] was in het Company Register ingeschreven als Company Secretary en zijn echtgenote [D.] als Director van Bentolux Holding Ltd (prod. 38).
7.2.3. Het hof ziet in de door [X.] aangevoerde feiten en omstandigheden voldoende aanwijzingen voor de aanname dat [A.] veel nauwer bij Bentolux betrokken was dan hij thans stelt. Hiertegenover heeft [A.] niets meer aangevoerd dan zijn blote stelling dat hij slechts werknemer was. [A.] heeft geen arbeidsovereenkomst, loonstroken, belastingaangiften en wat dies meer zij overgelegd om zijn stelling nader te adstrueren. Evenmin biedt hij ter zake gespecificeerd bewijs aan. Het hof gaat er derhalve van uit dat [A.] had te gelden als feitelijk leidinggevende binnen Bentolux.
7.3.1. [A.] ontkent dat hij op 24 december 2006, toen de koopovereenkomst met de [X.] werd gesloten, wist dat de onderneming van Bentolux, zonder de met haar klanten overeengekomen garanties, aan Eurodelta Europe Ltd. zou worden overgedragen. Hij heeft echter geen enkele verklaring gegeven voor het feit dat zijn naam en handtekening zeer kort daarna, namelijk op 17 januari 2007 figureren op de overnameovereenkomst. Evenmin heeft hij een verklaring gegeven voor het feit dat de door Bentolux opgemaakte factuur voor [X.] reeds op 12 januari 2007 was opgemaakt. De veronderstelling van [X.] dat dit gebeurd moet zijn om de factuur nog van voor 17 januari 2007 te laten dateren – waardoor de met [X.] overeengekomen service en garantie in het niet overgenomen deel van Bentolux achterbleef – heeft [A.] niet gemotiveerd weersproken. Hij heeft verder ook niet gesteld dat niet hij, maar een andere werknemer van Bentolux de factuur heeft opgemaakt.
7.3.2. Door Eurodelta Europe Ltd. zijn de lopende contracten en de aanwezige handelsvoorraden niet overgenomen. Hieruit valt af te leiden dat Eurodelta Europe Ltd op 3 februari 2007, met gebruikmaking van de reeds door Bentolux opgemaakte factuur, ten behoeve van Bentolux de levering van de auto aan [X.] heeft verricht, en ten behoeve van Bentolux de koopprijs in ontvangst heeft genomen. Het had op de weg van Bentolux, als verkoper, gelegen om [X.] toen de informeren over de overname van een deel van de onderneming van Bentolux aan Eurodelta Europe Ltd, en over het feit dat Bentolux per
17 januari/1 februari 2007 geen onderneming meer dreef.
7.3.3. [A.], als feitelijk leidinggevende binnen Bentolux en als degene die (omdat hijzelf de overname overeenkomst had getekend namens Bentolux) wist dat Bentolux per 17 januari/1 februari 2007 geen onderneming meer dreef, had ervoor zorg moeten dragen dat deze informatie op 3 februari 2007 aan [X.] werd gegeven. Dit klemt temeer nu vaststaat dat [X.] een hogere prijs dan de oorspronkelijke vraagprijs heeft betaald, juist omdat hij van Bentolux - in de persoon van [A.] - een garantie van 6 maanden in plaats van 3 maanden kreeg. Door hier geen zorg voor te dragen is het aan Bentolux als verkopende partij, maar ook aan [A.] als feitelijk leidinggevende van Bentolux te verwijten dat [X.] een auto geleverd kreeg waarop in feite geen garantie meer werd gegeven.
7.3.4. De schade die [X.] hierdoor geleden heeft, bestaat in ieder geval uit de kosten die [X.] heeft moeten maken voor reparatie ad € 242,--. Voorts is een schadepost, welke door garantie in ieder geval ten dele zou zijn opgelost, de te hoge koopprijs die [X.] heeft betaald nu de auto een veel hoger kilometrage bleek te hebben dan [X.] veronderstelde (en ook mocht veronderstellen) en gezien de vele geconstateerde gebreken aan de auto. Het hof zal de schade van [X.] dienaangaande ex aequo et bono begroten op € 2.000,--. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen vanaf 19 februari 2007 resp. 24 december 2006 toen de schades door [X.] in zijn vermogen zijn geleden.
De vorderingen tegen [B.] en [C.]
7.4.1. Grief III (genaamd II) is gericht tegen de afwijzing van de vorderingen op [B.] en [C.]. De rechtbank heeft overwogen dat [X.] onvoldoende heeft gesteld te dien aanzien.
7.4.2. In hoger beroep heeft [X.] ter toelichting op zijn grief nog steeds onvoldoende gesteld waarom de verwijten, hierboven geparafraseerd weergegeven in r.o. 7.2.1, ook [B.] en [C.] zouden gelden. Het enkele feit dat [B.] of [C.] (uit de stukken van de eerste aanleg blijkt dat [X.] er niet zeker van is, wie het was) ten behoeve van Bentolux de koopprijs heeft ontvangen, maakt niet dat aan hen terzake het wegvallen van de met Bentolux overeengekomen garantie een verwijt kan worden gemaakt. Zulks heeft ook te gelden voor het feit dat [B.] bestuurder was van Eurodelta Europe Ltd. en [C.] bestuurder was van Bentolux (na de overname).
7.4.3. De grief faalt derhalve.
7.5. Grief IV (genaamd III) klaagt over de door de rechtbank gehanteerde aanvangstermijn van de wettelijke rente. Daarbij voert [X.], naar hij in de toelichting op deze grief kenbaar heeft gemaakt, deze grief alleen aan ten aanzien van de in dit hoger beroep betrokken geïntimeerden. Deze grief slaagt ten aanzien van de tegen [A.] toe te wijzen vordering. In r.o. 7.3.4. heeft het hof reeds een oordeel over de ingangsdatum van die wettelijke rente gegeven.
7.6.1. Grief V (genaamd IV) klaagt over de proceskostenveroordeling. In hoger beroep zijn de vorderingen van [X.] jegens [C.] en [B.] afgewezen, zodat ten aanzien van deze geïntimeerden de proceskosten van het hoger beroep, ten laste van [X.] komen. Gelijk in de eerste aanleg zal het hof deze kosten op nihil begroten. Voor wat betreft [A.] heeft te gelden dat [X.] in zijn vorderingen jegens [A.] grotendeels in het gelijk is gesteld, zodat zijn grief op dit punt dient te slagen.
7.6.2. Het beroepen vonnis zal worden bekrachtigd voor wat betreft de vorderingen tegen [B.] en [C.]. Voor wat betreft de vorderingen tegen [A.] zal het vonnis worden vernietigd en zal opnieuw worden beslist als na te melden.
7.6.3. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
8 De uitspraak
Het hof:
vernietigt het beroepen vonnis, voor zover dit is gewezen tussen [X.] en [A.];
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [A.] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X.] te betalen het bedrag van € 2.000,- met de wettelijke rente daarover vanaf 24 december 2006 tot aan de dag der algehele voldoening en het bedrag van € 242,-- met de wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde;
bekrachtigt ten aanzien van [B.] en [C.] het beroepen vonnis;
veroordeelt [X.] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [B.] en [C.], welke kosten worden begroot op nihil;.
veroordeelt [A.] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [X.] in eerste aanleg worden begroot op € 374,80 aan verschotten en € 768,-- aan salaris advocaat en in hoger beroep op € 504,98 aan verschotten en € 1.896,-- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Fikkers en Van Craaikamp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 maart 2011.