[appellante] is maandag 26 april 2010 niet op kantoor verschenen. Partijen hebben ter zitting in hoger beroep aangegeven dat zij die dag telefonisch contact met elkaar hebben gehad. [geïntimeerde] heeft [appellante] die dag op staande voet ontslagen. De ontslagbrief - waarvan partijen ter zitting in hoger beroep hebben verklaard dat deze op 26 april 2010 is verstuurd - luidt als volgt (productie 5 bij inleidende dagvaarding):
“Op 20 april 2010 hebt u zich met een sms-bericht ziek gemeld. In uw sms-bericht van 20 april 2010 geeft u aan dat u buikgriep hebt en dat u echt ziek bent. Dat zijn trouwens uw woorden.
Ik heb u direct ziek gemeld en aan de bedrijfsarts doorgegeven dat u met ingang van 20 april 2010 ziek bent.
Vervolgens heb ik u vrijdag 23 april 2010 opgebeld om te informeren naar de stand van zaken. Mijn telefoon werd niet beantwoord. Ik heb u vervolgens een sms-bericht verzonden met het verzoek contact met mij op te nemen en mij te informeren wanneer u denkt dat u hersteld bent.
U hebt mij vervolgens direct een sms-bericht terugverzonden waarin staat dat u maandag 26 april 2010 met uw werkzaamheden gaat beginnen. Vervolgens heeft u mij teruggebeld. In ons telefoongesprek gaf u aan dat u uw telefoon niet had gehoord. Op mijn vraag hoe u zich voelde antwoordde u dat u zich beter voelde. Op mijn vraag of het juist was dat u aanstaande maandag zou gaan beginnen antwoordde u dat dit juist is en dat u maandag met uw werk zou gaan beginnen. Wij hebben elkaar een goed weekend toegewenst en afgesproken dat wij elkaar maandag op de werkvloer zullen zien.
Vervolgens heb ik u maandag in de ochtend beter gemeld. Op maandag 26 april 2010 om 9:30 heb ik de heer R. Aboukir gebeld en geïnformeerd of u op kantoor was en hij antwoordde mij dat u niet op kantoor was.
Ik arriveerde omstreeks 9:50 op kantoor en ik heb geconstateerd dat u niet aanwezig was. Ik had het vermoeden dat u vertraging had en/of dat u niet op tijd was.
Ik heb u om 11:33 opgebeld om te informeren wat aan de hand is en waarom u niet conform de afspraak op kantoor bent verschenen. Mijn telefoon werd niet beantwoord.
Tot 12 uur hedenmiddag, 26 april 2010, heb ik helemaal niets uwerzijds mogen vernemen.
Aangezien u zich op vrijdag 23 april 2010 beter had gemeld en aangegeven had dat u maandag 26 april 2010 zou komen werken, ga ik ervan uit dat u niet ziek bent. U had zich trouwens ook na vrijdag 23 april 2010 niet ziek gemeld.
U bent eerder tijdens kantooruren, zonder enige melding, afwezig geweest waarvoor ik u bij brief van 5 maart 2010 uitdrukkelijk heb gewaarschuwd.
Vervolgens heb ik heden geconstateerd dat u een eigen juridisch adviesbedrijf drijft onder de naam “Legal Business Services”, LBS, kvk-nummer [kvk-nummer] met als bedrijfsomschrijving ‘het verlenen van internationale juridische dienstverlening voor internationale ondernemingen.’ Tevens is mij gebleken dat u recentelijk namens uw bedrijf LBS actief bent geweest op de Offshore Arabia 2010 in Dubai. U heeft mij nooit op de hoogte gesteld van het bestaan van uw bedrijf en uw werkzaamheden voor dit bedrijf. Gelet hierop hebt u op onrechtmatige wijze concurrerende werkzaamheden verricht en daarmee de belangen van uw werkgever geschaad.
Ten slotte hebt u zich op internet als advocaat, en met het gebruik van mijn handelsnaam en mijn kantoornaam, naar buiten toe gepresenteerd. Voorgaande vormt een onrechtmatige handeling / misleidende reclame / oplichting en bedrog. Voorgaande feiten zijn min of meer strafbare feiten. Daarnaast hebt u daarmee inbreuk gedaan op mijn handelsnaam en op mijn reputatie. Ik zal u hiervoor aansprakelijk stellen. Mijn schadeclaim zal u in de loop van de maand mei 2010 bereiken.
Gelet op de bovengenoemde feiten zowel afzonderlijk als in samenhang heb ik u wegens dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW bij deze op staande voet ontslagen.
De dringende reden bestaan uit
Artikel 7:678 lid 1 onaanvaardbare gedraging(en)
Uw onaanvaardbare daden en/of gedrag welke bij de eerste waarschuwing d.d. 5 maart 2010 en tweede waarschuwing d.d. 15 april 2010 zijn aangegeven, immers het regelmatig te laat, niet op tijd, naar kantoor komen. De afwezigheid, zonder toestemming, tijdens kantooruren en de overige feiten waarvoor u reeds bent gewaarschuwd. Dit vormt in samenhang gedraging(en) in de zin van artikel 7:678 lid 1 die ten gevolge heeft, hebben, dat van mij als werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
Artikel 7:678 lid 2 onder D BW bedrog
U hebt zich op internet naar buiten toe gepresenteerd als afgestudeerde in rechten, mr., (masteropleiding) en als beëdigd advocaat met ingang van 1 april 2010 en dat u bij mij op mijn kantoor als zodanig werkzaam bent. Sterker nog heeft u aangegeven dat u met de beroepsopleiding advocatuur met ingang van 1 april 2010 bent gestart. Ik neem het u zeer kwalijk dat u kennelijk reeds enige tijd concurrerende nevenarbeid verricht zonder dat u mijn schriftelijke toestemming daartoe hebt gekregen.
Redelijk bevel/opdracht hardnekkige weigering artikel 7:678 lid 2 onder J BW
Daarnaast heb ik u herhaaldelijk bevolen en voldoende gewaarschuwd om op tijd op de werkvloer te verschijnen en niet te laat naar kantoor te komen. U blijft hardnekkig weigeren aan dit redelijke bevel/opdracht te voldoen. Dat vormt een dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 2 aanhef onder J BW.
Grovelijk uw plichten veronachtzamen artikel 7:678 lid 2 onder K
Ik verwijs u naar de feiten genoemd bij de eerste en tweede waarschuwingsbrief. Daarnaast verwijs ik u naar het feit van maandag 26 april 2010. U komt niet naar kantoor, terwijl u geacht wordt op tijd te komen. U hebt geen melding gedaan van uw dringende reden om niet te komen werken. U hecht geen enkele waarde aan de arbeidsovereenkomst met uw werkgever. Voorgaande zowel afzonderlijk als in samenhang vormen grovelijke veronachtzaming van uw plichten uit hoofde van de arbeidsovereenkomst.
Gelet daarop en op grond daarvan bent u bij deze en per omgaande op staande voet ontslagen.
Ik zal uw salaris tot en met 23 april 2010 uitbetalen waarna met alle spoed een afrekening zal volgen.”