ECLI:NL:GHSHE:2011:BP6666

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.050.309
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Waaijers
  • A. Walsteijn
  • K. Koster-Vaags
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over geheimhoudingsverplichtingen in arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Crescendo Investment Group Holding I B.V. tegen [X.] met betrekking tot de overtreding van geheimhoudingsverplichtingen die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst en een aanvullende geheimhoudingsverklaring. Crescendo heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen [X.] en in reconventie gevorderd dat het hof voor recht verklaart dat [X.] deze verplichtingen heeft geschonden. Het hof heeft de feiten van de zaak in detail onderzocht, waaronder de arbeidsovereenkomst van [X.] en de geheimhoudingsverklaring die hij heeft ondertekend in het kader van de beëindiging van de samenwerking tussen [Y.] en [Z.]. Crescendo stelt dat [X.] vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met [Z.], die deze informatie heeft gebruikt in een civiele procedure tegen [Y.].

Het hof heeft de argumenten van Crescendo beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat [X.] daadwerkelijk de geheimhoudingsverplichtingen heeft geschonden. Het hof heeft vastgesteld dat de stellingen van Crescendo niet voldoende onderbouwd zijn en dat de bewijslast niet is omgekeerd. De vorderingen van Crescendo in hoger beroep zijn afgewezen en het vonnis van de kantonrechter is bekrachtigd.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op geheimhoudingsverplichtingen en de verantwoordelijkheden van werknemers in dit kader. Het hof heeft Crescendo als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.050.309
arrest van de achtste kamer van 1 februari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap CRESCENDO INVESTMENT GROUP HOLDING I B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.W. Menkveld,
op het bij exploot van dagvaarding van 26 juli 2007 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch, gewezen vonnis van 5 juli 2007 tussen appellante - Crescendo - als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde - [X.] - als eiser in conventie, verweerder in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 445516, rolnummer 2372/06)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het in dezelfde procedure gewezen vonnis van 19 oktober 2006.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft Crescendo producties overgelegd, één grief aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep voor zover het de beslissing in reconventie betreft vernietigt en, kort gezegd, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de in reconventie ingestelde vordering alsnog toewijst en:
(i) voor recht verklaart dat [X.] het geheimhoudingsbeding in zijn arbeidsovereenkomst heeft overtreden;
(ii) voor recht verklaart dat [X.] de aanvullende geheimhoudingsverklaring ten aanzien van de beëindiging van de samenwerking tussen [Y.] en [Z.] heeft overtreden;
(iii) voor recht verklaart dat [X.] door bewust en opzettelijk de onder (i) en (ii) genoemde geheimhoudingsverklaringen te hebben overtreden, een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens Crescendo;
(iv) [X.] op straffe van een dwangsom veroordeelt tot nakoming van het onder (i) genoemde geheimhoudingsbeding;
(v) [X.] op straffe van een dwangsom veroordeelt tot nakoming van de onder (ii) genoemde geheimhoudingsverklaring;
(vi) [X.] op straffe van een dwangsom gelast alle gegevens en informatie die hij heeft meegenomen uit het Crescendo bedrijf te vernietigen;
(vii) [X.] veroordeelt tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
(viii) [X.] veroordeelt in de proceskosten in beide instanties.
2.2. [X.] heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben hun zaak doen bepleiten, Crescendo door mr. Dogan en [X.] door mr. Menkveld. Mr. Dogan heeft gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities.
2.4. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd op grond van de door Crescendo ten behoeve van het pleidooi overgelegde stukken.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grief verwijst het hof naar de memorie van grieven aan de zijde van Crescendo.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. Crescendo is een vastgoedbedrijf met als kernactiviteiten het beleggen in en ontwikkelen van vastgoed en vastgoedgerelateerde financiële producten. Tot de Crescendo Groep beho(o)r(d)en onder meer De Hoeven CV’s en NSAW.
4.1.2. Crescendo is opgericht door de heren [Y.] (hierna: [Y.]) en [Z.] (hierna: [Z.]). In 2001 ontstonden problemen tussen [Y.] en [Z.]. Zij hebben toen besloten om hun samenwerking te beëindigen. Op 29 juli 2003 is een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [Y.] [Z.] heeft uitgekocht. [Y.] en [Z.] zijn daarna in verschillende gerechtelijke procedures verwikkeld geraakt. [Z.] heeft zich daarin onder meer op het standpunt gesteld dat hij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst zou hebben gedwaald omtrent de waarde van de aandelen Crescendo. Van één van deze procedures is het hoger beroep thans bij dit hof aanhangig onder zaaknummer HD 200.073.370.
4.1.3. [X.] is op 1 april 1999 in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) Crescendo. Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van Hoofd Financiële Administratie. Hij verzorgde onder meer de administratie van De Hoeven CV’s en NSAW. Artikel 12 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst luidt als volgt (productie 1 bij inleidende dagvaarding):
“Zowel gedurende als na het eindigen van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer volstrekte geheimhouding betrachten ten aanzien van alle gegevens welke hem omtrent de werkgever en de activiteiten van de werkgever en met de werkgever gelieerde ondernemingen bekend zijn, voorzover deze gegevens een vertrouwelijk karakter hebben of aan hem terzake door de werkgever uitdrukkelijk geheimhouding is opgelegd.”
Deze bepaling zal hierna ook worden aangeduid als het geheimhoudingsbeding.
4.1.4. [X.] heeft de volgende verklaring ondertekend (productie 13 bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie):
“Met de heer [Z.] is door de heer [Y.] op 7 februari 2001 een overeenkomst getekend over beëindiging samenwerking [Y.] en [Z.] met daarin opgenomen de volgende geheimhoudingsverklaring:
‘Ieder der partijen zal zowel gedurende als na afloop van de onderhandelingen alle informatie die in het kader van deze onderhandelingen over de andere partij aan hem ter kennis komt, strikt geheim houden. Ieder der partijen zal bovendien die maatregelen treffen die nodig zijn om te bewerkstelligen dat ook zijn werknemers en adviseurs zich aan de in de vorige volzin bedoelde geheimhoudingsverplichting zullen houden.’
Deze geheimhoudingsverklaring is door de heer [Y.] aan ondergetekende integraal voorgelezen.
Zoals afgesproken, verklaart ondergetekende hierbij dat ondergetekende geheimhouding zal betrachten met betrekking tot alle informatie die hem ter beschikking wordt gesteld inzake de beëindiging van de samenwerking tussen de heren [Y.] en [Z.].
1. deze informatie en kennis niet bekend maken aan andere natuurlijke of rechtspersonen dan die medewerkers en adviseurs, die direct dan wel indirect betrokken zijn bij de beëindiging van genoemde samenwerking;
2. zich er van verzekeren dat iedereen, die kennis neemt van deze informatie, zich conformeert aan deze voorwaarden alsof hij/zij zelf partij is bij deze overeenkomst;
3. geen contact opnemen of op een andere wijze met relaties, management en medewerkers van de Crescendo Group spreken of op enige andere wijze communiceren zonder voorafgaande toestemming van de heer [Y.].
4. alle informatie die hem/haar in dit kader door de heer [Y.] schriftelijk dan wel mondeling is medegedeeld strikt persoonlijk en vertrouwelijk te behandelen.
Ondergetekende heeft geen verplichting tot geheimhouding van enige informatie of kennis welke:
1. openbaar is,
2. wettig is verkregen van derden.”
Deze verklaring zal hierna ook worden aangeduid als de geheimhoudingsverklaring.
4.1.5. [X.] is op 17 mei 2005 op non-actief gesteld omdat volgens Crescendo medio mei 2005 enkele onregelmatigheden in het handelen van [X.] waren gebleken. Bij beschikking van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch d.d. 18 augustus 2005 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 1 september 2005 wegens een verstoorde arbeidsrelatie onder toekenning aan [X.] van een vergoeding van € 33.000,-- bruto (productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie).
4.1.6. [X.] verricht(te) vanaf 2005 (via zijn vennootschap) werkzaamheden voor [Z.].
4.2.1. [X.] heeft in eerste aanleg een aantal bedragen van Crescendo gevorderd in verband met de eindafrekening van de arbeidsovereenkomst.
4.2.2. Crescendo heeft in reconventie gevorderd, kort gezegd, dat:
- voor recht wordt verklaard dat [X.] het geheimhoudingsbeding in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst en de geheimhoudingsverklaring zoals door hem ondertekend in het kader van de beëindiging van de samenwerking tussen [Y.] en [Z.] heeft overtreden;
- voor recht wordt verklaard dat [X.] door bewust en opzettelijk de hiervoor genoemde geheimhoudingsverklaringen te hebben overtreden, een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens Crescendo;
- [X.] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld tot nakoming van de hiervoor genoemde geheimhoudingsverklaringen;
- [X.] wordt veroordeeld tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- [X.] wordt veroordeeld tot betaling aan Crescendo van een voorschot op de door haar geleden en nog te lijden schade van € 250.000,--;
met veroordeling van [X.], zowel in conventie als in reconventie, in de proceskosten.
4.2.3. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 19 oktober 2006 - voor zover in deze relevant - in reconventie Crescendo toegelaten te bewijzen dat [X.] het geheimhoudingsbeding zoals opgenomen in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst, alsmede de geheimhoudingsverklaring zoals door [X.] ondertekend in het kader van de beëindiging van de samenwerking tussen [Y.] en [Z.], heeft overtreden.
4.2.4. De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep in conventie de vordering van [X.] grotendeels toegewezen en in reconventie de vordering van Crescendo afgewezen. Crescendo is zowel in conventie als in reconventie veroordeeld in de proceskosten.
4.3.1. Crescendo is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Uit de memorie van grieven onder 5 volgt dat het onderhavige hoger beroep uitsluitend betrekking heeft op de afwijzing door de kantonrechter van de vordering in reconventie van Crescendo en op de proceskostenveroordeling voor zover deze betrekking heeft op de reconventie. Crescendo heeft bij memorie van grieven haar vordering in reconventie enigszins gewijzigd. Het hof verwijst hiervoor naar overweging 2.1.
4.3.2. In de grief wordt opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat Crescendo onvoldoende overtuigend en genoegzaam bewijs heeft bijgebracht van haar stelling dat [X.] het geheimhoudingsbeding en de geheimhoudingsverklaring heeft overtreden. Crescendo betoogt dat [X.] vertrouwelijke informatie die hij tijdens zijn dienstverband met Crescendo en betreffende de beëindiging van de samenwerking tussen [Y.] en [Z.] heeft verkregen, naar buiten heeft gebracht en thans nog brengt door deze - onder meer - aan [Z.] te verstrekken. Crescendo maakt [X.] de volgende verwijten:
1. [X.] heeft [Z.] vertrouwelijke stukken bezorgd die [Z.] als bewijs in de civiele procedure tegen [Y.] in het geding heeft gebracht. Het gaat daarbij om:
- e-mail correspondentie tussen (onder andere) [X.] en [Y.] uit de periode 2003 en 2004, zoals overgelegd door [Z.] in de onder 4.1.2 bedoelde procedure als producties 7 t/m 10, 12 en 24 bij conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie (in dit geding overgelegd als productie 6 bij memorie van grieven);
- e-mail correspondentie tussen (onder andere) [X.] en [Y.] uit de periode 2003 en 2004, zoals overgelegd door [Z.] als producties 31 en 32 bij akte van 5 december 2007 (in dit geding overgelegd als productie 7 bij memorie van grieven);
- transcripten van telefoongesprekken van [Y.] met diverse personen, zoals overgelegd door [Z.] als producties 28A - 28E bij conclusie van repliek (in dit geding overgelegd als productie 8 bij memorie van grieven);
2. [X.] heeft met [Z.] inhoudelijk in zekere mate van detail over de gang van zaken bij Crescendo gesproken. Hij heeft [Z.] daarbij van vertrouwelijke informatie voorzien die voor [Z.] van nut was in diens procedure tegen [Y.];
3. [X.] werkt voor [Z.] aan de administratie van De Hoeven CV’s;
4. [X.] heeft - al dan niet op verzoek van [Z.] - de heer [A.], voormalig accountant van NSAW, benaderd met het verzoek om een afspraak tussen [A.], [X.] en [Z.] over de gang van zaken bij NSAW.
4.3.3. Het hof beoordeelt de grief als volgt. Het hof verwerpt allereerst de stelling van [X.] in de memorie van antwoord onder 6 dat Crescendo geen beroep kan doen op de geheimhoudingsverklaring nu deze alleen jegens [Y.] te gelden heeft. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking. [X.] heeft de betreffende verklaring ondertekend in zijn hoedanigheid van werknemer van Crescendo en vanwege zijn betrokkenheid bij de ontvlechting van de samenwerking tussen [Y.] en [Z.]. In de verklaring wordt de Crescendo Groep ook met zo veel woorden genoemd. Gelet op deze omstandigheden heeft [X.] naar het oordeel van het hof moeten begrijpen dat hij zich met deze geheimhoudingsverklaring ook tegenover Crescendo verbond.
4.3.4. Het hof verwerpt voorts het standpunt van [X.] in de memorie van antwoord (onder 7) dat de geheimhoudingsverplichting niet gold ten opzichte van [Z.]. [Z.] was de scheidend partner van [Y.] terwijl [X.] voor Crescendo en feitelijk voor [Y.] bleef werken. Naar het oordeel van het hof behoorde [X.] in deze omstandigheden te begrijpen dat de geheimhoudingsverklaring ook gold ten opzichte van [Z.].
4.3.5. Ten aanzien van de hiervoor onder 4.3.2 vermelde verwijten oordeelt het hof als volgt.
Ad 1. Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [X.] degene is geweest die de betreffende stukken (e-mails en transcripten van telefoon- gesprekken) aan [Z.] heeft gegeven. Concreet en overtuigend bewijs daarvan ontbreekt. Dit bewijs volgt niet uit de in eerste aanleg door [Z.] en [X.] afgelegde getuigenverklaringen, de (inhoud van de) betreffende stukken, of hetgeen over de contacten tussen [Z.] en [X.] is komen vast te staan. De omstandigheid dat [X.] op veel van de overgelegde e-mails als afzender of (één van de) geadresseerde(n) staat vermeld, is onvoldoende om te kunnen aannemen dat hij deze aan [Z.] heeft gegeven. De omstandigheid dat [X.] als getuige heeft verklaard dat hij soms zakelijke e-mailberichten naar zijn privéaccount heeft gestuurd, betekent voorts niet dat zulks met deze berichten ook is gebeurd en dat [X.] deze vervolgens aan [Z.] heeft doen toekomen. [X.] heeft dat gemotiveerd weersproken. De verklaring van [X.] dat sommige van de overgelegde e-mailberichten uit zijn mailbox afkomstig zijn, is onvoldoende om aan te nemen dat [X.] de vertrouwelijke stukken aan [Z.] heeft doen toekomen. Ten slotte verdient opmerking dat Crescendo niet heeft aangegeven welke passages uit de stukken in kwestie in haar visie van belang zijn. De ter pleidooizitting met betrekking tot één productie, als voorbeeld, gegeven toelichting is onvoldoende.
Ad 2: Crescendo stelt dat [X.] met [Z.] inhoudelijk over de gang van zaken bij Crescendo heeft gesproken en [Z.] daarbij van informatie heeft voorzien die voor hem van nut was in de procedure tegen [Y.]. Crescendo heeft echter onvoldoende aangegeven wat de inhoud van deze gesprekken is geweest en welke specifieke informatie daarbij door [X.] aan [Z.] zou zijn verschaft. Al om deze reden kan niet worden aangenomen dat [X.] in strijd met zijn geheimhoudings- plichten heeft gehandeld. Voor zover Crescendo zich op het standpunt heeft gesteld dat het [X.] op grond van het geheimhoudingsbeding en de geheimhoudingsverklaring in het algemeen verboden was om met [Z.] contact te hebben, verwerpt het hof dit standpunt.
Ad 3: Naar het oordeel van het hof leidt de enkele omstandigheid dat [X.] vanaf 2005 werkzaamheden voor [Z.] heeft verricht niet vanzelfsprekend tot de conclusie dat [X.] in strijd met zijn geheimhoudingsplichten heeft gehandeld. Het hof leidt uit de verklaringen van partijen ter zitting in hoger beroep het volgende af: Als werknemer van Crescendo verzorgde [X.] onder meer de administratie van De Hoeven CV’s. Na de beëindiging van de samenwerking tussen [Y.] en [Z.] werden De Hoeven CV’s aan [Z.] toegedeeld. [X.] is daarna doorgegaan met zijn werk voor De Hoeven CV’s, althans hij heeft dit werk na enige tijd hervat. Het is aan Crescendo om concreet aan te geven op welke manier [X.] daarbij zijn verplichtingen jegens haar zou hebben geschonden. Crescendo heeft dit echter nagelaten. De enkele stelling dat [X.] gebruik heeft gemaakt van de kennis en wetenschap die hij bij Crescendo en [Y.] heeft opgedaan, is in dit verband onvoldoende.
Ad 4: Tussen partijen staat slechts vast dat [X.] medio februari 2006 telefonisch contact heeft opgenomen met [A.], de (voormalig) accountant van NSAW, en hem heeft gevraagd om een afspraak. Er heeft geen bespreking plaatsgevonden. Crescendo heeft niet onderbouwd op welke manier [X.] door dit telefonisch contact in strijd heeft gehandeld met zijn geheimhoudingsplichten.
4.3.6. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [X.] zijn geheimhoudingsplichten heeft geschonden. Het hof ziet geen reden om in afwijking van de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast om te keren of om Crescendo vooralsnog in het bewijs geslaagd te achten en [X.] met het tegenbewijs te belasten.
4.3.7. Crescendo heeft in hoger beroep nog een algemeen bewijsaanbod gedaan. Het hof acht dit bewijsaanbod echter onvoldoende specifiek en gaat daaraan voorbij. Crescendo heeft immers niet concreet aangegeven op welke van haar stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft. Bovendien is reeds in eerste aanleg getuigenbewijs gelast en heeft Crescendo niet nader aangegeven in hoeverre de reeds gehoorde getuigen [X.] en [Z.] meer of anders zouden kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan (vgl. HR 9 juli 2004, NJ 2005, 270).
4.4. De slotsom is dat het hoger beroep faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen. Het in hoger beroep meer of anders gevorderde zal worden afgewezen. Crescendo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
veroordeelt Crescendo in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [X.] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 251,-- aan verschotten en
€ 2.682,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. Waaijers, Walsteijn en Koster-Vaags en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 februari 2011.