ECLI:NL:GHSHE:2011:BP5421

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001073-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer bij geweldsincident tijdens carnaval met bierflesje

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte, geboren in 1989 en woonachtig in [woonplaats], was betrokken bij een geweldsincident op 21 februari 2009 in Budel-Schoot. Tijdens carnaval ontstond er een ruzie in een cafetaria tussen de verdachte en het latere slachtoffer, [A], die verkleed was als dokter. De verdachte kwam tussenbeide in een gewelddadige confrontatie en sloeg [A] met een bierflesje in het gezicht. De tenlastelegging omvatte zowel poging tot zware mishandeling als opzettelijke mishandeling. Het hof oordeelde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [A]. Het hof concludeerde dat de verdachte niet disproportioneel had gehandeld, gezien de hectische situatie en de bedreiging die hij ervoer van de groep carnavalsvierders. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde niet strafbaar was. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001073-10
Uitspraak : 23 februari 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 maart 2010 met parketnummer 01-024918-09 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 01-821040-08 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof - anders dan de politierechter - de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te Budel-Schoot, gemeente Cranendonck, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht met een (bier)fles in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [A] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te Budel-Schoot, gemeente Cranendonck, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [A]), met kracht met een (bier)fles in het gezicht, althans tegen diens hoofd, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 februari 2009 te Budel-Schoot, gemeente Cranendonck, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht met een bierfles in het gezicht van die [A] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders primair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ten aanzien van het opzet van de verdachte overweegt het hof ambtshalve het volgende.
Gelet op de aard van de gedraging van de verdachte - het met kracht met een bierflesje in het gezicht slaan van de aangever [A] - en de omstandigheden waaronder deze is verricht, is het hof van oordeel dat er sprake is van een - naar algemene ervaringsregelen - aanmerkelijk te achten kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
Naar het oordeel van het hof dient de gedraging van de verdachte voorts naar de uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan hier niet is gebleken - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - verkort weergegeven - verklaard dat hij in cafetaria [naam] werd belaagd door een groep personen, waarbij hij door een van die personen bij de keel werd gegrepen en waarbij er een slaande beweging naar hem werd gemaakt. Hij heeft daarop gereageerd door met een arm af te weren en nagenoeg tegelijkertijd in een schrikreactie met zijn andere hand, waarin hij een bierflesje vasthad, zijn belager in het gezicht te slaan.
De raadsvrouwe heeft - op gronden als verwoord in de pleitnota - bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij uit noodweer heeft gehandeld.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, nu de verdachte daarover inconsistent heeft verklaard, en subsidiair dat het handelen van de verdachte disproportioneel is te achten.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast. De daarbij vermelde pagina’s zijn pagina’s van het dossier van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Cranendonck Heeze-Leene, nr. 2009030329, d.d. 7 april 2009.
De verdachte bevond zich in de nacht van vrijdag 20 op zaterdag 21 februari 2009 tijdens carnaval in cafetaria [naam] te Budel-Schoot. Op enig moment ontstond er in de cafetaria ruzie tussen enerzijds het latere slachtoffer [A] (verkleed in dokterskleding; pag. 51) en diens vrienden [B] en [C] en anderzijds een of meer jongens uit een groep carnavalsvierders. De verdachte kwam tussenbeide, waarna er een gewelddadige confrontatie plaatsvond tussen [B] en de verdachte. Hierna verlieten [A], [B] en [C] de cafetaria. De verdachte bleef in de cafetaria.
Na 10 à 15 minuten kwam de groep van [A], [B] en [C] weer de cafetaria binnen. Over de daaropvolgende gebeurtenissen heeft [B] verklaard dat [A] naar de verdachte toeliep. [B] en [C] liepen achter [A] aan. [B] deed dat omdat hij, zo verklaarde hij zelf, ook ruzie met de verdachte had (pag. 32). [A] heeft verklaard dat hij de verdachte wilde slaan. Volgens [A] heeft hij naar de verdachte uitgehaald. (pag. 51).
Nu de verdachte reeds kort na het incident tegen de ter plaatse gekomen politie heeft verklaard dat hij was geslagen door een jongen die als dokter was verkleed en hij met een bierflesje had teruggeslagen (pag. 18), welke verklaring steun vindt in voornoemde verklaring van [A], en de verdachte reeds in zijn verhoor op 2 maart 2009 heeft verklaard dat hij bij de keel werd gegrepen door een jongen in dokterskleding, acht het hof - anders dan de advocaat-generaal - de verklaringen van de verdachte niet inconsistent.
Op grond van het voorgaande acht het hof aannemelijk dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door [A], bestaande uit het bij keel grijpen van de verdachte en het maken van een slaande beweging. De verdachte heeft zich hiertegen verdedigd door met een arm af te weren en nagenoeg tegelijkertijd met zijn andere hand, waarin hij een bierflesje vasthad, [A] in het gezicht te slaan.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte daarbij de grenzen van de proportionaliteit heeft overschreden, neemt het hof in aanmerking dat de verdachte zich bevond in een kleine ruimte met veel mensen om zich heen en dat hij blijkens de verklaring van de getuige [D] tegen de muur op een stoel zat (pag. 42), zodat hij zich kennelijk niet aan de situatie kon onttrekken. De verdachte, die alleen was, werd geconfronteerd met een groep personen, waarvan onder meer [B] – met wie de verdachte kort daarvoor een gewelddadige confrontatie had gehad – deel uitmaakte. Deze groep personen verkeerde bovendien onder invloed van alcohol. [C] heeft verklaard dat zij “genoeg bier” hadden gedronken tijdens “Zuipschuitenbal” (pag. 60). [A] heeft verklaard dat zij tevoren aan het “indrinken” waren geweest (pag. 50) en dat hij dronken was (pag. 49).
Nu er aldus sprake was van een hectische en bedreigende situatie en de verdachte zich voorts heeft verweerd met hetgeen hij op dat moment reeds in zijn hand had – niet is gebleken dat hij het bierflesje heeft gepakt met het specifieke doel daarmee te slaan – acht het hof het handelen van de verdachte in de gegeven omstandigheden niet zodanig disproportioneel dat het in de weg staat aan een geslaagd beroep op noodweer.
Het beroep op noodweer slaagt derhalve.
Het bewezen verklaarde is daarom niet strafbaar en de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Nu het bewezen verklaarde niet strafbaar is, heeft de veroordeelde zich niet voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, zodat de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01-821040-08 dient te worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders primair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezen verklaarde feit niet strafbaar.
Ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch van 5 januari 2010, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 september 2008 onder parketnummer 01-821040-08 opgelegde voorwaardelijke straf.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman en mr. M.E.F.H. van Erve,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 23 februari 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.