4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [B.] is een supermarktketen met meer dan 50 filialen, voornamelijk gevestigd in zuidoost Nederland. In 2006/2007 heeft [B.] een nieuw distributiecentrum (hierna ook: DC) gebouwd, dat evenals het oude distributiecentrum gelegen is in [vestigingsplaats] en dat eind november 2007 is geopend.
b. [A.], geboren op [geboortedatum] 1949, is met ingang van 14 juli 1980 bij [B.] in dienst getreden als supermarktmanager. Op 26 mei 2003 is [A.] bij het distributiecentrum van [B.] gaan werken, eerst in de functie van medewerker afdeling expeditie en later in de functie van chef emballage, laatstelijk tegen een salaris van € 3.635,20 bruto per vier weken, te vermeerderen met vakantietoeslag.
c. In het kader van de nieuwbouw en herstructurering van het distributiecentrum heeft [B.] ter informatie en onderbouwing van het na te noemen Sociaal Plan de nota Herstructurering DC 2006-2007 d.d. 22 maart 2006 uitgebracht (prod. 2 cva) en is [B.] met FNV Bondgenoten op 23 maart 2006 het Sociaal Plan Distributiecentrum (prod. 3 cva) overeengekomen. Dit plan is goedgekeurd door de Ondernemingsraad van [B.].
d. [B.] heeft bij brief van 29 december 2005 (prod. 4 cva) aan [A.] laten weten dat het nieuwe distributiecentrum en de functies dusdanig veranderden, dat de leidinggevende functies werden behandeld als nieuwe functies. [A.] diende getest te worden om te bepalen of hij geschikt was voor één of meerdere van deze functies. [A.] heeft zijn voorkeur opgegeven voor de (nieuwe) functie van 1. afdelingshoofd retouren, 2. afdelingshoofd ontvangst & expeditie en 3. warehousemanager.
e. [C.] Personeelsadvies (hierna: SPa) te [vestigingsplaats] heeft [A.] op 10 januari 2006 getest en een geschiktheidsonderzoek voorkeursfunctie(s), hierna ook genoemd: assessment, uitgevoerd. In het rapport wordt geconcludeerd dat [A.] voor alle drie hiervoor genoemde functies ongeschikt is, waarbij onder meer is aangegeven dat de algemene cognitieve capaciteiten op een benedengemiddeld MBO-niveau zijn en dat het [A.] ontbreekt aan leidinggevende capaciteiten (prod. 6 cva).
f. Er zijn verschillende gesprekken tussen [A.] en [B.] gevoerd over het rapport van SPa, waarmee [A.] het oneens was en is (zie e-mail [A.] aan [B.] d.d. 15 februari 2006, prod. 8 cva), en de gevolgen daarvan.
g. Aan [A.] is te kennen gegeven dat hij zou moeten omzien naar een werkkring buiten [B.] en dat hij hierin gesteund zou worden door middel van outplacement en eventueel (om)scholing (brieven van [B.] aan [A.] van 27 januari en 2 februari 2006, prod. 7 cva).
h. [B.] heeft [A.] geadviseerd het rapport met SPa te evalueren, doch [A.] wenste daar niet op in te gaan. [A.] wenste aanvankelijk niet over outplacement te praten. [B.] heeft [A.] aangeboden een second opinion te laten uitvoeren (zie brieven, inhoudende gespreksverslagen, van [B.] aan [A.] van 17 februari, 24 februari en 17 maart 2006, prod. 9 en 10 cva).
i. Bij brief van 7 april 2006 (prod. 8 inl dgv) heeft [B.] [A.] laten weten dat [A.] boventallig zou worden en dat er geen (passend) werk voor hem beschikbaar was. Bij brief van 4 mei 2006 (prod. 9 inl dgv) is formeel aan [A.] bevestigd dat zijn leidinggevende functie zou vervallen en hij daarmee boventallig was geworden. Aan [A.] is aangezegd dat hij gedwongen zou worden ontslagen zodra de opening van het nieuwe distributiecentrum in zicht zou zijn.
j. [A.] heeft alsnog ingestemd met een door het bureau GITP te [vestigingsplaats] uit voeren assessment als second opinion (brief [B.] van 19 oktober 2006 en brief mr. Van de Ven van 25 oktober 2006, prod. 11 cva). [A.] heeft de uitkomst van het op 3 november 2006 door GITP uitgevoerde assessment niet aan [B.] bekend willen maken (o.a. e-mail [A.] d.d. 27 november 2006 aan GITP, prod. 13 cva).
k. Het bureau Capability heeft [A.] begeleid bij het zoeken naar ander werk. [B.] heeft ook haar eigen netwerk ingezet bij het zoeken naar ander werk voor [A.]. Dit heeft niet tot resultaat geleid; [A.] heeft het outplacementtraject beëindigd (o.a. brieven [B.] van 7 april 2006, 18 april 2006 en 19 juli 2006 en 7 augustus 2006, prod. 16 en 19 cva).
l. [B.] heeft de CWI op 19 april 2007 verzocht om toestemming te verlenen voor het ontslag van [A.] (prod. 17 cva). De CWI heeft [B.] op 15 juni 2007 toestemming verleend tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met [A.] op grond van het verval van de arbeidsplaats van [A.] wegens de bouw van het nieuwe distributiecentrum en de daarmee gepaard gaande modernisering en herverdeling van werk (prod. 18, 19 en 20 cva). [B.] heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 28 juni 2007 opgezegd tegen 30 november 2007 (prod. 21 cva).
m. [A.] heeft op grond van het Sociaal Plan een beëindigingsvergoeding van € 151.295,05 bruto ontvangen. Dit bedrag is berekend op basis van de oude kantonrechtersformule, met factor C = 0,9.
n. [A.] heeft het bureau Changeability het rapport van SPa (zie e.) laten beoordelen. Dit bureau heeft bij brief van 15 april 2008 onder meer geadviseerd om [A.] een leer/ ontwikkeltraject aan te bieden om hem de kans te geven aan de nieuwe veranderende functie-eisen te voldoen en zich de gevraagde vaardigheden eigen te maken (prod. 10 inl dgv).