ECLI:NL:GHSHE:2011:BP4450

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004629-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie en handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor het telen, verwerken en verkopen van hennep, alsook voor deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was betrokken bij het knippen van grote hoeveelheden hennep en het vervoeren van hennepstekken, wat plaatsvond tussen 1 augustus 2007 en 19 januari 2009 in verschillende locaties in Nederland. De verdachte handelde in strijd met artikel 3 van de Opiumwet en was lid van een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven met betrekking tot softdrugs. Het hof oordeelde dat de verdachte, door zijn activiteiten, een wezenlijk aandeel had in de criminele organisatie en dat zijn handelingen direct verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van misdrijven zoals bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet.

De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat er meer dan twee jaar was verstreken sinds de feiten, besloten om de straf te verlagen naar 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd ook onderworpen aan reclasseringstoezicht. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact van criminele organisaties op de maatschappij, vooral in verband met de gezondheidsrisico's van drugsgebruik en de ontwrichtende werking van dergelijke organisaties op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 20-004629-09
Uitspraak : 15 februari 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 december 2009 in de strafzaak met parketnummer 01-889120-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen ten aanzien van het onder 1, onder 2 en onder 3, primair ten laste gelegde, tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Daarnaast is door de eerste rechter niet voldaan aan het voorschrift als bedoeld in artikel 359, derde lid, eerste volzin van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2007 tot en met 19 januari 2009 te Beugen en/of Nuenen en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, op –onder meer- het/de perce(e)l(en)
- [Locatie4] en/of
- [Locatie1]
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2.
hij op een meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2008 tot en met 19 januari 2009 te Uden en/of Velp en/of Bemmel en/of Reek en/of Vianen en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennepstekken en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 19 januari 2009 te Schaijk en/of Uden en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke perso(o)n(en), te weten [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte3] en/of [betrokkene] en/of [betrokkene] en/of [medeverdachte4] en/of [bedrijf] en/of een of meer andere perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het - al dan niet - in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit betrekking had op een of meer grote hoeveelhe(i)d(en) hennep;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2007 tot en met 19 januari 2009 te Schaijk en/of Uden en/of een of meer plaatsen in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke perso(o)n(en), te weten [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte3] en/of [betrokkene] en/of [betrokkene] en/of [medeverdachte4] en/of [bedrijf] en/of een of meer andere perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van hennep;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, onder 2 en onder 3, primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 mei 2008 tot en met 31 augustus 2008 te Nuenen en Beugen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt, op de percelen
- [Locatie4] en
- [Locatie1]
een grote hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 01 juli 2008 tot en met 30 november 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en/of vervoerd, een grote hoeveelheid hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 mei 2008 tot en met 30 november 2008 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] en [medeverdachte3] en [medeverdachte4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit betrekking had op een grote hoeveelheid hennep.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A1.1
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
A1.2
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
A2
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is het hof met de verdediging van oordeel dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat verdachte op 28 juli 2008 met de geknipte hennep van Nuenen naar Oss is gereden.
Het hof zal daarom hierna het bedoelde vervoer op 28 juli 2008 niet betrekken bij het onder 2 bewezenverklaarde.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde.
A3.1
Door de raadsman van verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van deelname aan een criminele organisatie, nu niet bewezen kan worden dat verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband. De werkzaamheden die verdachte heeft verricht zijn – aldus de raadsman – losse werkzaamheden geweest die hij op verzoek heeft verricht, maar waar geen gestructureerd verband uit blijkt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
A3.2
Artikel 11a van de Opiumwet is een specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (generalis). Onder een organisatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep vastgesteld kan worden dat er in de periode 1 april 2008 tot en met 19 januari 2009 sprake is geweest van een samenwerkingsverband als hiervoor bedoeld en dat dit samenwerkingsverband zich, voor zover in de onderhavige zaak relevant, heeft bezig gehouden met het bedrijfsmatig telen, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en vervoeren van softdrugs en dat van deze organisatie deel uitmaakten de personen als genoemd in het onder 3 bewezen verklaarde. Binnen deze organisatie vervulde iedere deelnemer zijn eigen rol dan wel taak. [medeverdachte1] gaf leiding aan de organisatie en had de contacten met leveranciers en afnemers van hennep, bepaalde daarbij de (ver)koopprijs en organiseerde het vervoer van hennep. Tevens had [medeverdachte1] contact met de vaste leverancier van hennepstekken en plaatste hij bestellingen. [medeverdachte2] of [medeverdachte1] had contact met [medeverdachte4] wanneer er knippers geregeld moesten worden voor een bepaalde knipsessie. [medeverdachte4] was degene die knippers regelde en [medeverdachte2] woog de geknipte hennep, bediende de knipmachine, zorgde voor de aan- en afvoer van de hennep en betaalde de knippers. [medeverdachte3]stelde ruimte ter beschikking voor het knippen en de opslag van de hennep. Verdachte zorgde in opdracht van [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] voor het vervoer van de hennepstekken en werd op verzoek van [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] ook ingezet om te knippen. De leden van de organisatie stemden regelmatig voor of nadat bepaalde activiteiten hadden plaatsgevonden telefonisch af met [medeverdachte1], of ontmoetten hem om verantwoording af te leggen. Er werd dan gesproken in versluierde taal of er werden codes gehanteerd die voor een buitenstaander niet begrijpelijk waren. Bij calamiteiten (onder meer een inbraak bij [medeverdachte3] en de aanhouding van verdachte op 5 november 2011) werd [medeverdachte1] spoedig ervan op de hoogte gesteld. Voorts zijn bij [medeverdachte1] en verdachte technische hulpmiddelen en een grote hoeveelheid GSM’s aangetroffen. Met deze hulpmiddelen kunnen strafbare handelingen verborgen worden en kan de opsporing bemoeilijkt worden.
Ten aanzien van de deelname door verdachte aan de organisatie overweegt het hof het volgende.
A3.3
Van het aan een organisatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet deelnemen is slechts dan sprake, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen (dan wel die ondersteunt) die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 11a van de Opiumwet bedoelde oogmerk tot het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en/of vijfde lid, 10a, eerste lid of 11, derde, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is het voldoende, wanneer de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft derhalve niet rechtstreeks wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd c.q. zijn gepleegd. Om als deelnemer van een organisatie te kunnen worden aangemerkt is het niet vereist dat een persoon moet hebben samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
A3.4
Het hof stelt op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
• Op 14 mei 2008, 22 mei 2008, 4 juni 2008, 2, 3 en 5 juli 2008 wordt er door de organisatie hennep geknipt op de locatie[Locatie4]. Verdachte heeft verklaard dat hij een keer of drie a vier hennep heeft geknipt in [Locatie4] (pagina 895, dossier ‘hennepknippen opslag en drogerij’). Verdachte werd wel eens betaald door [medeverdachte2] of door [medeverdachte1]. Om te knippen werd verdachte vaak gebeld door [medeverdachte2]. [medeverdachte4] was één van de vrouwen die ook mee knipte.
(pagina 902 dossier ‘hennep knippen opslag en drogerij’)
• Op 28 juli 2008 wordt er door de organisatie hennep geknipt op de [Locatie1]. Verdachte erkent bij het knippen op deze locatie aanwezig te zijn geweest. Hij denkt ongeveer € 100,00 te hebben gehad voor het knippen en er was veel werk.
(pagina’s 894-896 dossier ‘hennepknippen opslag en drogerij’).
[medeverdachte2] belt in verband met het knippen op 28 juli 2008 op 27 juli 2008 naar verdachte en vraagt of hij ‘morgen iets te doen heeft’. Verdachte zegt ‘gij gaat voor’ waarop [medeverdachte2] zegt dat verdachte dan morgen de hele dag met hem mee kan. Verdachte moet om 6.45 uur klaar staan bij de [adres].
(pagina’s 275-277 dossier hennepknippen ‘opslag en drogerij’)
• Naar aanleiding van CIE-informatie dat op 7 augustus 2008 hennep geknipt werd in één van de loodsen aan de [Locatie4] wordt op 7 augustus 2008 een inval gedaan door de politie op het genoemde perceel. Er wordt een hennepknipperij aangetroffen waarin – onder meer - verdachte, [medeverdachte2], medeverdachte [medeverdachte4] en de betrokkenen, [betrokkene] [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene] aan het werk waren. Na de aanhouding verklaarde [betrokkene], eigenaar van het pand aan de [Locatie4], dat hij in het voorjaar van 2008 door een man, genaamd [naam] (het hof: [medeverdachte2]) benaderd is of hij een ruimte wilde verhuren voor het knippen van hennep. Hij had [medeverdachte2] enkele malen gezien met een gele [auto]. Hij verklaarde verder ongeveer vijf keer geld van [medeverdachte2] gehad te hebben voor de verhuur van de ruimte. De andere bovengenoemde personen verklaarden allemaal op de [Locatie4] aanwezig te zijn om hennep te knippen.
(pagina’s 555-590 dossier ‘hennep knippen opslag en drogerij’)
• Op 14 en 15 juli 2008 heeft [medeverdachte1] contact met [betrokkene] over door [betrokkene] te leveren hennepstekken. Op 19 juli 2008 worden deze stekken door [medeverdachte2] bij [betrokkene] opgehaald en vervolgens op 20 juli 2008 door verdachte afgeleverd bij ene [betrokkene]
(pagina’s 48-67 dossier ‘handel in hennepstekken’)
• Op 18 augustus 2008 bestelt [medeverdachte1] 700 stekken bij [betrokkene] welke stekken op 19 augustus 2008 door verdachte bij [betrokkene] worden opgehaald. Verdachte en [betrokkene] rijden vervolgens samen naar [medeverdachte1].
(pagina’s 70-74 van het dossier ‘handel in hennepstekken’)
• Op 22 oktober 2008 bestelt [medeverdachte1] 720 stekken bij [betrokkene] welke stekken op 25 oktober 2008 door verdachte worden opgehaald bij [betrokkene].
(pagina’s 141-146 van het dossier ‘handel in hennepstekken’)
• Op 4 november 2008 bestelt [medeverdachte1] ‘1 rond’ (het hof begrijpt: 1.000) hennepstekken bij [betrokkene].
(pagina 148 van het dossier ‘handel in hennepstekken’).
Verdachte gaat deze stekken op 5 november 2008 bij [betrokkene] ophalen en wordt vervolgens op de terugweg door de politie aangehouden. Er worden 1005 hennepstekken in zijn auto aangetroffen.
(pagina’s 196-198 van het dossier ‘handel in hennepstekken’)
• Verdachte verklaart dat hij op verzoek van [naam](het hof begrijpt [medeverdachte1]) meerdere keren stekken van hennepplanten heeft opgehaald en vervoerd in zijn auto en dat deze moesten worden afgeleverd in [adres].
(pagina’s 898 en 902 dossier ‘hennepknippen opslag en drogerij’)
• [medeverdachte1] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 november 2009 – onder meer – het volgende verklaard:
“Ten aanzien van het taalgebruik over de taps zegt ik dat die “1 rond” de 1000 hennepstekken waren waarmee [verdachte] gepakt is. Het is twee of drie keer voorgekomen dat [verdachte] voor mij met hennepstekken heeft gereden. Hij woonde naast mij en als het moest gebeuren dan gebeurde het en ging hij. Met die 1000 stekken heb ik hem ook geholpen.”
A3.5
Uit het vorenstaande blijkt dat verdachte in opdracht van personen uit de organisatie, te weten [medeverdachte2] en/of [medeverdachte1], in mei, juni, juli en augustus 2008 een aantal keer hennep geknipt heeft op de locatie [Locatie4] en op de [Locatie1]. Verdachte heeft daarnaast in opdracht van de organisatie (in de personen van [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2]) in juli, augustus, oktober en november 2008 hennepstekken opgehaald en vervoerd.
Gelet op de aard van de werkzaamheden, de contacten hierover tussen verdachte en
[medeverdachte2] en/of [medeverdachte1] alsmede de frequentie waarmee verdachte deze werkzaamheden verrichtte is het hof van oordeel dat verdachte in de periode van 1 mei 2008 tot en met 30 november 2008 behoorde tot het hiervoor onder A3.2 bedoelde samenwerkingsverband en zich in deze periode binnen dit samenwerkingsverband (onder meer) bezig heeft gehouden met het knippen van hennep en het vervoeren van hennepstekken. Met deze werkzaamheden leverde verdachte, als lid van de organisatie, een aandeel aan, dan wel ondersteunde hij, gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 11a van de Opiumwet bedoelde oogmerk tot het plegen van misdrijven.
A3.6
Gelet op het voorgaande, bezien in onderlinge samenhang met de gebezigde bewijsmiddelen, verwerpt het hof het verweer zoals weergegeven onder A3.1 in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 en onder 2 is telkens voorzien bij artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid en vijfde lid van de Opiumwet in samenhang bezien met artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 11a, eerste lid van de Opiumwet, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Zij worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
B1
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
B2
Het hof heeft acht geslagen op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op de volgende omstandigheden:
- Verdachte heeft gedruende een periode van zes maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die zich op grote schaal bezig hield met het telen, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en vervoeren van softdrugs.
- Dit soort organisaties hebben veelal een ontwrichtende werking op de maatschappij, doordat zij in belangrijke mate bijdragen aan het zwartgeldcircuit dat alleen via de inzet van (andere) criminele middelen kan worden witgewassen of dat in rechtstreekse zin weer kan worden aangewend voor verdere criminele activiteiten.
- Verdachte heeft op minstens vier dagen hennep geknipt en heeft minimaal vier keer hennepstekken opgehaald en vervoerd in opdracht van [medeverdachte1]. [medeverdachte1] en [medeverdachte2] vervulden een bovengeschikte, leidende / organiserende rol binnen de organisatie. Verdachtes aandeel was niet zo zeer van organisatorische aard maar meer uitvoerend.
- (Soft) Drugs als de onderhavige levert, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
B3
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
B4
Bij de straftoemeting heeft het hof anderzijds rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, alsmede het feit dat na het tijdstip waarop het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden inmiddels ruim twee en een half jaar is verstreken en verdachte in de tussenliggende periode zich niet schuldig heeft gemaakt aan (andere) strafbare feiten.
B5
Het hof vindt in het vorenstaande aanleiding om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, onder 2 en onder 3, primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, onder 2 en onder 3, primair bewezen verklaarde oplevert:
1.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
2.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
3.
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond van het feit dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland te 's-Hertogenbosch en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. F.P.E. Wiemans,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx- van Roosmalen, griffier,
en op 15 februari 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.