ECLI:NL:GHSHE:2011:BP4442

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004633-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggeven aan een criminele organisatie voor de teelt en handel in softdrugs met witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor het leidinggeven aan een criminele organisatie die zich bezighield met de teelt en handel in softdrugs, alsook voor gewoontewitwassen. De verdachte was betrokken bij een hennepkwekerij en had een leidende rol in de organisatie die verantwoordelijk was voor het telen, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en vervoeren van hennep. Het hof oordeelde dat de verdachte gedurende een lange periode leiding heeft gegeven aan deze organisatie en dat hij betrokken was bij meerdere knipdagen, waarbij grote hoeveelheden hennep werden geknipt. De verdachte had ook contact met leveranciers van hennepstekken en organiseerde het vervoer van deze stekken. Het hof concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het plegen van misdrijven in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en dat hij zich had schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van grote geldbedragen die verkregen waren uit de hennephandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Parketnummer: 20-004633-09
Uitspraak : 15 februari 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 december 2009 in de strafzaak met parketnummer 01-889038-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen ten aanzien van het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4, primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Daarnaast is door de eerste rechter niet voldaan aan het voorschrift als bedoeld in artikel 359, derde lid, eerste volzin van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2007 tot en met 19 januari 2009 te Veghel en/of Beugen en/of Berghem en/of Nuenen en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, op –onder meer- het/de perce(e)l(en)
- [locatie1]
- [locatie2]
- [locatie3] en/of
- [locatie4]
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2.
hij op een meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2008 tot en met
19 januari 2009 te Uden en/of Velp en/of Bemmel en/of Reek en/of Vianen en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennepstekken en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met
19 januari 2009, te Schaijk en/of Uden en/of Lottum en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten een aanzienlijke hoeveelheid (contant) geld, waaronder:
- in opgemelde periode diverse bedragen met betrekking tot de aankoop van personenauto's, althans voertuigen (met kentekens [kenteken]; [kenteken];
[kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]; [kenteken]) en/of een auto en/of een quad en/of andere voertuigen en/of kosten voor onderhoud en verzekeringen ten behoeve van deze personenauto’s en/of voertuigen en/of
- in opgemelde periode geldbedragen voor levensonderhoud, kleding en schoeisel tot een totaalbedrag van 45.960 euro, of daaromtrent en/of
- in of omstreeks de periode van 23 juni 2006 tot en met 16 februari 2008 geldbedragen tot een totaalbedrag van 174.726,64 euro, of daaromtrent, betreffende betalingen aan [bedrijf] en/of
- in of omstreeks de periode van 2 april 2007 tot en met 17 april 2008 geldbedragen tot een totaalbedrag van 35.364,47 euro, of daaromtrent, betreffende betalingen aan [bedrijf2]en/of
- in of omstreeks de periode van 15 maart 2005 tot en met 24 september 2008 geldbedragen tot een totaalbedrag van 26.842 euro of daaromtrent, betreffende betalingen aan [bedrijf3] en/of
- in of omstreeks de periode van 15 juli 2008 tot en met 3 januari 2009 diverse geldbedragen tot een totaalbedrag van 4.005 euro, of daaromtrent, betreffende betalingen ten behoeve van de aankoop van een caravan en de huur van een standplaats op camping [naam] en/of
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 augustus 2008 geldbedragen tot een totaalbedrag van 13.500 euro, of daaromtrent, betreffende betalingen ten behoeve van de aankoop en bouw van een sauna, jacuzzi en veranda
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van een of meer voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 19 januari 2009 te Schaijk en/of Uden en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke perso(o)n(en), te weten[medeverdachte1] en/of [medeverdachte2]en/of [medeverdachte3] en/of
[betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [medeverdachte4] en/of [bedrijf] en/of een of meer andere perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het - al dan niet - in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit betrekking had op een of meer grote hoeveelhe(i)d(en) hennep, zulks terwijl hij,verdachte, oprichter en/of leider en/of bestuurder van voormelde organisatie was;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2007 tot en met 19 januari 2009 te Schaijk en/of Uden en/of een of meer plaatsen in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke perso(o)n(en), te weten [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte3] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [medeverdachte4] en/of [bedrijf] en/of een of meer andere perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van hennep, zulks terwijl hij,verdachte, oprichter en/of leider en/of bestuurder van voormelde organisatie was;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 mei 2008 tot en met 31 augustus 2008 te Veghel en Beugen en Berghem, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt, op de percelen
- [locatie1]
- [locatie2],
- [locatie3],
een grote hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl hij, verdachte, voormeld opzettelijk telen en/of bewerken en/of verwerken heeft gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 01 april 2008 tot en met 30 november 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en/of vervoerd, een grote hoeveelheid hennepstekken en/of hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks, terwijl hij, verdachte, voormeld opzettelijk afleveren en/of vervoeren heeft gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2005 tot en met 19 januari 2009 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een aanzienlijke hoeveelheid contant geld, waaronder:
- diverse bedragen met betrekking tot de aankoop van personenauto's, en/of een auto en/of andere voertuigen en/of kosten voor verzekeringen ten behoeve van deze personenauto’s en/of voertuigen en/of
- geldbedragen voor levensonderhoud, kleding en schoeisel tot een totaalbedrag van 45.960 euro, of daaromtrent, en/of
- in of omstreeks de periode van 23 juni 2006 tot en met 16 februari 2008 geldbedragen tot een totaalbedrag van 174.726,64 euro, of daaromtrent, betreffende betalingen aan [bedrijf] en/of
- in of omstreeks de periode van 2 april 2007 tot en met 17 april 2008 geldbedragen tot een totaalbedrag van 35.364,47 euro, of daaromtrent, betreffende betalingen aan [bedrijf2] en/of
- geldbedragen tot een totaalbedrag van 26.842 euro of daaromtrent, betreffende betalingen aan [bedrijf3] en/of
- geldbedragen tot een totaalbedrag van 4.005 euro, of daaromtrent, betreffende betalingen ten behoeve van de aankoop van een caravan en de huur van een standplaats op camping [naam] en/of
- geldbedragen betreffende betalingen ten behoeve van de aankoop en bouw van een sauna, jacuzzi en veranda
heeft voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet terwijl hij en/of zijn mededader wist(en) dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van voormelde feiten een gewoonte hebben gemaakt;
4.
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 19 januari 2009 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] en [medeverdachte4] en
[medeverdachte3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit betrekking had op grote hoeveelheid hennep, zulks terwijl hij, verdachte, leider van voormelde organisatie was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A1.1
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
A1.2
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
A2.1
Van de zijde van de verdachte is aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrij dient te worden gesproken nu – aldus de verdediging – het dossier geen bewijs bevat voor enige betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij in het pand [locatie1] en het knippen van hennep op de locaties [locatie2] en [locatie3].
A2.2
De verdediging heeft voorts bepleit verdachte, - naar het hof begrijpt – bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, vrij te spreken van het onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
A3
Op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
a. In april 2008 werd op grond van de verdenking dat verdachte aan het hoofd zou staan van een criminele organisatie die zich bezig hield met bedrijfsmatige teelt, (in)verkoop- en handel in softdrugs, gestart met het onderzoek genaamd [naam]. Er werden op grond hiervan opsporingsmiddelen ingezet op onder meer verdachte en [medeverdachte2]
(Algemeen dossier, proces-verbaalnummer 27-084550, pagina 11)
b. Uit het onderzoek bleek dat verdachte en [medeverdachte2] in het kader van hennepgerelateerde werkzaamheden contacten onderhielden met ondermeer medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte3] en met een groep personen welke zij gebruikten voor het verwerken (knippen) van hennepplanten, waaronder medeverdachte [medeverdachte4].
(Algemeen dossier, proces-verbaalnummer 27-084550, pagina’s 11-15);
Hennep knippen op locatie [locatie2]
Telefonische contacten rond 14 mei 2008
c. Op 12 en 13 mei 2008 hebben [medeverdachte2] en [medeverdachte4] telefonisch contact met elkaar over ‘barbecueën’ op woensdag. (14 mei 2008)
[medeverdachte2] vraagt [medeverdachte4] om te reserveren om zeven uur. (pagina’s 136-142)
d. Op 14 mei 2008 belt [medeverdachte2] naar verdachte en vraagt of verdachte nog ‘deze kant’ uit komt. Verdachte vraagt of binnen een uur goed is waarop [medeverdachte2] antwoordt “dat het met een half uur gemaakt is”. Blijkens de mastgegevens bevindt [medeverdachte2] zich op dat moment in de omgeving van het transportcentrum te [woonplaats] (pagina 142)
Telefonische contacten en observaties rond 22 mei 2008
e. Op dinsdag 20 mei 2008 hebben [medeverdachte4] en [medeverdachte2] via sms contact over barbecueën op donderdag (22 mei 2008) met zes personen. [medeverdachte2] zegt
[medeverdachte4] dat hij ‘hem’ nog niet heeft gesproken maar zo snel mogelijk iets laat weten. (pagina’s 150-154)
f. Op 21 mei 2008 stuurt [medeverdachte4] een sms naar verdachte met de vraag of de barbecue morgen doorgaat waarop wordt afgesproken voor ‘zes personen’ om half acht. (tijdstip 11.15 uur). (pagina’s 155-159).
g. [medeverdachte4] belt op 21 mei 2008 om 12.39 uur naar [medeverdachte2] en vertelt dat ze al op de hoogte is en [medeverdachte2] morgen ziet. [medeverdachte4] vraagt of [medeverdachte2] ook komt barbecueën waarop [medeverdachte2] antwoordt dat hij ook komt. [medeverdachte2] zegt om
7 uur als dat kan waarop [medeverdachte4] zegt dat zij dan aan de rest moet vragen of die eerder kunnen. (pagina 160)
h. Op donderdag 22 mei omstreeks 14.00 uur belt [medeverdachte2] naar verdachte en verdachte vraagt [medeverdachte2] “hoe laat” waarop [medeverdachte2] zegt een half uurtje.
(pag. 167)
i. Uit observaties blijkt dat verdachte omstreeks 14.45 uur het perceel
[locatie2] oprijdt. (pagina 385)
Telefonische contacten rond 4 juni 2008
j. Op maandag 2 juni 2008 stuurt verdachte een sms naar [medeverdachte4] met de tekst “woensdag met zijn 4tjes uit eten”. [medeverdachte4] antwoordt hierop “Is goed rond n uur of 8 moet ik reserveren” waarop verdachte antwoordt “Oke maar doe nog wel even reserveren”. (pagina’s 178-182)
k. [medeverdachte2] belt op 3 juni 2008 naar de reclassering en zegt dat hij morgen
(4 juni 2008) niet voor de kringloop kan werken, omdat hij voor zijn baas moet werken. (tijdstip 9.19 uur) (pagina 184)
l. Op 3 juni 2008 om 14.32 uur belt [medeverdachte2] naar [medeverdachte4] en vraagt hoe laat waarop [medeverdachte4] zegt dat ze alles al geregeld heeft. [medeverdachte4] zegt rond een uur of zeven ’s avonds waarop [medeverdachte2] zegt ‘oke’ en [medeverdachte4] tegen [medeverdachte2] zegt dat ze hem dan morgenavond ziet. (pagina 185)
m. [medeverdachte2] belt op 3 juni om 14.33 uur naar een NN-man en zegt dat hij rond kwart voor zeven daar is. De NN-man zegt om half zeven dan waarop [medeverdachte2] antwoordt dat hij er dan is. (pagina 186)
n. Op woensdag 4 juni 2008 om 9.06 uur belt [medeverdachte2] naar [naam] Er volgt een sociaal gesprek over haar zieke zoontje. Uit de mastgegevens blijkt dat [medeverdachte2] zich op dat moment nabij het transportcentrum te [woonplaats] bevindt.
(pagina 50 en pagina 187)
Telefonische contacten rond 2, 3 en 5 juli 2008
o. Op dinsdag 1 juli 2008 hebben [medeverdachte2] en [medeverdachte4] telefonisch contact waarbij [medeverdachte4] zegt dat ze de barbecue hebben afgesproken voor “morgenavond zeven uur”. [medeverdachte2] zegt dat hij één persoon mee neemt en [medeverdachte4] vijf.
(pagina 207)
p. Even later om 15.52 uur op 1 juli 2008 stuurt [medeverdachte2] een sms naar een NN en vraagt of hij morgen om zeven uur bij de boer kan zijn. Om 17.31 uur ontvangt
[medeverdachte2] van deze NN een sms met het bericht “kan er pas rond half acht zijn had je nog voor die kleintjes gevraagd”. (pagina’s 208-209)
q. Op woensdag 2 juli 2008 om 15.49 uur heeft verdachte een gesprek met een
NN-man die geen auto heeft en zegt dat hij had gehoord dat [naam] (het hof: [medeverdachte2]) naar hem toe zou komen. Verdachte zegt hierop dat [naam] niet kan komen, omdat die aan het werk is. (pagina 213)
r. Op 2 juli 2008 om 16.11 uur stuurt [medeverdachte2] een bericht naar een NN met de tekst “zij (het hof begrijpt: wij) zijn klaar hoe laat ben je hier?”. Om 16.29 uur stuurt [medeverdachte2] vervolgens het bericht “ik ga nu weg brengen bewaar de papieren voor jou”. (pagina’s 214-215)
s. Op 2 juli 2008 om 19.44 uur belt [medeverdachte2] naar verdachte en zegt dat hij de hele dag hard gewerkt heeft. Verdachte vraagt ‘morgen ook’ waarop [medeverdachte2] ja zegt. Op vragen van verdachte zegt [medeverdachte2] dat alles al geregeld is en verdachte zegt dat hij morgen dan wel even langs komt. (pagina 219)
t. Op 3 juli 2008 stuurt [medeverdachte2] om 10.45 uur een sms naar een NN met het bericht dat hij 15 minuten later is. Volgens de mastlocatie bevindt de telefoon van
[medeverdachte2] zich dan in Herpen. (pagina 223)
u. Op 3 juli 2008 om 13.32 uur stuurt [medeverdachte2] een sms bericht naar een NN met de vraag of er iemand bij kan omdat het veel werk is en ze anders pas na zeven uur klaar zijn waarop NN reageert “Is goed komt er ook iets af”. (pagina’s 225-226)
v. Op 3 juli 2008 om 14.20 uur belt [medeverdachte2] zijn vriendin [getuige 2] op met de vraag of ze kan komen helpen omdat hij het kei druk heeft. [getuige 2] zegt toe dat ze komt helpen. (pagina 228)
w. Op 5 juli 2008 om 7.11 uur stuurt [medeverdachte2] vanaf [locatie2] een sms naar [getuige 3] en vraagt of ze zin heeft om mee naar ‘de markt te gaan’. [getuige 3] antwoordt dat zij niet kan omdat ze zo moet gaan werken. (pagina’s 238 en 239)
x. Op 5 juli 2008 belt verdachte [medeverdachte2] en vraagt of hij voor zichzelf begonnen is. [medeverdachte2] zegt dat het daar wel op lijkt en dat hij de hele dag vanaf vanmorgen zes uur heeft gewerkt. Verdachte zegt “och verrek ja” en dat hij het alweer vergeten was. (pagina 242)
Inval en aanhoudingen op 7 augustus 2008, [locatie2]
y. naar aanleiding van CIE-informatie dat op 7 augustus 2008 hennep geknipt werd in één van de loodsen aan de [locatie2] wordt op 7 augustus 2008 een inval gedaan door de politie op het genoemde perceel. Er wordt een hennepknipperij aangetroffen waarin – onder meer - [medeverdachte4], [medeverdachte2], [medeverdachte1] en de betrokkenen [getuige 10], [getuige 7], [getuige 3] en [getuige 9]aan het werk waren. Alle direct tot de hennepknipperij in relatie staande goederen werden in beslag genomen. De hoeveelheid hennepplanten werd gewogen en bleek 85,9 kilogram te zijn. Na de aanhouding verklaarde [getuige 4], eigenaar van het pand aan de [locatie2], dat hij in het voorjaar van 2008 door een man, genaamd [naam] (het hof: [medeverdachte2]) benaderd is of hij een ruimte wilde verhuren voor het knippen van hennep. Hij had [medeverdachte2] enkele malen gezien met een gele [auto]. Hij verklaarde verder ongeveer vijf keer geld van
[medeverdachte2] gehad te hebben voor de verhuur van de ruimte. De andere bovengenoemde personen verklaarden allemaal op de [locatie2] aanwezig te zijn om hennep te knippen. (pagina555-590)
Bakengegevens
Uit onderzoek bleek dat [medeverdachte2] gebruik maakte van een gele bedrijfsauto, [merk], voorzien van het kenteken [kenteken]. Op dit voertuig is een observatiebaken geplaatst. Uit de verkregen observatiebakengegevens bleek dat dit voertuig:
I. op 2 juli 2008 om 6.22 uur is vertrokken vanaf de woning van [medeverdachte2] en om 7.02 uur aankomt op de[locatie2].
II. Op 3 juli 2008 om 11.10 uur op de [locatie2] aankomt en vervolgens die dag verschillende malen van de [locatie2] naar andere adressen, waaronder het adres van verdachte ([adres]) rijdt.
Hennepteelt in het pand [locatie1] en knippen op [locatie3]
z. Op 26 mei 2008 wordt [medeverdachte2] gebeld door [naam] van
[bedrijf]. [naam] zegt dat het de aardlekschakelaar betreft en dat ze op 15 mei 2008 bij ‘u’ op de [adres] langs zijn geweest. [naam] vraagt of de monteur donderdagochtend (29 mei 2008) langs kan komen. [medeverdachte2] zegt dat dat kan. Op 2 juni 2008 belt verdachte naar [medeverdachte2] of het ‘bij hem in de buurt’ nu al gemaakt is. [medeverdachte2] zegt dat het sinds gisteren weer goed is.
(pagina’s 42-43)
aa. Op dinsdag 10 juni 2008 komt er bij de politie Brabant-Noord een melding binnen dat er op het adres [locatie1] mogelijk een hennepkwekerij aanwezig zou zijn. (pagina 169)
bb. Op donderdag 12 juni 2008 omstreeks 12.05 uur wordt door het observatieteam waargenomen dat de gele [auto], voorzien van kenteken [kenteken], in gebruik bij [medeverdachte2] stond geparkeerd op de [locatie1]. Om 12.26 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte2] de [locatie1] uitgelopen komt. (pagina 133)
cc. Op vrijdag 13 juni 2008 omstreeks 02.00 uur wordt een warmtemeting gedaan in het pand [locatie1] en wordt een opvallend warmteverschil gemeten ten opzichte van de naastgelegen panden. (pagina 191)
dd. Op vrijdag 13 juni 2008 om 8.50 uur belt [medeverdachte2] naar [naam] en zegt dat ze vannacht een controle hebben uitgevoerd en dat het vandaag nog weg moet. Even later hebben verdachte en [medeverdachte2] verschillende malen telefonisch contact over ‘of het allemaal geregeld is’. Verdachte gaat bij [medeverdachte3] (eigenaar locatie [locatie3]) langs en vervolgens vinden er diverse telefonische contacten plaats met [medeverdachte4]. Verdachte belt [betrokkene4] op of hij tijd heeft om een paar uur te komen helpen, omdat het een noodgeval is. [betrokkene4] staat even later bij verdachte voor de deur. [medeverdachte4] wordt gevraagd om voor morgen ‘alles te regelen’ en [medeverdachte2] zegt ‘doe maar om 8 (acht) uur. [medeverdachte2] neemt contact op met [medeverdachte1] en vraagt of hij tijd heeft om dat ding leeg te maken maar [medeverdachte1] heeft geen tijd. Om 19.13 uur belt [medeverdachte2][medeverdachte3] en vraagt of het morgenvroeg om 8 (acht) uur kan waarop [medeverdachte3] antwoordt dat het kan. (pagina’s 44-65)
ee. Op vrijdagavond 13 juni 2008 worden verdachte en [medeverdachte2] gebeld door knipsters [getuige 3] en [getuige 10] die aangeven dat ze morgen kunnen. [medeverdachte2] heeft nog contact met andere personen die niet kunnen op 14 juni 2008.
(pagina’s 66-72)
ff. Op zaterdagavond 14 juni 2008 heeft [medeverdachte2] contact met [medeverdachte4] over reserveren op maandag voor 4 personen (16 juni 2008). Op zondagavond
15 juni 2008 heeft [medeverdachte2] contact met [medeverdachte4] en [getuige 3] over het aanvangstijdstip de volgende dag en [getuige 3] vraagt [medeverdachte2] om haar op te komen halen. [medeverdachte4] kan pas om half negen waarop [medeverdachte2][medeverdachte3] belt en vraagt of het morgen (16 juni 2008) om half negen kan. (pagina’s 79-88)
gg. Uit observaties blijkt dat de auto van [medeverdachte2] op 16 juni 2008 geparkeerd stond in de nabijheid van perceel [locatie3]. (pagina’s 136-137)
Aan het eind van de dag om 16.39 uur heeft [medeverdachte2] contact met verdachte die vraagt of het allemaal gelukt is waarop [medeverdachte2] bevestigend antwoordt en zegt dat hij rond half zes bij verdachte is. Verdachte vraagt wie het ‘daar’ eigenlijk allemaal geregeld heeft en [medeverdachte2] antwoordt ‘[naam]’ (het hof begrijpt: [medeverdachte4]). (pagina’s 92-93)
hh. Op dinsdag 17 juni 2008 wordt in het pand [locatie1] een niet in gebruik zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Waarneembaar was dat de hennepplanten nog niet zo lang geleden geoogst waren, omdat de resten van de hennepplanten nog groen waren. In totaal werden ruim 400 kweekpotten aangetroffen. (pagina’s 169-170)
Buurtbewoners (getuigen [getuige 5] en [getuige 6] verklaarden dat zij regelmatig een bestuurder van een gele [auto] in de woning aan de [adres] hebben gezien. (pagina’s 192-194)
ii. Op 20 juni 2008 belt verdachte [medeverdachte2] en zegt dat [medeverdachte2] morgen met drie man moet gaan opruimen zodat het weg is. (pagina 94)
Er wordt vervolgens contact opgenomen met [medeverdachte1] en [betrokkene].
(o.a. pagina’s 95-105)
Op 21 juni 2008 komt een melding binnen dat er een man druk bezig is het pand [adres] leeg te halen. Ter plaatse wordt genoemde [betrokkene] aangetroffen die doende was met het uitruimen/schoonmaken van de woning [locatie1]. (pagina’s 161-162)
jj. Op 23 juni 2008 wordt door het observatieteam waargenomen dat [medeverdachte2] en [betrokkene] met de gele [auto] met aanhangwagen met opschrift ‘[naam]’ op de milieustraat te [adres] groene vuilniszakken gevuld met zwarte aarde, deeltjes steenwol en witte korrels lossen. Vervolgens wordt waargenomen dat de [auto] met aanhangwagen naar de [locatie1] rijdt waarna wordt waargenomen dat [medeverdachte2] en [betrokkene] meerdere malen met gevulde groene vuilniszakken en zwart plastic vanuit de woning naar de aanhangwagen lopen. Vervolgens wordt waargenomen dat [medeverdachte2] en [betrokkene] weer (via de woning van verdachte) naar de milieustraat in [adres] rijden en de groene vuilniszakken en het zwart plastic uit de aanhangwagen in de containers gooiden. (pagina’s 140-43)
De aanhangwagen met opdruk bleek te zijn verhuurd aan [bedrijf] van welk bedrijf verdachte vennoot is. (pagina 163)
Bakengegevens
kk. Uit de verkregen observatiebaken bleek dat het voertuig van [medeverdachte2] ([auto], kenteken [kenteken]):
I. op 13 juni 2008 vanaf de omgeving [locatie1] rijdt naar de [locatie3] en vanuit de [locatie3] twee maal naar een locatie rijdt waar hij knippers ophaalt;
II. op 14 juni 2008 om 7.44 uur vanaf de woning van [medeverdachte2] naar een locatie rijdt waar knipsters opgehaald worden ([locatie]) en vervolgens naar de [locatie3] rijdt;
III. op 14 juni 2008 verschillende malen vanaf de [locatie3] rijdt naar een locatie waar afgesproken is om een knip(st)er op te halen;
IV. op 15 juni 2008 ’s avonds omstreeks 22.00 uur bij de [locatie1] is;
V. op 16 juni 2008 om 8.00 uur ’s morgens aankomt op de [locatie3] en die dag nog verschillende malen vanaf die locatie af en aanrijdt;
VI. op 16 juni 2008 omstreeks om 17.48 uur aankomt bij de woning van verdachte en daar om 18.13 uur weer vertrekt;
VII. op 21 juni 2008 omstreeks 13.29 uur aankomt bij de [locatie1] en daar om 16.23 uur weer vertrekt;
VIII. op 23 juni 2008 om 15.02 uur aankomt bij de woning van [medeverdachte2] en om 16.20 uur daar weer vertrekt waarna de auto om 16.37 uur aankomt op de milieustraat te Uden. (pagina’s 157-158)
Doorzoeking ter inbeslagname [adres]
ll. Op 19 januari 2009 is de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werden diverse hennepgerelateerde goederen aangetroffen en in beslag genomen, waaronder weegschalen, bewaarvloeistof, een buisventilator, koolstoffilter, gripzakken en 12 softgrip scharen.
(pagina’s 414-415 dossier hennepknippen opslag en drogerij)
Verklaringen van getuigen
mm. De getuige [getuige 3] verklaart onder meer het volgende:
“Ik ben ongeveer vijf (5) keer wezen knippen in [locatie2] en een (1 ) keer in [locatie4]. Als we hennep gingen knippen zeiden we steeds dat we gingen eten. Als ik werd gebeld door [medeverdachte4], vroeg ze of ik mee uit wilde gaan eten. Ik wist dan dat ze daarmee het knippen van hennep bedoelde. Ook [medeverdachte2] zei dit wel eens tegen me. Hij wist ook dat uit eten, hennep knippen was. Ook als [medeverdachte2] vroeg of ik mee naar de markt wilde gaan, wist ik dat hij bedoelde dat het om hennepknippen ging. Ik ga echt niet met [medeverdachte2] naar de markt. [medeverdachte2] knipte ook hennep.
[medeverdachte2] betaalde de knippers/knipsters ook uit.” (pagina’s 1019-1021)
nn. De getuige [getuige 7] verklaart onder meer het volgende
“Ik ben een keer of vier in [locatie2] geweest om te knippen. Eigenlijk drie en een half. Die halve keer ben ik opgepakt. De drie keer was voor dat wij daar gepakt waren. Ik heb elke keer 40 euro gekregen voor het knippen. [naam] (het hof begrijpt; [medeverdachte2]) gaf het geld gewoon contant aan mij. Ik kreeg gewoon een sms om uit eten te gaan, winkelen te gaan. Ik wist dan dat het ging over hennep knippen.” (pagina’s 1058-1059)
“Ik ben ook in [locatie3] geweest om te knippen. Toen ik daar was zag ik dat [getuige 3] (het hof: [getuige 3]) er ook was. Ik ben toen samen met [getuige 3] in die bouwkeet hennep gaan knippen. Volgens mij was er ook een knipmachine aanwezig. Als er iemand die machine bediende was [naam] dat. [getuige 10] was ook aanwezig bij het knippen in [locatie3]. [medeverdachte3] kwam alleen kijken tijdens het knippen. [getuige 2] was ook in [locatie3] bij het hennep knippen.” .
(pagina’s 1070-1071)
oo. De getuige [getuige 2] verklaart onder meer het volgende
“[medeverdachte2] heeft mij gevraagd om hennep te knippen. Ik zou het een keer doen maar dit bleek later 3 a 4 keer te zijn geweest. In het telefoongesprek op 2 juli 2008 om 6.00 ’s morgens zeg ik tegen [naam] dat hij uit bed moet komen, omdat hij mij zou komen ophalen. We hadden zo vroeg afgesproken om hennep te gaan knippen. Op 3 juli 2008 om 14.20 uur belt [naam] mij om te komen helpen met het knippen van hennep. Ik moest richting [locatie2] rijden.” (pagina’s 1103-1118)
“Ik heb af en toe telefoongesprekken opgevangen tussen [medeverdachte2] en
[verdachte]. Ik vermoed dat [naam] voor [verdachte] werkt.” (pagina 1145)
pp. De getuige [getuige 4] verklaart onder meer het volgende:
“[verdachte] is twee of drie keer bij mij op het terrein geweest met een [auto]. Ik ga er van uit dat dit op dagen was dat er geknipt werd, in ieder geval als er ook andere mensen in de schuur waren. Ik heb gezien dat die man (het hof begrijpt: verdachte) in de loods is geweest. [naam] heeft met mij afspraken over het gebruik van de loods gemaakt. [naam] kwam meestal een dag van te voren langs om te zeggen dat ze daar zouden komen knippen. Ik kreeg na gebruik geld, zo gemiddeld ongeveer 100 euro. [naam] was er elke keer bij. Ik heb [naam] wel eens vuilniszakken uit zijn auto zien laden.” (pagina’s 1254-1257)
qq. Medeverdachte [medeverdachte1] verklaart onder meer het volgende:
“Ik heb in 2008 meerdere keren hennep geknipt op verschillende plaatsen en kreeg hiervoor betaald. Ik werd wel eens betaald door [medeverdachte2] of door [verdachte]. Ik werd om te knippen het laatste jaar vaak gebeld door [medeverdachte2] of hij vroeg het mij als we elkaar tegen kwamen. Ik werd dan vaak thuis opgehaald. Ook heb ik voor [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) op zijn verzoek stekken van hennepplanten opgehaald en vervoerd in een auto, deze moesten worden afgeleverd in [adres]. Ik kreeg voor een dag knippen meestal 100 euro betaald. [naam] knipte zelf ook wel mee. Als ik gebeld wordt heb ik maar een half woord nodig om te weten dat men mij nodig heeft om hennep te knippen.”
A4.1
Het hof leidt uit het vorenstaande af dat steeds wanneer er telefonische contacten waren over ‘uit eten gaan’, ‘barbecueën’ of ‘naar de markt gaan’,er afspraken werden gemaakt over het knippen van hennep. De (telefonische) contacten verliepen steeds volgens hetzelfde stramien, namelijk [medeverdachte4] en/of [medeverdachte2] hadden één of enkele dagen voor een knipdag middels sms of telefonisch gesprek contact met elkaar en/of met verdachte. [medeverdachte4] vroeg met hoeveel mensen en hoe laat er gegeten moest worden en verdachte en/of [medeverdachte2] gaven de instructies. Uit de observatie- en bakengegevens blijkt dat op de afgesproken dagen de kniplocatie ook steeds bezocht werd door [medeverdachte2] waarbij
[medeverdachte2] ook contact onderhield met verdachte over de stand van zaken. Verdachte kwam zelf ook regelmatig de kniplocatie bezoeken (zie hiervoor onder d, i en s). Aan het einde van een knipdag had [medeverdachte2] dan vaak weer contact met verdachte om verdachte op de hoogte te stellen van het verloop van de dag en of het allemaal gelukt was. Verdachte heeft derhalve een sturende, leidinggevende en organiserende rol gehad met betrekking tot het knippen van de hennep, hetgeen eveneens steun vindt in de verklaringen van de diverse getuigen en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte1] alsmede het feit dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 19 januari 2009 diverse hennepgerelateerde goederen werden aangetroffen.
Hetzelfde geldt voor de rol die verdachte heeft gespeeld met betrekking tot de hennepkwekerij aan de [locatie1]. [medeverdachte2] heeft contact met een reparatiebedrijf over het repareren van een defecte aardlekschakelaar in het pand en enkele dagen daarna vraagt verdachte [medeverdachte2] of het al gemaakt is. Zodra bekend is dat er een warmtemeting heeft plaatsgevonden in het pand, hebben verdachte en [medeverdachte2] contact en worden maatregelen getroffen om te zorgen dat de kwekerij zo snel mogelijk wordt geruimd. Verdachte en [medeverdachte2] hebben op 13 juni zeer frequent contact over de stand van zaken, het regelen van knippers en [medeverdachte2] neemt op verzoek van verdachte contact op met [medeverdachte1] en [betrokkene] voor het opruimen en schoonmaken van de woning aan de [adres]. De aanhangwagen die door [medeverdachte2] gebruikt wordt voor het afvoeren van het (hennep)afval dat van de [adres] komt, blijkt te zijn gehuurd op naam van het bedrijf waar verdachte vennoot van is. Al deze gedragingen geven naar het oordeel van het hof blijk van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de betrokken personen ten aanzien van de hennepkwekerij aan de [locatie1], het afvoeren van de hennepopbrengst van deze kwekerij en het (met spoed) opruimen van de kwekerij.
A4.2.
Gelet op het hiervoor onder A4.1 overwogene, in onderlinge samenhang en verband bezien met de onder A3 weergegeven feiten en omstandigheden alsmede de overige bewijsmiddelen in het dossier, is het hof van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het telen en/of verwerken en/of bewerken van grote hoeveelheden hennepplanten – onder meer – op de locaties
[locatie1] [locatie2] en [locatie3], Gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld bij deze activiteiten, zoals blijkt uit de tapgesprekken en de verklaringen van de getuigen en medeverdachten, de frequentie van de werkzaamheden en het aantal hennepkwekerijen waarbij verdachte betrokken is geweest, is het hof van oordeel dat verdachte deze feiten heeft gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf zoals onder 1 bewezen is verklaard.
Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
A5.1
De raadsman heeft namens verdachte bepleit verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde, nu verdachte weliswaar contacten onderhield over het afnemen of leveren van hennep, doch deze vermeende leveringen – aldus de verdediging – nooit doorgang hebben gevonden.
A5.2
Het hof stelt op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep – onder meer – het volgende vast.
a. Op 16 april 2008 heeft verdachte telefonisch contact met [betrokkene5]. [betrokkene5] vraagt of verdachte vandaag wat kan gebruiken. [betrokkene5] zegt ‘eeuh 14’ waarop verdachte zegt, “ja, maar 7 maar he”. Verdachte vraagt of [betrokkene5] kan zorgen of die binnen een kwartier bij hem is. [betrokkene5] zegt dat het goed is.
(pagina 66 dossier ‘hennephandel’)
b. Op 23 april 2008 belt [betrokkene5] naar verdachte en zegt dat hij “15 of zo vrijdag” heeft. Verdachte zegt dat het goed is en [betrokkene5] zegt dat hij het vrijdag
(25 april 2008) mee brengt. Op 25 april 2008 belt [betrokkene5] naar verdachte dat hij de spullen heeft en over een uurtje naar verdachte toekomt. Verdachte bericht even later aan [betrokkene5] dat er iemand naar [betrokkene5] toekomt.
(pagina’s 98-102 dossier ‘hennephandel’)
c. Op 3 juni 2008 belt[betrokkene 6] verdachte en zegt dat hij ‘nog wat heeft’. Verdachte vraagt ‘wel goeie’ en vraagt of het ‘gewoon goeie droge’ is. Verdachte zal de volgende dag wel even langs komen. (pagina 167 dossier ‘hennephandel’)
d. Op 17 juni 2008 belt verdachte om 13.56 uur naar [betrokkene 8] en [betrokkene 8] zegt ‘het zo’n beetje op 4 te kunnen krijgen’. Verdachte zegt dat dat geweldig is en dat ‘hij’ nu de andere kant op is maar om een uur of 5/6 bij [betrokkene 8] is. Verdachte belt vervolgens om 13.58 uur naar [medeverdachte2] en zegt dat hij ‘direct door kan rijden naar die ouwe’, hij heeft ‘die ouwe’ net gebeld. Om 15.56 uur heeft [medeverdachte2] weer contact met verdachte en zegt dat hij ‘nu aanrijdt naar die ouwe’. (pagina’s 41-43)
e. [betrokkene 8] is woonachtig op de [adres]. Uit de verkregen observatiebaken bleek dat het voertuig van [medeverdachte2] ([auto], kenteken [kenteken]) op 17 juni 2008 om 16.42 uur aankomt op de [adres] en daar om 16.57 uur weer wegrijdt. Vervolgens komt het voertuig om 17.57 uur aan op de [adres] (woning verdachte) en gaat daar om 18.26 uur weer weg. (pagina 191)
f. Op 15 juli 2008 heeft verdachte contact met [betrokkene 8] dat het zaterdag
(19 juli 2008) om 18.00 uur moet lukken. Even later heeft verdachte contact met [betrokkene 3] en zegt verdachte dat het zaterdag zeker is. Op 17 juli 2008 hebben verdachte en [betrokkene 3] contact en vraagt [betrokkene 3] opnieuw of het zaterdag doorgaat waarop verdachte antwoordt dat het zeker is. Op 19 juli 2008 wordt verdachte om 12.08 uur door [betrokkene 3] gebeld. [betrokkene 3] vraagt of hij [naam] (het hof begrijpt: [medeverdachte2]) die kant op laat komen. Verdachte zegt dat dat klopt en dat het vandaag moet, omdat [naam] de volgende dag op vakantie gaat. Verdachte zegt dat het zeven acht uur zal worden. Om 12.45 uur belt [medeverdachte2] naar [betrokkene 3] en [betrokkene 3] zegt dat hij net van de baas van [medeverdachte2] heeft gehoord dat [medeverdachte2] vanavond zijn kant op zal komen. Later die dag om 15.49 uur heeft [medeverdachte2] opnieuw contact met [betrokkene 3]. [medeverdachte2] zegt dat hij er om zeven uur is. [betrokkene 3] zegt dat [medeverdachte2] naar die langharige (het hof begrijpt: [betrokkene 10]) moet gaan, omdat hij zelf op de kermis is. Op 19 juli om 19.00 uur belt [medeverdachte2] naar [betrokkene 10] en zegt dat hij pas om negen uur bij hem kan zijn. [betrokkene 10] zegt hierop dat het te laat wordt en dat ze het dan beter morgen kunnen doen. [medeverdachte2] zegt hierop dat dan ‘die andere erbij komt’. Even later heeft [medeverdachte2] contact met [medeverdachte1] en [medeverdachte1] vraagt of
[medeverdachte2] het voor morgen geregeld heeft. [medeverdachte2] zegt dat hij in Arnhem zit te wachten en morgenvroeg de auto naar [medeverdachte1] zal komen brengen. Volgens de mastgegevens bevindt het telefoontoestel dat [medeverdachte2] in gebruik heeft zich op dat moment nabij het adres van [betrokkene 8] te [woonplaats]. Om 9.15 uur heeft [verdachte] contact met [betrokkene 3] en zegt dat met [betrokkene 10] is afgesproken dat ze morgen
(20 juli 2008) komen. Op 20 juli 2008 heeft [medeverdachte2] contact met [betrokkene 3]. [betrokkene 3] vraagt of [medeverdachte2] nog bij [betrokkene 10] is geweest en [medeverdachte2] zegt dat het te laat was geworden en dat [medeverdachte1] vandaag om één uur komt. [betrokkene 3] belt op 21 juli 2008 naar verdachte en zegt dat ‘de jongen gisteren is geweest’ en dat het “alleen iets minder” is. (pagina’s 49-67)
g. [betrokkene 10] is woonachtig op de [adres]. (pagina 333)
Uit de verkregen observatiebaken bleek dat het voertuig van [medeverdachte2] ([auto], kenteken [kenteken]) op 20 juli 2008 om 12.57 uur op de [adres] aankomt en daar om 13.21 uur weer wegrijdt.
(pagina 191)
h. Op 18 augustus 2008 wordt verdachte gebeld door [betrokkene 8] en die vraagt of verdachte nog wat nodig heeft. Verdachte zegt ‘7 gaat dat?’ waarop [betrokkene 8] zegt dat hij er 7 voor verdachte uit zal houden. Verdachte zegt dat hij morgenmiddag zal komen. Op 19 augustus belt [betrokkene 8] naar verdachte en vraagt of hij onderweg is waarop verdachte zegt dat hij niet zelf komt, maar die andere. Even later hebben verdachte en [betrokkene 8] weer contact en vertelt [betrokkene 8] dat hij met ‘hem’ mee terug rijdt naar verdachte. (pagina’s 70-75)
i. Op 4 november 2008 belt verdachte naar [betrokkene 8] en vraagt aan [betrokkene 8] of 8 goed is. [betrokkene 8] zegt dat hij ’s avonds even moet bellen. Verdachte heeft
’s avonds opnieuw contact met [betrokkene 8] en verdachte vraagt [betrokkene 8] ‘1 rond’ te doen. Even later heeft verdachte contact met [betrokkene 11] en zegt dat net is afgesproken dat het 100% morgen komt. ’s Avonds heeft verdachte opnieuw telefonisch contact met [betrokkene 8] en dan zegt [betrokkene 8] dat 8 in ieder geval rond is en dat andere vrijwel zeker ook. Verdachte zegt dat hij zal zorgen dat hij er om 7 uur is. Enkele uren later belt [verdachte] naar [medeverdachte1] en zegt [medeverdachte1] dat hij langs verdachte zal komen. Vervolgens belt [medeverdachte1] met de telefoon van verdachte naar [betrokkene 8] en zegt dat hij er morgenvroeg om 10.00 uur zal zijn.
j. Op woensdag 5 november 2008 wordt door het observatieteam waargenomen dat [medeverdachte1] iets voor 10.00 uur met een [auto] bij [betrokkene 8] op het adres [adres] te [woonplaats] aankomt en daar even later weer wegrijdt. (pagina 189)
Korte tijd later wordt [medeverdachte1] met de genoemde [auto] aangehouden en worden achter in de laadruimte kartonnen dozen met in totaal 1005 hennepstekken aangetroffen. (pagina’s 196-199)
k. Op 6 november 2008 wordt [betrokkene 8] gebeld dat het gisteren is mis gegaan en zegt een NN-man dat hij een ander zal sturen. [betrokkene 8] zegt dat hij 1 rond wel heeft. Even later belt [betrokkene 13] naar [betrokkene 8] en zegt dat hij bij hem is voor [verdachte] (het hof begrijpt; verdachte). [betrokkene 8] zegt dat hij niet thuis is en even een kwartiertje moet wachten. Even later hebben [betrokkene 13] en verdachte contact. (pagina’s 162-169)
l. [medeverdachte1] verklaart dat hij regelmatig stekken op ging halen voor verdachte.
(pagina 902 dossier hennepknippen opslag en drogerij)
Verder verklaart [medeverdachte1] dat hij [betrokkene 8] wel eens in Arnhem heeft gezien en dat hij wel eens achter hem is aangereden naar verdachte. (pagina’s 251-252)
m. Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 november 2009 – onder meer – het volgende verklaard:
“Ten aanzien van het taalgebruik over de taps zeg ik dat die “1 rond” de 1000 hennepstekken waren waarmee [medeverdachte1] gepakt is. Die 700 bij [betrokkene 6] gaat over de prijs van hennep. Wat betreft “14” en “7” in het gesprek met [betrokkene5] kan ik het volgende zeggen. Het gesprek gaat over hennep. Het is twee of drie keer voorgekomen dat [medeverdachte1] voor mij met hennepstekken heeft gereden. Hij woonde naast mij en als het moest gebeuren dan gebeurde het en ging hij. Met die 1000 stekken heb ik hem ook geholpen.”
A5.3
Uit hetgeen hiervoor onder d tot en met l is weergegeven in combinatie met de inhoud van de overige tapgesprekken met [betrokkene 8] zoals opgenomen in het dossier, leidt het hof af dat [betrokkene 8] leverancier van hennepstekken is en dat verdachte en [betrokkene 8] regelmatig contact met elkaar hadden over het leveren van hennepstekken door [betrokkene 8] aan verdachte en/of aan contactpersonen van verdachte (o.a. [betrokkene 10], [betrokkene 11], [betrokkene 3]). Op 4 november 2008 vraagt verdachte aan [betrokkene 8] om ‘1 rond’ te doen. [medeverdachte1] wordt op 5 november 2008 naar [betrokkene 8] gestuurd en wordt op de terugweg aangehouden met 1005 hennepstekken in de auto. De volgende dag wordt meteen iemand anders ([betrokkene 13]) gestuurd om de bestelling (1 rond) alsnog op te gaan halen. De bestelling van ‘1 rond’ ziet, mede gelet op de verklaring van verdachte hierover, op 1.000 stekken. Het hof leidt hieruit af dat bestellingen steeds werden geduid met enkeltallen, zoals 4 (zie onder d) dat ziet op 400 stekken, 7 (zie onder h) dat ziet op 700 stekken en 8 (zie onder i) dat ziet op 800 stekken. Dit wordt ondersteund door de inhoud van de overige tapgesprekken met [betrokkene 8] zoals opgenomen in het dossier waarin het steeds gaat over door [betrokkene 8] te leveren ‘aantallen’ zoals: “3 moest je er toch hebben” (pagina 107), “Ik heb het rond 1” (pagina 79) “je moest toch 5 hebben” (pagina 138). Het vorenstaande wordt bovendien nog ondersteund door de inhoud van de gesprekken met [betrokkene 6] en[betrokkene5], waarin ook steeds over aantallen werd gesproken (zie onder meer onder a en b) en waarvan verdachte heeft verklaard dat het in die gesprekken over hennep ging. Ten slotte verklaren zowel verdachte als [medeverdachte1] dat [medeverdachte1] een aantal keren hennepstekken in opdracht van verdachte heeft opgehaald en vervoerd.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte in de periode tussen 1 april 2008 en 30 november 2008 in ieder geval meerdere keren betrokken is geweest bij het vervoeren van grote hoeveelheden hennep(planten) en/of hennepstekken zoals onder 2 bewezen is verklaard. Gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld bij deze activiteiten, zoals blijkt uit de tapgesprekken en het grote aantal bestellingen en transporten waarbij verdachte betrokken is geweest, is het hof van oordeel dat verdachte deze feiten heeft gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf zoals onder 2 bewezen is verklaard.
Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
A6.1
De raadsman heeft bepleit verdachte, - zo begrijpt het hof – bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, vrij te spreken van het onder 3 ten laste gelegde. De raadsman voert hiertoe – onder meer – aan dat verdachte gelden heeft ontvangen uit autoverzekeringen en een bedrag van € 250.000,00 ter beschikking heeft gekregen middels een lening van
[bedrijf]
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
A6.2
In het kader van het door de raadsman gevoerde verweer heeft het hof gelet op de volgende feiten en omstandigheden :
a. Op 22 september 2005 heeft [bedrijf], blijkens de akte van levering vertegenwoordigd door haar directeur [medeverdachte5], de eigendom van het perceel [adres] te [woonplaats] verkocht aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte5]. De koopprijs bedroeg 130.000 euro. Dit bedrag is door de kopers bij de levering van het onroerend goed verschuldigd gebleven aan verkoper [bedrijf] Het pand is bezwaard met een eerste hypotheek ten behoeve van [naam] ten bedrage van 206.259,87 euro en een tweede hypotheek ten behoeve van[naam] ten bedrage van 160.000 euro. [bedrijf] heeft het verkochte op 7 april 2004 in eigendom verkregen middels aankoop en levering. (pagina’s 238 en 239)
b. [medeverdachte5] is directeur en enig aandeelhouder van [bedrijf] Over het pand [adres] te [naam] verklaart [medeverdachte5] onder meer volgende:
“Ik heb alleen in privé samen met [verdachte] (het hof: [verdachte]) het pand aan de [adres] te [woonplaats]. Dit pand heb ik ongeveer vijf jaar geleden gekocht nadat ik het gehuurd had. [verdachte] heeft zich voor de helft ingekocht in dit pand. Dit is nu ongeveer vier jaar zo. We hebben het toen gerenoveerd en nu zit het in de exploitatie. [verdachte] ontvangt de helft van de huur. [verdachte] is momenteel voor 50% eigenaar van het onroerend goed aan de [adres] te [woonplaats].” (pagina 382)
“[verdachte] is een persoon die ik al 25 jaar ken.” (pagina 387)
“Er is een bankrekening op de naam van [medeverdachte5] e/o [verdachte] bij de [bank] in Horst. De huurders betalen aan mij en aan [verdachte] op de rekening van de [bank]” (pagina’s 388 e.v)
c. In de jaren 2006 en 2007 hebben ingrijpende verbouwingen van het pand aan de [adres] te [naam] plaatsgevonden.
d. Uit de verklaringen van [getuige 8], [getuige 8] en
[getuige 11] blijkt dat verdachte in verband met deze verbouwing aan de [adres] diverse malen bouwmaterialen heeft gekocht bij
[bedrijf] voor een bedrag van in ieder geval € 174.726,64 welk bedragen contant betaald zijn door verdachte. (pagina 273 e.v.)
e. [getuige 8] verklaarde over de betalingen onder meer nog het volgende:
“[verdachte] kwam altijd bij mij op het kantoor binnen en dan had hij een plastic tas bij zich. In deze plastic tas zaten stapeltjes biljetten van 50,00 euro. Het waren stapeltjes van naar ik dacht 1.000 euro. [verdachte] is nooit uit zich zelf komen betalen, ik heb hier altijd voor moeten bellen met [medeverdachte5].”(pagina’s 349-350)
f. Uit de uitgeleverde bescheiden en uit de verklaring van getuige [getuige 1] blijkt dat [getuige 1] voor werkzaamheden aan de [adres] te [naam] in totaal een bedrag van € 35.364,47 euro contant betaald heeft gekregen door verdachte. (pagina 609 e.v.)
g. [medeverdachte5] heeft verklaard dat het idee om het pand [adres] met verdachte samen te kopen is ontstaan omdat hij moeilijk aan geld kon komen en iemand zocht die mee kon doen en geld had. [medeverdachte5] verklaart verder – onder meer – het volgende:
“[verdachte] zei tegen mij dat hij mee wilde doen en dat hij ook geld had om mee te doen..In 2006 zijn we gaan bouwen. [verdachte] kocht het bouwmateriaal. De bouwmaterialen van [getuige 8] werden hoofdzakelijk door [verdachte] contant betaald en soms door mij maar dat ging via de bank. [getuige 1] is door [verdachte] betaald.”
pagina 411 e.v.)
h. Door de afdeling financiële recherche is een kasopstelling gemaakt en daaruit blijkt dat verdachte de getraceerde uitgaven niet heeft kunnen betalen uit de uit het onderzoek bekende, althans traceerbare, legale inkomsten. De hoogste negatieve kas bedraagt 467.083,00 euro op 19 januari 2009. Uit het rapport kasopstelling blijkt, naast bovengenoemde contante betalingen door verdachte aan [getuige 1] en [bedrijf], onder meer:
- dat verdachte middels het [bedrijf] een aantal personenauto’s heeft verkocht terwijl van de aankoop van deze voertuigen door [kenteken]-auto’s uit de administratie niets bleek (pagina’s 1479-1500);
- dat verdachte in de periode 01-01-2005 tot 19-01-2009 een groot aantal autoverzekeringspremies contant voldeed (pagina’s 1501-1504);
- dat verdachte in de periode 01-01-2005 tot 19-01-2009 een bedrag van
45.960 euro contant heeft uitgegeven voor levensonderhoud, kleding en schoeisel (pagina 1516);
- dat verdachte in de periode 15 maart 2005 tot 24-09-2008 een bedrag van 26.842 euro contant heeft betaald aan [bedrijf3] in verband met reizen naar Turkije en Mexico (pagina 1510);
- dat verdachte een bedrag van 4.005 euro ten behoeve van de aankoop van een caravan en de huur van een standplaats op camping [naam] contant heeft betaald (pagina’s 1511-1512);
- dat verdachte diverse contante betalingen heeft gedaan ten behoeve van de aankoop en bouw van een sauna, jacuzzi en veranda. (pagina’s 1512-1513)
A6.3
Uit het vorenstaande (onder a tot en met j) blijkt dat verdachte binnen een periode van 2 jaar een bedrag van ruim € 200.000,00 contant heeft betaald aan [bedrijf] en [getuige 1] in verband met een verbouwing aan het pand
[adres] te [naam], welk pand in eigendom was bij verdachte en [medeverdachte5]. Het hof is van oordeel dat volstrekt niet aannemelijk is geworden dat verdachte een bedrag van € 250.000,00 had geleend van [bedrijf] dan wel [medeverdachte5] in privé en deze betalingen aan [bedrijf] en [getuige 1] vervolgens middels dit geleende geld heeft gedaan. Het dossier bevat geen enkel bewijsmiddel, zoals bijvoorbeeld een kwitantie, waaruit blijkt van een dergelijk geleend bedrag. Uit het dossier volgt slechts dat in 2007 een drietal MOT-meldingen zijn gedaan van bedragen (totaal € 140.000,00) die in 2005 door [bedrijf] ter beschikking zouden zijn gesteld aan verdachte. Deze vermeende transacties zijn echter pas in maart 2007 gemeld nadat door de boekhouder van [medeverdachte5] vragen zijn gesteld in verband met een negatief kassaldo en kunnen derhalve geen enkele ondersteuning bieden voor de stelling van de verdediging dat sprake is geweest van een lening in 2005 door [medeverdachte5] dan wel [bedrijf] aan verdachte.
Overigens acht het hof niet aannemelijk – ook niet als het gaat om vrienden – dat een lening van een bedrag ter hoogte van € 250.000,00 op geen enkele wijze contractueel wordt vastgelegd en met name niet indien zo een lening in een boekhouding (in dit geval van [bedrijf]) moet worden verwerkt.
A6.4
De door de financiële recherche opgestelde kasopstelling (pagina 1463 e.v.) heeft betrekking op de contante inkomsten en uitgaven van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij onder meer uitgaven heeft kunnen doen van door de verzekeringsmaatschappij gedane uitkeringen. De door de verzekeringsmaatschappij gedane uitkeringen zijn gestort op de bankrekening van verdachte. Voor zover geldbedragen contant zijn opgenomen door verdachte zijn deze opnamen in de kasopstelling verwerkt. De door de verzekeringsmaatschappij gedane uitkeringen hebben derhalve geen gevolg voor de uitkomsten van de kasopstelling en kunnen derhalve ook geen verklaring bieden voor de grote hoeveelheid contante betalingen die door verdachte zijn gedaan, zoals ten laste gelegd.
A6.5
Hoewel de kasopstelling geen exacte uitkomst geeft, is het hof van oordeel dat op grond van de kasopstelling kan worden vastgesteld dat verdachte in de periode van 1 januari 2005 tot 19 januari 2009 grote contante bedragen voorhanden heeft gehad, die niet uit legale inkomsten kunnen worden verklaard. Tegen de achtergrond van het feit dat verdachte zich bezig heeft gehouden met een zeer omvangrijke handel in softdrugs (zoals onder 1, 2 en 4 bewezen verklaard), [medeverdachte5] heeft verklaard dat hij met verdachte in zee ging omdat hij over geld zou beschikken en de betalingen door verdachte zijn gedaan buiten het girale verkeer om met stapels bankbiljetten (in kleine valuta en soms uit plastic tasjes) terwijl het toch meer voor de hand had gelegen dat zulke grote betalingen via een bankrekening (bijvoorbeeld de bankrekening op naam van [medeverdachte5] e/o [verdachte] bij de [bank]) waren gedaan, alsmede gelet op de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de betalingen die zijn gedaan aan
[bedrijf] en [getuige 1], de betalingen in verband met de aanschaf van voertuigen, de kosten van levensonderhoud, de betalingen aan [bedrijf3], de betaling in verband met de aanschaf van een caravan en de huur van een standplaats en de kosten van een sauna, jacuzzi en veranda zoals onder 3 bewezen is verklaard, zijn gefinancierd met door misdrijf verkregen gelden.
Verdachte heeft zich gelet op het vorenstaande gedurende lange periode (samen met een ander) schuldig gemaakt aan het veelvuldig witwassen van grote geldbedragen. Doordat verdachte deze praktijken gedurende een langere tijd door middel van vele transacties heeft uitgevoerd, is er naar het oordeel van het hof bovendien sprake van het door verdachte tot een gewoonte maken van witwassen.
Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
A7.1
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 4 (primair en subsidiair) ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie bepleit dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De raadsman voert hiertoe – zo begrijpt het hof – primair aan dat geen sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, dan wel artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en subsidiair stelt de verdediging dat, zo er al sprake is van een organisatie, verdachte niet als deelnemer van die organisatie aangemerkt kan worden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
A7.2
Artikel 11a van de Opiumwet is een specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (generalis). Onder een organisatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep vastgesteld kan worden dat er in de periode 1 april 2008 tot en met 19 januari 2009 sprake is geweest van een samenwerkingsverband als hiervoor bedoeld en dat dit samenwerkingsverband, bestaande uit de natuurlijke personen [verdachte], [medeverdachte2], [medeverdachte4], [medeverdachte1] en
[medeverdachte3], zich, voor zover in de onderhavige zaak relevant, heeft bezig gehouden met het bedrijfsmatig telen, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en vervoeren van softdrugs.
Binnen deze organisatie vervulde iedere deelnemer zijn eigen rol dan wel taak. Verdachte gaf leiding aan de organisatie en had de contacten met leveranciers en afnemers van hennep, bepaalde daarbij de (ver)koopprijs en organiseerde het vervoer van hennep. Tevens had verdachte contact met de vaste leverancier van hennepstekken en plaatste hij bestellingen. [medeverdachte2] of verdachte had contact met [medeverdachte4] wanneer er knippers geregeld moesten worden voor een bepaalde knipsessie. [medeverdachte4] en [medeverdachte2] regelden knippers en [medeverdachte2] woog de geknipte hennep, bediende de knipmachine, zorgde voor de aan- en afvoer van de hennep en betaalde de knippers. [medeverdachte2] maakte daarnaast de afspraken met de verhuurders van knipruimte en zorgde in opdracht van verdachte voor het vervoer van hennepstekken. [medeverdachte3] stelde ruimte ter beschikking voor het knippen en de opslag van de hennep. [medeverdachte1] zorgde in opdracht van verdachte voor het vervoer van de hennepstekken en werd ook ingezet om te knippen. De leden van de organisatie stemden regelmatig voor of nadat bepaalde activiteiten hadden plaatsgevonden telefonisch af met verdachte, of ontmoetten hem om verantwoording af te leggen. Er werd dan gesproken in versluierde taal of er werden codes gehanteerd die voor een buitenstaander niet begrijpelijk waren. Bij calamiteiten (onder meer een inbraak bij [medeverdachte3] en de aanhouding van [medeverdachte1] op 5 november 2011) werd verdachte spoedig er van op de hoogte gesteld. Voorts zijn bij verdachte en [medeverdachte1] technische hulpmiddelen en een grote hoeveelheid GSM’s aangetroffen. Met deze hulpmiddelen kunnen strafbare handelingen verborgen worden en kan de opsporing bemoeilijkt worden.
Ten aanzien van de rol van verdachte binnen de organisatie overweegt het hof het volgende.
A7.3.
Van het aan een organisatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet deelnemen is slechts dan sprake, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen (dan wel die ondersteunt) die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 11a van de Opiumwet bedoelde oogmerk tot het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en/of vijfde lid, 10a, eerste lid of 11, derde, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is het voldoende, wanneer de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft derhalve niet rechtstreeks wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Om als deelnemer van een organisatie te kunnen worden aangemerkt is het niet vereist dat een persoon moet hebben samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
A7.4.
Uit hetgeen hiervoor onder A3, A4 en A5 is overwogen, in onderlinge samenhang en verband bezien met de overige bewijsmiddelen in het dossier, blijkt naar het oordeel van het hof dat verdachte in de periode van 1 april 2008 tot en met 19 januari 2009 als leidinggevende behoorde tot het hiervoor onder A7.2 bedoelde samenwerkingsverband en zich in deze periode binnen dit samenwerkingsverband (hoofdzakelijk) bezig heeft gehouden met het aansturen van de andere leden van de organisatie, in het bijzonder [medeverdachte2], [medeverdachte4] en [medeverdachte1], onder meer met betrekking tot het inrichten en onderhouden van een hennepkwekerij aan de [locatie1] het organiseren van knipdagen, het afvoeren van de geknipte hennep, het uitbetalen van de knippers en met betrekking tot het vervoeren van hennepstekken. Verdachte is daarnaast zelf degene die contacten onderhoudt met de leveranciers van hennepstekken en plaatst de bestellingen. De leden van de organisatie leggen verantwoording af aan verdachte. Dit blijkt onder meer uit de gang van zaken bij het ophalen van de hennepstekken door [medeverdachte2] en [medeverdachte1].
Ten aanzien van de hennepkwekerij aan de [locatie1] wordt door [medeverdachte2] ook steeds contact gehouden met verdachte. Met betrekking tot de defecte aardlekschakelaar en later als de kwekerij opgeruimd moet worden geeft verdachte [medeverdachte2] de opdracht om met drie mensen te gaan opruimen. Ten aanzien van het knippen van de hennep houdt [medeverdachte2] ook steeds ruggespraak met verdachte en is [medeverdachte2] weer degene die
[medeverdachte4] aanstuurt met betrekking tot het regelen van personeel voor het knippen van de hennep. [medeverdachte2] spreekt regelmatig over ‘zijn baas’ als het over verdachte gaat en ook anderen noemen verdachte de baas van [medeverdachte2]
(zie onder meer hiervoor onder A3, onder k en A5.2 onder f).
Dit blijkt ook wel uit de toon die wordt gezet door verdachte in verschillende telefoongesprekken met [medeverdachte2].
(zie o.a. telefoongesprekken verdachte en [medeverdachte2] op 6 mei 2008, 7 juni 2008, pagina’s 194, 198 delictdossier criminele organisatie en telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte2] op 28 juli 2008, pagina 309 dossier hennepknippen opslag en drogerij)
[medeverdachte2] is ten slotte degene die de werkzaamheden van verdachte overneemt op het moment dat verdachte in het ziekenhuis verblijft in juni 2008.
(pagina’s 202-207 delictdossier criminele organisatie)
Met al deze werkzaamheden leverde verdachte, als lid van de organisatie, in de rol van leidinggevende, een aandeel aan, dan wel ondersteunde hij gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 11a van de Opiumwet bedoelde oogmerk tot het plegen van misdrijven.
A7.5.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderlinge samenhang met de gebezigde bewijsmiddelen, verwerpt het hof het verweer zoals weergegeven onder A7.1 in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 en onder 2 is telkens voorzien bij artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, derde lid van de Opiumwet in samenhang bezien met artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 420ter in samenhang bezien met artikel 47, eerste lid aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 11a van de Opiumwet in samenhang bezien met artikel 140, derde lid van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Zij worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
B1
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
B2
Het hof heeft acht geslagen op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op de volgende omstandigheden:
- Verdachte heeft gedurende een lange tijd leiding gegeven aan een organisatie die zich op grote schaal bezig hield met het telen, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en vervoeren van softdrugs.
- Binnen de organisatie vervulde iedere deelnemer zijn c.q. haar eigen rol dan wel taak. Verdachte is betrokken geweest bij (minstens) acht zogenoemde ‘knipdagen’. Verdachte is daarnaast betrokken geweest bij een hennepkwekerij en bij een groot aantal transporten van hennepstekken en/of hennepplanten. Verdachte vervulde een leidende rol binnen de organisatie.
Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan het witwassen van grote sommen geld, verkregen uit de hennephandel, waardoor inbreuk is gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.
- (Soft) Drugs als de onderhavige, leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Het hof houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld in verband met handelen in strijd met artikel 3 van de Opiumwet.
B3
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
B4
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, alsmede het feit dat na het tijdstip waarop het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden inmiddels ruim twee en een half jaar is verstreken en verdachte in de tussenliggende periode zich niet schuldig heeft gemaakt aan (andere) strafbare feiten.
B5
Het hof vindt in het vorenstaande aanleiding om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 primair bewezen verklaarde oplevert:
1. en 2. telkens
Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
3.
Medeplegen van gewoontewitwassen
en
Gewoontewitwassen
4, primair
Als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid en vijfde lid van de Opiumwet.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen,
- waterscooter, jetski met trailer, kenteken [kenteken];
- motorfiets, mini motor, kleur zwart;
- motorfiets, mini motor, kleur geel;
- personenauto, [betrokkene 2]-klasse, kenteken [kenteken];
- scooter, Gilera Runner, kenteken [kenteken];
- personenauto, Mercedes SL, kenteken [kenteken]
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp,
- auto onderdeel, winterkap voor cabrio, kleur grijs
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. F.P.E. Wiemans,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx- van Roosmalen, griffier,
en op 15 februari 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.