ECLI:NL:GHSHE:2011:BP1063

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000560-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gewapende overvallen op supermarkten met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere gewapende overvallen op supermarkten. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor diefstal met geweld en afpersing, evenals van een poging tot diefstal en daadwerkelijke diefstal, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen personeel van de supermarkten werd gebruikt. De overvallen vonden plaats op 1 november 2008 in Valkenswaard en op 31 december 2008 in Son. Tijdens de overval in Valkenswaard werd de verdachte samen met mededaders betrapt door een vrachtwagenchauffeur, die bedreigd werd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De overval in Son resulteerde in de diefstal van zes geldkistjes met een totaalbedrag van 4.389,35 euro, waarbij ook geweld werd gebruikt tegen het personeel. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Tevens werd een schadevergoeding van 5.893 euro aan de benadeelde partij, Aldi Best B.V., toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet kon worden aangenomen, en verwierp de verweren van de verdediging. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die langdurig last kunnen hebben van de psychische gevolgen van de overvallen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000560-10
Uitspraak : 18 januari 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het
gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 februari 2010 in de strafzaak met parketnummer 01-839301-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [woonplaats], [adres],
verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave,
waarbij:
- verdachte ter zake
o “medeplegen van: voorbereidingshandelingen van diefstal met geweld en of afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”
o “poging tot: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”
o “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- aan de verdachte werd opgelegd de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van EUR 5.893,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, subsidiair 64 dagen hechtenis;
- de vordering van de benadeelde partij Aldi Best BV werd toegewezen tot een bedrag van EUR 5.893,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- een aantal in het vonnis nader genoemde in beslag genomen voorwerpen verbeurd werd verklaard;
- een tas werd teruggegeven aan verdachte.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor de onder 1., 2. onder A. en B. en 3. primair ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- aan de verdachte zal opleggen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van EUR 5.893,00 subsidiair 64 dagen hechtenis;
- de vordering van de benadeelde partij Aldi Best B.V. zal toewijzen tot een bedrag van EUR 5.893,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- zal beslissen op de in beslag genomen voorwerpen conform de beslissing van de rechtbank.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit:
- primair dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vervolging;
- subsidiair dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld in vereniging, dan wel afpersing in vereniging (te plegen in een restaurant / horecagelegenheid gelegen aan de Dommelstraat, althans in een woning gelegen aan de Raiffeisenstraat [huisnummer]), opzettelijk meerdere, althans een, op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) en/of (een) mes(sen) en/of (een) handschoen(en) en/of (een) sok(ken) en/of (een) (zelfgemaakte) (bivak)muts(en) en/of (een) tang(en) en/of een zonnebril, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft/hebben gehad;
2.
A. hij op of omstreeks 1 november 2008 te Valkenswaard, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (medewerker van de Jumbo) en/of een of meer personeelsleden van de Jumbo te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, aan [slachtoffer 2], freelance-chauffeur - die bij de zijingang van de Jumbo gelegen aan de Willibrorduslaan 21-23 aan het laden/lossen was - een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Overval, overval" en/of (vervolgens) een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Overval overval" en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of geduwd en/of tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Dit is een overval", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
B. hij op of omstreeks 1 november 2008 te Valkenswaard, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, naar het Jumbo filiaal gelegen aan de Willibrorduslaan 21-23 is/zijn gegaan en aldaar tegen een ladende en/of lossende chauffeur (de hierna genoemde [slachtoffer 2]) heeft/hebben gezegd: "Overval, overval" en/of tegen [slachtoffer 1] (medewerker van de Jumbo) heeft/hebben gezegd "Dit is een overval", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], freelance-chauffeur - die bij de zijingang van dat Jumbo-filiaal gelegen aan de Willibrorduslaan 21-23 aan het laden/lossen was -, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Overval overval" en/of "Dit is een overval" en/of (vervolgens) een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Overval overval" en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of geduwd;
3.
primair
hij op of omstreeks 31 december 2008 te Son, gemeente Son en Breugel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes, althans een of meer, geldkistje(s) en/of een geldbedrag ((ongeveer) 4.389,35 euro), geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (medewerksters) en/of [slachtoffer 5] (chauffeur) en/of [slachtoffer 6] (bedrijfsleider) en/of [slachtoffer 7] (assistent bedrijfsleider), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) met (een) bivakmuts(en), althans met (deels) bedekte gezichten en/of hoofden, voor de openingstijd het Aldi-filiaal binnen is/zijn gegaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 6] (met kracht) heeft/hebben vastgepakt en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/tegen de rug van die [slachtoffer 6] heeft geduwd en/of gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 7] (met kracht) heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] op de grond heeft/hebben doen gaan liggen/plaatsnemen en/of
- de handen/polsen/enkels/benen van die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgebonden en/of getaped;
subsidiair
hij op of omstreeks 31 december 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geldkistjes en/of geldbakjes (met inhoud) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die geldkistjes en/of geldbakjes (met inhoud) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 31 december 2008, te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldkistjes en/of geldbakjes (met inhoud), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meerdere geldkistjes en/of geldbakjes (met inhoud), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
A.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging, omdat met grove veronachtzaming van verdachtes belangen tekort is gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
1. meermaals verbalisanten in ambtsedige processen-verbaal en onder ede ten overstaan van de rechter-commissaris verschillend hebben verklaard over één en hetzelfde onderwerp;
2. door [verbalisant 1] op 10 augustus 2009 een e-mailbericht met als onderwerp “voorwaarschuwing” is verzonden;
3. ten onrechte geen fotoconfrontatie is gehouden met getuige [slachtoffer 2];
4. het onderzoek gebrekkig is geweest, omdat de politie de Seat Leon niet heeft geobserveerd.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
B.
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 1. gestelde:
B.1
Aan het verweer dat meermaals verbalisanten in ambtsedige processen-verbaal en onder ede ten overstaan van de rechter-commissaris verschillend hebben verklaard over één en hetzelfde onderwerp is ten grondslag gelegd dat bijvoorbeeld een verbalisant verklaard heeft dat een in beslag genomen tas droog was, terwijl een andere verbalisant verklaarde dat die tas nat was en dat een verbalisant verklaard heeft dat hij de in beslag genomen voorwerpen heeft ingepakt in papieren zakken, terwijl een andere verbalisant verklaarde dat hij de in beslag genomen voorwerpen in een (kennelijk plastic) Bart Smit tas aantrof en dat hij geen papieren zakken heeft gezien.
B.2
Mocht er al sprake zijn van tegenstrijdige of verschillende verklaringen van verbalisanten over één en hetzelfde onderwerp, dan is naar het oordeel van het hof nog geen sprake van een ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Bijgevolg kan geen sprake zijn van de
niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.
C.
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 2. gestelde:
C.1
Het hof begrijpt dit onderdeel van het verweer aldus dat de raadsman heeft willen betogen dat de intentie van het e-mailbericht was om de door de rechter-commissaris als getuigen te horen verbalisanten te beïnvloeden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel niet aannemelijk geworden dat de intentie van het e-mailbericht was de door de
rechter-commissaris te horen getuigen te beïnvloeden of dat de getuigen door dat e-mailbericht of anderszins zijn beïnvloed. Daarbij heeft het hof allereerst in aanmerking genomen dat het door [verbalisant 1] verzonden e-mailbericht niet is verzonden aan de verbalisanten die door de rechter-commissaris als getuigen gehoord zouden gaan worden, doch aan de leidinggevenden van de verbalisanten die als getuigen gehoord zouden gaan worden. Voorts wettigt de inhoud van het e-mailbericht niet de conclusie dat de intentie was om de door de rechter-commissaris als getuigen te horen verbalisanten te beïnvloeden. Ten slotte heeft het hof acht geslagen op het proces-verbaal van bevindingen inzake de gestuurde email d.d. 15 januari 2010, opgemaakt door [verbalisant 1].
C.2
Naar het oordeel van het hof zijn geen omstandigheden gesteld of (anderszins) aannemelijk geworden die de stelling zouden kunnen rechtvaardigen dat getuigen zijn beïnvloed of dat is getracht getuigen te beïnvloeden. Het verweer ontbeert bijgevolg feitelijke grondslag.
D.
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 3. gestelde:
Het hof stelt vast dat een fotoconfrontatie had kunnen worden gehouden met de getuige [slachtoffer 2], terwijl zulks niet heeft plaatsgevonden. Dat kan evenwel niet worden aangemerkt als een vormverzuim, aangezien geen sprake is van het niet naleven van strafprocesrechtelijke geschreven of ongeschreven vormvoorschriften. Het bepaalde bij artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering mist derhalve toepassing, zodat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging niet aan de orde is.
Ten overvloede zij opgemerkt dat niet aannemelijk is geworden dat het openbaar ministerie door het niet houden van deze fotoconfrontatie doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte heeft gehandeld.
E.
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 4. gestelde:
Uit het dossier leidt het hof af dat de Seat Leon is geobserveerd. Immers, verschillende processen-verbaal houden in dat door een observatieteam van de politie is vastgesteld dat verdachte als bestuurder van de Seat Leon met kenteken [kenteken] optrad.
Bijgevolg ontbeert het verweer feitelijke grondslag.
Op grond van het bovenoverwogene kunnen de stellingen van de verdediging op zich noch in samenhang met elkaar bezien leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging. Evenmin zijn overigens gronden daartoe aannemelijk geworden.
Bijgevolg wordt het verweer in al zijn onderdelen verworpen.
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde
De bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 juli 2008, omstreeks 23.15 uur, bevond ik mij te voet op de Raiffeisenstraat te Eindhoven. Op het moment dat ik linksaf de Raiffeisenstraat inliep, zag ik recht voor mij, aan de overzijde van de straat een man tegen een hekwerk leunen. Ik zag dat deze man een getinte huidskleur had en donkere kleding droeg. Ik zag dat deze man steeds om zich heen keek en alles nauwlettend in de gaten hield.
Terwijl ik de Raiffeisenstraat overstak zag ik dat zich links van de man die tegen het hekwerk stond, een steeg bevond. Ik zag dat deze steeg toegang bood tot een aldaar gelegen woning/bedrijf. Ik zag dat in deze steeg twee mannen stonden. Ik zag dat deze twee personen bij de voordeur van genoemde woning stonden en dat één van deze personen voorovergebogen stond richting de voordeur. Ik had het vermoeden dat deze persoon aan de voordeur van deze woning aan het morrelen was.
Ik ben verder gelopen richting de parkeerplaats alwaar mijn personenauto geparkeerd stond. Vervolgens ben ik vanaf deze parkeerplaats linksaf de Raiffeisenstraat ingereden. Op dat moment zag ik dat de man die zich eerder bij het hekwerk ophield nog steeds daar stond. Ik zag dat de man nog altijd om zich heen keek en alles goed in de gaten hield. Ook zag ik in het voorbijrijden dat de twee andere personen zich nog altijd in de steeg ophielden.
Met mijn mobiele telefoon heb ik vervolgens het rechtstreekse nummer van de meldkamer politie gebeld. Ik zag een opvallende politievoertuig over de Stationsweg mij passeerde. Ik heb mij vervolgens voorgesteld als zijnde een collega van de politie en heb aan de collega’s mijn bevindingen verteld welke ik even daarvoor had opgedaan op de Raiffeisenstraat te Eindhoven.
2. Het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 juli 2008 zijn wij in de richting van een woning, gelegen in de Raiffeisenstraat [huisnummer] te Eindhoven, gelopen. Wij zagen dat aan de linkerzijde van de woning een zeer donkere steeg lag die kennelijk naar een tuin gelegen aan de achterzijde van de woning leidde. Ik, verbalisant [verbalisant 4], heb daarop onmiddellijk met een zaklantaarn de voornoemde steeg in geschenen. Wij zagen hierop dat er twee mannen in de steeg stonden.
Wij zagen dat direct aan de linkerzijde van de woning een houten poort stond met een hoogte van ongeveer 2,50 meter. Wij zagen dat de poort was afgesloten middels een kettingslot. Wij hoorden achter de poort direct luid geritsel van bladeren. Wij zagen dat direct links van de houten poort een schuurtje lag.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], heb daarop aan de twee voornoemde mannen medegedeeld dat zij waren aangehouden.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], ben via een lager gelegen muurtje op het dak van het voornoemde schuurtje geklommen. Ik zag daarop dat direct achter de houten poort tegen het schuurtje aan een man in elkaar gedoken zat. Ik ben via het dak van het schuurtje in de tuin gesprongen en heb deze derde man aangehouden. Direct nadat de verdachte in de achtertuin was aangehouden gaf deze op te zijn: [verdachte].
3. Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 juli 2008 omstreeks 23.30 uur kregen mijn collega [verbalisant 19] en ik van de meldkamer het verzoek naar de Raiffeissenstraat [huisnummer] te Eindhoven te gaan. Op het moment dat wij ter plaatse kwamen zag ik dat collega [verbalisant 4] twee lichtgetinte mannen tegen de muur van het pand had geplaatst; tevens zag ik dat collega [verbalisant 3] iets verder op de oprit van het pand stond.
Collega [verbalisant 3] deelde mij mede dat hij het vermoeden had dat aan de andere zijde van een ca 2 meter hoge schutting een derde persoon zou zijn. Ik ben tezamen met collega [verbalisant 3] op een schuurtje geklommen van waaruit wij de tuin achter de bedoelde schutting konden overzien. Wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 3], zagen aan de andere zijde van de schutting, direct tegen de schutting aan een man ineengedoken zitten. Wij hebben deze man aangesproken. Hierop is collega [verbalisant 3] de tuin ingeklommen teneinde de man aan te houden.
Op het moment dat ik, [verbalisant 5], op het dak van de schuur zat, zag ik aan de voorzijde (lees: de straatzijde) van de schutting een bruin-zwarte rugzak staan. Deze rugzak stond in de hoek waar het pand Raiffeisenstraat [huisnummer] te Eindhoven en de schutting bij elkaar kwamen.
De rugzak stond op ca. vijf meter van collega [verbalisant 4] en zijn twee verdachten en tevens op ca. één meter van de derde man die aan de tuinzijde van de schutting zat.
Ik heb collega [verbalisant 6] de rugzak aangewezen waarop deze collega deze rugzak veiligstelde.
4. Het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Wij hoorden dat de collega [verbalisant 5], die boven op een muurtje zat van het gangpad gelegen tussen de woningen gelegen Raiffeisenstraat [huisnummer] en [huisnummer], dat er in een hoek, onder aan het muurtje, alwaar hij opzat, een rugzak stond. Wij zagen een zwart model rugzak staan. Wij zagen en voelden dat deze rugzak droog was. Wij zagen dat de tegels onder de rugzak, nat waren van eerdere regenval. Wij pakten deze rugzak op en voelden dat er goederen in deze rugzak zaten. Hierop openden wij de rits aan de bovenzijde en schenen met de zaklamp in de rugzak. Wij zagen in deze rugzak een groot model keukenmes met zwart heft. Verder zagen wij een donkere muts, een zogenaamde bivakmuts, handschoenen. Verder zagen wij twee pistolen in de rugzak zitten.
Toen wij terug liepen naar de straatzijde, zagen wij rechts, onder bosschages, tegen het hekwerk aldaar, een zwartkleurige tas. Deze tas was middels een flap afgesloten. Nadat wij de flap opzij deden, zagen wij dat er handschoenen in zaten. Vlak naast deze tas zagen wij een zwarte zonnebril liggen. Naast deze zonnebril lag vervolgens een paar opgerolde sokken.
5. Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 8], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 juli 2008, omstreeks 23:30 uur, hoorde ik dat op de Raiffeisenstraat te Eindhoven drie verdachten waren aangehouden. Nabij deze verdachten werd een tas met een mes, vuurwapens en bivakmutsen aangetroffen. Verder hoorde ik dat deze arrestanten onder andere met het politievoertuig 'ECE3' werden vervoerd. Dit is een autobus die een afgesloten en afgeschermde ruimte achterin heeft.
Op 12 juli 2008, omstreeks 06:30 uur, maakte ik de achterzijde van de 'ECE3' open. De achterzijde van het voertuig geeft toegang tot de afgeschermde ruimte. Ik zag dat er een zelfgemaakte bivakmuts in deze ruimte lag. Ik zag dat deze bivakmuts uit een lap stof was gemaakt. Vermoedelijk was het een deel van een broekspijp. Hiervan was de buitenzijde grijs-kleurig en de binnenzijde zwartkleurig. Verder zag ik, dat er twee kijkgaten in waren geknipt. Ik zag dat deze bivakmuts gelijkend was op een muts die in de tas bij de verdachten op de Raiffeisenstraat was aangetroffen. Deze had ik eerder op de avond gezien.
6. Het proces-verbaal technisch onderzoek van verbalisant [verbalisant 9], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 17 juli 2008 ontving ik van [verbalisant 10], rechercheur van de Gezamenlijke Recherche, cluster Valkenswaard, een draagtas van Bart Smit. [verbalisant 10] deelde mede dat in deze draagtas van Bart Smit de goederen zaten die waren aangetroffen in een rugzak die was aangetroffen nabij drie aangehouden verdachten van 11 juli 2008 op de Raiffeisenstraat te Eindhoven.
Op 23 juli 2008 heb ik de inhoud van de draagtas van Bart Smit nader onderzocht. In de tas werden door mij de volgende goederen aangetroffen:
- een mes met zwart heft en een lemmet van ongeveer 17 cm, alsmede kniptang met oranje grepen, gezamenlijk in een koker.
- een rekbaar stuk stof van vermoedelijk een broekspijp met daarin twee gaten geknipt.
- een bivakmuts in de kleuren zwart en grijs met rood stiksel. Gewaarmerkt als
08-129482/04.
- een linker- en een rechterhandschoen in de kleur grijs. Gewaarmerkt als 08-129482/05 en 08-129482/06.
- een linker en een rechter gebreide handschoen in de kleur zwart.
- een bruine rugzak van met merk Trunk & Co.
- een paar in elkaar gevouwen sokken in de kleur grijs.
- een zonnebril van het merk Ray-Ban met rood gemêleerd montuur.
- een bivakmuts met klep en flos in de kleur zwart.
- een canvas schoudertas in de kleur zwart.
Op 10 juli 2008 werd in de ochtenduren een vestiging van de supermarkt Lidl, gevestigd aan de Burgemeester van Hoofflaan 35 te Veldhoven, overvallen. Van deze overval werden door bewakingscamera's beelden opgenomen. Door het onderzoeksteam werden mij enkele afdrukken van deze beelden ter beschikking gesteld. Op deze beelden was onder andere een persoon te zien die in zijn rechter hand een voorwerp vasthield dat leek op een vuurwapen. Verder was te zien dat deze persoon een zogenaamde bivakmuts droeg waarvan het bovenste deel lichter van kleur is dan het onderste deel. Op een afdruk van deze beelden, voorzien van "CamNo 03 08 Jul 10 06:02:51", was genoemde persoon van achteren te zien, terwijl hij met een op een vuurwapen lijkend voorwerp in zijn rechterhand achter vermoedelijk een personeelslid van de supermarkt stond. Opvallend hierbij was dat de door de overvaller gedragen bivakmuts aan de achterzijde ter hoogte van de nek een horizontale witte streep zichtbaar was. Op genoemde afdruk van de bewakingscamera was te zien dat deze streep aan de rechterzijde niet vast zat aan de bivakmuts. Ook was op deze afdruk te zien dat de overvaller een handschoen droeg over zijn rechterhand. Deze handschoen had een lichte kleur met een donkere tint bij de vingers.
Na het zien van de afdrukken van de bewakingscamera van de overval op de Lidl aan de Burgemeester van Hoofflaan 35 te Veldhoven op 10 juli 2008 waarop onder andere de achterzijde van de bivakmuts van de overvaller te zien was, heb ik de aangetroffen bivakmuts gewaarmerkt als 08-129482/04 nader onderzocht. Ik zag dat de vorm van de aangetroffen bivakmuts, in combinatie met de kleurstelling, gelijkenis vertoonde met de bivakmuts die de overvaller droeg op eerdergenoemde afdruk van de bewakingscamera. Nadat ik de aangetroffen bivakmuts binnenstebuiten had gekeerd zag ik aan de achterzijde van de bivakmuts, ter hoogte van de nek, twee witte etiketten direct naast elkaar zitten. Het samenstel van deze twee etiketten gaf het beeld van een horizontale witte streep aan de achterzijde van de bivakmuts waarvan het rechter deel niet vast zat aan de bivakmuts. Dit beeld kwam overeen met het beeld waarop de achterzijde van de bivakmuts staat die de overvaller droeg bij de overval op een filiaal van de Lidl aan de Burgemeester van Hoofflaan 35 te Veldhoven op 10 juli 2008.
De aangetroffen en veiliggestelde linker en rechter handschoen, gewaarmerkt als
08-129482/05 en 08-129482/06, zouden qua vorm en kleur dezelfde handschoenen kunnen zijn als die door de overvaller gedragen werden en die te zien waren op eerdergenoemde afbeelding van de beelden van de bewakingscamera van de overval op de Lidl te Veldhoven op 10 juli 2008.
7. Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 20], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 juli 2008 werd bij de politie melding gemaakt van een verdachte situatie aan de Raiffeisenstraat te Eindhoven. Er zijn aanhoudingen verricht van drie verdachten te weten: [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2]. In hun onmiddellijke nabijheid werd een tas aangetroffen met daarin een bivakmuts.
Onder mutatienummer 08-128165 is een overval vastgelegd die op 16 juli 2008 (het hof begrijpt: op 10 juli 2008) heeft plaatsgevonden te Veldhoven. In het kader van onderzoek in verband met deze overval zijn beelden in beslag genomen, waarvan videoprints zijn gemaakt. Van deze videoprints is een proces-verbaal opgemaakt. Bij dat proces-verbaal zijn 23 videoprints als bijlage gevoegd. Op videoprints 7, 8, 9, 16, 17, 18 en 23 is een bivakmuts te zien die een van de overvallers over zijn hoofd draagt. Met name op videoprint is te zien dat de bivakmuts aan de achterzijde een witte strip heeft, waarvan de rechterzijde los zit. De muts is aan de bovenzijde lichter van kleur dan aan de onderzijde. De scheiding ligt horizontaal over het onderste deel van de muts. Er is tevens een kennelijke naad zichtbaar die aansluit op de witte strip. De bivakmuts heeft ter hoogte van de ogen een horizontale opening.(print 16).
In de fotomap van de in beslag genomen bivakmuts aan de Raiffeisenstraat te Eindhoven staat de bivakmuts afgebeeld. Ik zag dat de bivakmuts op de videoprints grote gelijkenis vertoonde met de bivakmuts aangetroffen op de Raiffeisenstraat te Eindhoven, en dat er, voor zover de kwaliteit van de videoprints/opnamen dit duidelijk maakt, geen verschillen zijn waar te nemen.
8. Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 21], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 28 juli 2008 werden door mij onderstaande voorwerpen nader omschreven en gecategoriseerd.
Voorwerp 1:
Ik zag dat dit voorwerp een gasdrukwapen was in de vorm van een pistool van het merk Umarex, type CPSport, kaliber 4,5 millimeter, serienummer J072471650, kleur zwart. Ik zag dat dit voorwerp zodanig op een vuurwapen leek dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt was. Ik zag dat dit pistool voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Walther, type P99.
Voorwerp 2:
Ik zag dat dit voorwerp een veerdrukwapen was in de vorm van een pistool, zonder merk- of typeaanduiding, kaliber 6 millimeter, serienummer D57197, kleur zilver (kast) en zwart (handgreep en slede). Ik zag dat dit voorwerp zodanig op een vuurwapen leek dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt was. Ik zag dat dit voorwerp voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Sig-Sauer, type P228.
9. Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 20], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 juli 2008 werd bij de politie melding gemaakt van een verdachte situatie aan de Raiffeisenstraat te Eindhoven. Er zijn aanhoudingen verricht van drie verdachten te weten: [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2]. In hun onmiddellijke nabijheid werd een tas aangetroffen met daarin een veerdrukwapen in de vorm van een pistool, zonder merk- of typeaanduiding, kaliber 6 millimeter, serienummer D57197, kleur zilver (kast) en zwart (handgreep en slede).
Onder mutatienummer 08-118810 is een overval vastgelegd die op 27 juni 2008 heeft plaatsgevonden te Eindhoven. In kader van onderzoek in verband met deze overval zijn beelden in beslag genomen, waarvan videoprints zijn gemaakt. Op videoprints 10, 11, 18, 19, 20, 21 en 25 is een pistool te zien dat een van de overvallers in zijn hand draagt. Op alle videoprints is te zien dat de bovenzijde van het pistool (slede), zwart is en dat onderzijde lichtkleurig is. Ook is te zien dat zich aan de linkerzijde een donkere stip/vlek bevindt.
Onder mutatienummer 08-128165 is een overval vastgelegd die op 16 juli 2008 (het hof begrijpt: 10 juli 2008) heeft plaatsgevonden te Veldhoven. In kader van onderzoek in verband met deze overval zijn beelden in beslag genomen, waarvan videoprints zijn gemaakt. Op videoprints 6, 8, 9 en 16 is een pistool te zien dat een van de overvallers in zijn hand draagt. Op videoprint 6 is te zien dat het pistool is aan onderzijde lichtkleurig is en aan bovenzijde donker van kleur. Op videoprint 16 is te zien dat de voorzijde van het heft ook licht van kleur is alsmede de onderzijde van de voorzijde van dat pistool. Op fotoprint 8 en 9 is te zien dat het pistool aan achterzijde ook licht van kleur is.
In de fotomap van de in beslag genomen pistolen aan de Raiffeisenstraat te Eindhoven is op foto 3 en 4 een pistool afgebeeld, waarvan de handgreep en slede zwart zijn en de rest (behuizing) zilverkleurig is. Ik zag dat dit pistool grote gelijkenis vertoonde met het pistool op de videoprints en dat er, voor zover de kwaliteit van de videoprints/opnamen dit duidelijk maakt, geen verschillen zijn waar te nemen.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
F.1
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, hetgeen moet leiden tot uitsluiting van het bewijs van hetgeen na de aanhouding heeft plaatsgevonden. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat uit het dossier niet kan blijken op grond waarvan verdachte kon worden aangehouden.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
F.2
Op 12 juli 2008 hebben verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt dat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Wij hoorden dat een man ons aansprak. Wij hoorden dat de man ons mededeelde dat hij bij de politie werkzaam was. Het was ons ambtshalve bekend dat de man die ons aansprak inderdaad politieambtenaar was. Wij hoorden dat de collega ons mededeelde dat hij enkele minuten daarvoor op de Raiffeisenstraat te Eindhoven een verdachte situatie had gezien. Wij hoorden dat de collega ons mededeelde dat hij gezien had dat in de Raiffeisenstraat te Eindhoven drie mannen, vermoedelijk van Marokkaanse origine, zich verdacht ophielden bij een woning, gelegen in de hiervoor vernoemde straat. Wij hoorden tevens dat de collega ons mededeelde dat hij gezien had dat de drie mannen alle drie geheel in het donker gekleed gingen. Wij hoorden dat de collega ons mededeelde dat hij gezien had dat één van de drie mannen aan het slot van de voordeur van een aldaar gelegen woning aan het morrelen was en dat op zeer korte afstand de twee andere mannen stonden.
Hierop zijn wij naar de Raiffeisenstraat te Eindhoven gereden alwaar wij ons dienstvoertuig parkeerden. Hierop zijn wij in de richting van een woning, gelegen in de Raiffeisenstraat [huisnummer] te Eindhoven, gelopen. Wij zagen dat aan de linkerzijde van de woning een zeer donkere steeg lag die kennelijk naar een tuin gelegen aan de achterzijde van de woning leidde.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], heb daarop onmiddellijk met een zaklantaarn de voornoemde steeg in geschenen. Wij zagen hierop dat er twee mannen in de steeg stonden die ogenschijnlijk van Marokkaanse komaf waren. Hierop hebben wij luidkeels en op niet te misverstane wijze naar deze twee mannen geroepen dat wij van de politie waren en dat wij hun handen wilden zien. Wij zagen dat deze twee mannen zichtbaar schrokken van onze aanwezigheid doordat beide mannen een geschrokken gelaatsuitdrukking hadden. Wij zagen tevens dat beide mannen flink in het gelaat en de nek zweetten. Wij zagen dat direct aan de linkerzijde van de woning een houten poort stond met een hoogte van ongeveer 2,50 meter. Wij zagen dat de poort was afgesloten middels een kettingslot. Wij hoorden achter de poort direct luid geritsel van bladeren. Wij zagen dat direct links van de houten poort een schuurtje lag.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], ben via een lager gelegen muurtje op het dak van het voornoemde schuurtje geklommen. Ik zag daarop dat direct achter de houten poort tegen het schuurtje aan een man van vermoedelijke Marokkaanse komaf in elkaar gedoken zat. Ik ben via het dak van het schuurtje in de tuin gesprongen en heb deze derde man aangehouden. Ik zag dat ook de derde man hevig zweette. Direct nadat de verdachte in de achtertuin was aangehouden, gaf deze op te zijn: [verdachte].”
F.3
Op basis van de bevindingen zoals die blijken uit het onder F.2 weergegeven proces-verbaal was er naar het oordeel van het hof jegens verdachte sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. Mitsdien was de aanhouding van verdachte rechtmatig.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
G.1
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat de in beslag genomen tassen van het bewijs dienen te worden uitgesloten, gelet op de wijze waarop er met de in beslag genomen voorwerpen is omgegaan.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
G.2
Het hof stelt vast dat van de kennisgeving van inbeslagneming met betrekking tot de onderhavige tassen niet is kunnen worden vastgesteld door wie deze feitelijk is opgemaakt, omdat deze kennisgeving is ondertekend door een ander dan degene die deze kennelijk heeft opgemaakt. Voorts stelt het hof vast dat het dossier tekortschiet wat betreft de vastlegging van de gang van zaken met betrekking tot de in de politiebus aangetroffen bivakmuts na het aantreffen daarvan.
Naar het oordeel van het hof is het voorgaande in strijd met het bepaalde bij artikel 152 dan wel artikel 153, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Aldus is sprake van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Voor het overige zijn met betrekking tot de inbeslagneming van de tassen vormverzuimen gesteld noch anderszins aannemelijk geworden.
G.3
De door het hof vastgestelde vormverzuimen kunnen evenwel niet tot bewijsuitsluiting van de in beslag genomen tassen leiden. Bewijsuitsluiting op grond van het verzuim zelf kan immers slechts aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het vormverzuim is verkregen. Daarvan is naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval geen sprake.
Wel kan als gevolg van het verzuim de betrouwbaarheid van het bewijs worden aangetast. Het hof ziet in dit geval aanleiding de resultaten van het DNA-onderzoek aan de bivakmuts niet tot het bewijs te bezigen. Gelet op de omstandigheid dat niet kan worden uitgesloten dat de sporen door contaminatie op de bivakmuts zijn terechtgekomen, acht het hof het resultaat van dit onderzoek onvoldoende betrouwbaar.
G.4
Het hof verwerpt het verweer.
H.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het hem onder 1. ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
1. niet kan worden bewezen dat verdachte en de medeverdachten de tassen en de inhoud daarvan voorhanden hadden;
2. bewijs ontbreekt dat door verdachte en de medeverdachten een misdrijf werd voorbereid.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
I.
Met betrekking tot het hiervoor onder H. 1. gestelde:
I.1
Het op 12 juli 2008 proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
“Wij zagen een zwart model rugzak staan. Wij zagen en voelden dat deze rugzak droog was. Wij zagen dat de tegels onder de rugzak nat waren van eerdere regenval.
Toen wij terug liepen naar de straatzijde, zagen wij rechts, onder bosschages, tegen het hekwerk aldaar, een zwart kleurige tas. Wij zagen dat deze tas droog was.”
I.2
Uit de omstandigheid dat de rugzak en de tas droog waren, terwijl de tegels onder de rugzak nat waren, alsmede de omstandigheid dat blijkens het proces-verbaal van verbalisant
[verbalisant 5] de rugzak zich bevond op circa vijf meter van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en op circa één meter van verdachte, trekt het hof de conclusie dat de rugzak en de tas, alsmede de voorwerpen die zich daarin of vlak daarnaast bevonden, door toedoen van verdachte en de medeverdachten aldaar terecht zijn gekomen. Aldus acht het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachten deze voorwerpen voorhanden hadden.
J.
Met betrekking tot het hiervoor onder H. 2. gestelde:
J.1
Het hof dient te beoordelen of de voorwerpen die verdachte en de medeverdachten voorhanden hadden, al dan niet in combinatie met elkaar, bestemd waren tot het begaan van de misdrijven zoals in de tenlastelegging omschreven. Daarbij heeft als maatstaf te gelden de vraag of deze voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte en de medeverdachten met het gebruik van de voorwerpen voor ogen hadden.
J.2
Uit de aard van de voorwerpen die verdachte en de medeverdachten voorhanden hadden, te weten: twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen, een mes, handschoenen, sokken, (zelfgemaakte) bivakmutsen, een tang en een zonnebril, in onderling verband en samenhang bezien, alsmede de omstandigheid dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat een van die op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een van die bivakmutsen grote gelijkenis vertonen met die welke zijn gebruikt bij een overval op 27 juni 2008 en/of een overval op 10 juli 2008, leidt het hof af dat verdachte en de medeverdachten – eenvoudig gezegd – een overval zouden kunnen gaan plegen, hetgeen het misdrijf diefstal met geweld in vereniging dan wel afpersing in vereniging zou opleveren.
J.3
Naar het oordeel van het hof konden voormelde voorwerpen, in onderling verband en samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig zijn voor het criminele doel dat verdachte en de medeverdachten met het gebruik daarvan voor ogen hadden. Gelet daarop waren deze voorwerpen bestemd tot het begaan van diefstal met geweld in vereniging dan wel afpersing in vereniging.
K.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 juli 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld in vereniging dan wel afpersing in vereniging, opzettelijk meerdere op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een mes en handschoenen en sokken en (zelfgemaakte) bivakmutsen en een tang en een zonnebril, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Met betrekking tot het onder 2. onder A. ten laste gelegde
Vrijspraak
Het hof acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. onder A. ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het dat het bewijs ervoor tekortschiet dat verdachte al dan niet met anderen heeft gepoogd [slachtoffer 1] en/of een of meer andere personeelsleden van de Jumbo te dwingen tot de afgifte van geld.
Met betrekking tot het onder 2. onder B. ten laste gelegde
De bewijsmiddelen
1. De aangifte van [slachtoffer 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben freelance vrachtwagenchauffeur. Op 1 november 2008 moest ik naar de Jumbo gelegen op de Willibrorduslaan 21 te Valkenswaard rijden. Ik kwam hier op 1 november 2008, omstreeks 06.53 uur, aan.
Ik heb vervolgens mijn vrachtwagen zo neergezet dat ik kon lossen bij de zij-ingang van de Jumbo. De zij-ingang is gelegen op de Dokter Dagenvosstraat te Valkenswaard. Ik heb vervolgens mijn laadklep omlaag gedaan, en alvast wat karren met brood op de laadklep gezet. Vervolgens ben ik naar de roldeur gelopen en heb hier aangebeld. Ik zag dat de bedrijfsleider (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]) de roldeur open deed. Vervolgens zei ik: “we gaan lossen”. Ik draaide me om en liep naar de laadklep. Hier pakte ik een broodkar. Vervolgens rij ik de broodkarren naar binnen. Hier pakt de bedrijfsleider ze over om de winkel/magazijn in te rijden. Toen ik de derde broodkar pakte, draaide ik de kar om en zag dat er een jongen aan kwam gelopen. Ik stond toen net in de Jumbo. Vervolgens zag ik dat deze jongen in zijn linkerhand een zwart pistool vast had. Deze richtte hij op mij. Ik voelde me op dat moment ernstig bedreigd.
Ik hoorde vervolgens een jongen schreeuwen: “overval overval!”. Deze kwam uit dezelfde richting als de eerste dader. Deze jongen hoorde ik ook schreeuwen: “overval overval!”. Ik zag dat deze jongen een soort priem van tussen de 20 en 25 centimeter vast had. Vervolgens zag ik dat er voor mij van achter, uit de Jumbo, de bedrijfsleider (het hof begrijpt:
[slachtoffer 1]) aangelopen kwam. Ik hoorde dat hij ook begon te schreeuwen. Ik hoorde vervolgens een broodkar omvallen. Ik denk dat dader 1 mij geduwd heeft waardoor ik tegen de kar aanviel en deze om viel. Ik zag dat de jongens zich omdraaiden en vervolgens weg begonnen te rennen. Ik zag dat ze de rechterkant in gerend zijn.
Ik besef nu dat ik een gevecht heb gehad met de eerste dader. Ik heb twee sneetjes in mijn linkerhand. Ik heb ook pijn in mijn rechterschouder.
Ik voelde mij door de dader bedreigd door de volgende fysieke en verbale handelingen van deze dader: het richten van een nepvuurwapen op mij.
De daders zijn richting de Geenhovensedreef weggerend.
2. De op 1 november 2008 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 november 2008 was ik in de winkel. Ik ben werkzaam bij de Jumbo die is gelegen aan de Willibrorduslaan 21 te Valkenswaard, als groente chef.
Omstreeks 06.55 uur was de vrachtwagen met brood er. Er werd aangebeld. Ik ben vervolgens naar de zijdeur (personeelsingang) gelopen. De roldeur bevindt zich aan de linkerzijde van het pand. Ik opende de roldeur en zag dat de man van het brood, de laadklep van de vrachtwagen al open had staan met het brood erop. Wij zetten vervolgens de karren met brood binnen in het magazijn. Ik heb vervolgens de eerste kar de winkel binnen gereden. Toen ik vervolgens terug kwam, zag ik dat man van het brood aan het vechten was met één persoon. Ik zag vervolgens twee personen wegrennen.
3. De op 20 november 2008 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 november 2008 ben ik getuige geweest van een poging tot overval op de Jumbo supermarkt gelegen aan de Willibrorduslaan 21 te Valkenswaard.
Ik ben werkzaam bij supermarkt Jumbo gelegen aan de Willibrorduslaan te Valkenswaard. Ik werk daar op de afdeling groenten en fruit.
Op een gegeven moment hoorde ik de bel. Ik keek op de klok en ik zag dat het inmiddels 06.55 uur was. Zoals altijd komt omstreeks dit tijdstip de bakker om de vracht te lossen.
Ik heb vervolgens de roldeur geopend.
Samen met de chauffeur ben ik begonnen met het lossen van de vracht. Ik ben met enkele karren met brood de winkel ingereden. De chauffeur is vervolgens verder gegaan met het lossen van de vrachtwagen.
Maximaal twee minuten nadat ik met de karren met brood de winkel was inlopen ben ik teruggelopen naar het magazijn. Meteen toen ik vanuit de winkel het magazijn in kwam gelopen zag ik dat de chauffeur aan het vechten was met een voor mij onbekende man.
Op het moment dat ik de vechtpartij zag ben ik hard gaan roepen.
Ik ben vrijwel direct richting de vechtende chauffeur en onbekende man gelopen. Ik zag dat de overvaller het hoofd van de chauffeur is een soort “nekklem” vast had. Ik ging door met roepen en vrijwel direct liet de onbekende man/overvaller de chauffeur los.
Op het moment dat de chauffeur door de overvaller was losgelaten zag ik dat er een tweede persoon/overvaller ter hoogte van de open roldeur stond. Ik hoorde dat er door een overvaller geroepen werd: “Dit is een overval”.
Na de overval zijn de overvallers rechtsaf weggelopen door de Dokter Dagevorsstraat in de richting Geenhovensedreef.
4. Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 10], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 20 november 2008 heb ik, naar aanleiding van een op 1 november 2008 gepleegde gewapende overval te Valkenswaard, Willibrorduslaan 21, in politiebureau te Valkenswaard, een simultane fotobewijsconfrontatie gehouden, waarbij de getuige [slachtoffer 1], werd geconfronteerd met 14 foto's van personen, waaronder een foto van de verdachten [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
De foto’s van de verdachten en de foto's van de figuranten bevestigde ik in willekeurige volgorde op de plaatsen met de nummers 1 t/m 14 op een fototoonbord. De foto van [verdachte] kwam op plaats 2.
5. Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 12], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 20 november 2008 confronteerde ik de getuige [slachtoffer 1] met een fotoselectie van 14 personen.
Ik toonde aan de getuige de foto's van de personen simultaan middels een fototoonbord. De foto's waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 14. Terwijl de getuige naar de selectie keek, hoorde ik dat hij uit eigen beweging zei: “Nummer 2. Ik herkende hem aan zijn ogen. Verder herken ik hem aan de houding van zijn hoofd. Nummer 2 is voor mij de overvaller die bij de roldeur stond. Het is niet degene die gevochten heeft.”
Vervolgens vroeg ik aan de getuige: “In je verklaring heb je gesproken over overvaller 1 en overvaller 2. De overvaller 1 is degene geweest die gevochten heeft en overvaller 2 is degene die ter hoogte van de roldeur gestaan heeft. Je hebt foto 2 aangewezen. Wie had welke rol?”
De getuige antwoordde: “Over foto 2 ben ik zeker. Ik kreeg bij het zien van deze foto meteen het gevoel van ‘dat is hem’.
Dit is de overvaller die bij de roldeur stond. Hij komt qua postuur en ogen overeen.”
6. Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 13], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op de personenauto Seat Leon met kenteken [kenteken] is plaatsbepalingsapparatuur bevestigd.
Door het observatieteam van de regiopolitie Brabant-zuid-oost is reeds vastgesteld dat [verdachte] als bestuurder van genoemde auto optreedt.
Aan de hand van het baken is vastgesteld dat genoemd voertuig zich op 1 november 2008 te 05.10.56 uur bevond nabij de kruising Nieuwe Waalreseweg / Klaproosstraat te Valkenswaard tot 05.55.16 uur. (werkelijke tijden: 06.10.56 uur tot 06.55.16 uur)
Op 1 november 2008 omstreeks 06.58 uur, werd melding gemaakt van een overval op de supermarkt Jumbo, gevestigd op het adres Willibrorduslaan 21 te Valkenswaard. De afstand van de plaatsbepalingen van het baken op de Klaproosstraat tot aan de Jumbo is hemelsbreed ongeveer 450 meter.
7. Het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens van verbalisant [verbalisant 11], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 november 2008 vond er bij het filiaal van supermarkt Jumbo een poging tot gewapende overval plaats.
Aan de hand van het peilbaken is vastgesteld dat de personenauto van het merk Seat, type Leon, voorzien van het kenteken [kenteken], op 1 november 2008 te 06:10:56 uur tot 06:55:16 uur zich bevond nabij de kruising Nieuwe Waalreseweg / Klaproosstraat te Valkenswaard. Uit de aangifte van de overval blijkt dat de beide daders wegvluchten richting Geenhovensedreef. Richting Geenhovensedreef is dezelfde richting als waar volgens de “fixen” van het peilbaken de Seat Leon zich bevond.
8. De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Eigenlijk rijden alleen [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) en ik in de zwarte Seat Leon voorzien van het kenteken [kenteken]. Ik leen eigenlijk alleen de auto uit aan [verdachte].
Alleen [verdachte] en ik hebben sleutels van de voornoemde zwarte Seat Leon.
9. Het proces-verbaal van bevindingen van opnemen vertrouwelijke communicatie van verbalisant [verbalisant 14], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 15 april 2009 is een gesprek opgenomen tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2]. Dit gesprek werd door mij uitgewerkt en hieronder weergegeven.
[verdachte]: Eh mij foto stond eh mij foto stond op nummer 2, de jouwe stond op 7
[verdachte]: Hij wijs mij als zeker verdachte
[verdachte]: En die jongen die bij de deur stond zegt hij
[medeverdachte 2]: Ja
[verdachte]: De die dat ben ik. Begrijp je mij.
[medeverdachte 2]: Hoe ga je eh met die automobiel regelen
[verdachte]: Die is van eh dinges, die is van [getuige 1]
[medeverdachte 2]: Nee maar eh die baken
[verdachte]: ehh, da regel ik wel
[medeverdachte 2]: jij moet gewoon zeggen van luister eens da dat is mijn auto niet.
[verdachte]: Da da daarom. Daarom zwijg ik.
[medeverdachte 2]: Je moet met [getuige 1] onderhandelen.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
L.
i.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder 2. ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een van de overvallers was. Daartoe is aangevoerd dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, omdat – zakelijk weergegeven –:
- uit de OVC-gesprekken niet kan worden afgeleid dat verdachte een van de overvallers is geweest;
- de Seat Leon blijkens de door de raadsman overgelegde schriftelijke verklaringen niet enkel werd gebruikt door [getuige 1] en verdachte;
- uit de enkele omstandigheid dat de Seat Leon, die ook bij verdachte in gebruik was, is gepeild in de omgeving van de supermarkt niet kan worden afgeleid dat verdachte een van de overvallers is geweest;
- getuige [slachtoffer 2] ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij bij de fotoconfrontatie vrij zeker was en dat hij voor 99% zeker was en er dus geen sprake is van een 100% herkenning van verdachte.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
ii.
Het hof stelt voorop dat de door de raadsman overgelegde verklaringen van [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] niets afdoen aan de verklaring van [getuige 1] die erop neerkomt dat alleen verdachte en hij van deze auto gebruik maken en sleutels van deze auto hebben. Voormelde verklaringen houden immers slechts in dat deze personen verklaren vaker in de onderhavige Seat Leon te hebben gereden. Daaruit kan niet volgen dat zij deze auto ook bestuurd hebben.
Ook overigens is uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat een ander of anderen dan voornoemde [getuige 1] en verdachte als bestuurder van de auto optraden en dat de auto alsdan werd gebruikt door een ander of anderen dan die [getuige 1] en verdachte.
iii.
Met betrekking tot de fotoconfrontatie heeft de getuige [slachtoffer 1] ten overstaan van de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
“De raadsman vraagt mij hoe zeker ik ben van de herkenning van nummer 2. Mijn reactie hierop is dat ik ten tijde van die fotoconfrontatie vrij zeker was, ik was toen voor 99% zeker. Het is zo dat als ik het niet 100% zeker weet, ik nog altijd perfectionist ben, ik wil eigenlijk 200% zeker zijn. Ik heb een kleine slag om de arm gehouden. Ik blijf erbij dat ik bij die fotoconfrontatie voor 99% zeker was.”
Het hof ziet in deze verklaring geen aanleiding om de herkenning van verdachte door [slachtoffer 1] niet tot het bewijs te bezigen. Daarbij heeft het mede in aanmerking genomen dat deze herkenning naar het oordeel van het hof steun vindt in het opgenomen gesprek tussen verdachte en zijn broer [medeverdachte 2] alsmede in de omstandigheid dat de auto waarvan verdachte gebruik maakte zich volgens het peilbaken hemelsbreed op ongeveer 450 meter van de supermarkt bevond ten tijde van de gepoogde overval, terwijl de twee daders zijn weggevlucht in de richting waar zich deze auto bevond.
iv.
Door de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, heeft het hof de overtuiging bekomen dat de verdachte één van de personen is die het onder 2. onder B. ten laste gelegde heeft gepleegd, te weten: de overvaller die zich bij de roldeur bevond.
v.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 2. onder B. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 november 2008 te Valkenswaard, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig geldbedrag, toebehorende aan de Jumbo, met voormeld oogmerk tezamen met zijn mededader naar het Jumbo filiaal gelegen aan de Willibrorduslaan 21 is gegaan en aldaar tegen een lossende chauffeur (de hierna genoemde [slachtoffer 2]) heeft gezegd: "Overval, overval" en tegen [slachtoffer 1] (medewerker van de Jumbo) heeft gezegd "Dit is een overval", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], freelance-chauffeur – die bij de zijingang van dat Jumbo-filiaal gelegen aan de Willibrorduslaan 21 aan het lossen was –, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededader aan die [slachtoffer 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] hebben gericht en daarbij tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd "Overval overval" en vervolgens een priem hebben getoond en tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd "Overval overval" en die [slachtoffer 2] hebben vastgepakt en vastgehouden en geduwd.
Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde
M. Door het hof vastgestelde feiten
Het hof stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de in deze kolom opgenomen noten wordt verwezen, het volgende vast.
Op 31 december 2008, tussen 07.45 uur en 08.00 uur, vond een overval plaats in de supermarkt Aldi, gevestigd aan de De Bontstraat 84 te Son, gemeente Son en Breugel. De overval werd gepleegd door drie mannen. Uit de supermarkt zijn zes geldkistjes inhoudende EUR 4.389,35 weggenomen. De geldkistjes en het geld behoorden toe aan Aldi Best BV.
N. Overige bewijsmiddelen
i.
Op 31 december 2008 heeft [slachtoffer 6] een aangifte gedaan, welke aangifte – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008, omstreeks 07:15 uur kwam ik aanrijden bij het parkeerterrein van de Aldi. Op het moment dat ik het parkeerterrein op wilde rijden heb ik collega [slachtoffer 3] (het hof begrijpt: [slachtoffer 3]) voor moeten laten gaan.
[slachtoffer 7] (het hof begrijpt: [slachtoffer 7]) maakte de winkeldeur open, waarna we met zijn drieën naar binnen zijn gegaan.
Op 31 december 2008, omstreeks 07:30 uur kwam de chauffeur (het hof begrijpt:
[slachtoffer 5]) van de vrachtauto van Aldi om goederen te lossen. Terwijl ik in de winkel was, hoorde ik wat geschreeuw vanuit het magazijn. Ik wilde het magazijn inlopen en op dat moment kwam er een persoon, vanuit het magazijn, de winkel ingelopen. Deze persoon had volgens mij een bivakmuts op. Ik zag dat die man een groot mes in zijn hand had. Ik hoorde dat die man tegen mij riep:"Dit is een overval". Hij pakte mij meteen in mijn kraag vast en draaide de kraag, waardoor hij mij stevig vasthield. Hij stond vervolgens achter mij. Hij duwde de punt van het mes tegen het midden van mijn rug net onder de schouderbladen. Ik voelde het mes goed zitten. Ik hoorde dat hij vervolgens zei:"Meekomen" en ik werd richting magazijn geduwd. Vervolgens zijn we het magazijn ingelopen. In het magazijn gekomen, hoorde ik dat die man zei:"Liggen, liggen". Ik ben vervolgens in het magazijn op de grond gaan liggen. Ik moest op mijn buik liggen. Ik lag naast mijn collega [slachtoffer 3], die al op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 3] over de lepels van de pallettruck lag. Ik zag dat zij bij de enkels getaped was, met zwarte tape. Ik zag ook dat [slachtoffer 7] op de grond lag. Ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] lagen op hun buik.
Op het moment dat ik het magazijn inliep, zag ik dat er meer overvallers waren. Ik zag namelijk een man in de keukendeur staan, een man bij [slachtoffer 3] ter hoogte van haar voeten en een bij mij.
Ik hoorde vervolgens één van de daders roepen:"Wie is de manager". Ik antwoordde dat ik dat ben. Ik hoorde vervolgens dat er werd geroepen:"Meekomen, kluis", of woorden van gelijke strekking. Ik stond op en werd tevens door een dader weer bij mijn kraag gepakt en naar voren geduwd de winkel in. Volgens mij duwde hij ook een mes tegen mijn rug aan. Hij duwde mij naar het kantoor aan de andere zijde van de winkel. Nog voordat ik bij het kantoor was zei ik:"Ik heb geen kluissleutel, die heeft mijn collega die achter is." Vervolgens hoorde ik dat die man riep:"Terug, vlug, vlug, lopen", of woorden van gelijke strekking.
Doordat die man en de andere mij en mijn personeel bedreigden met een mes heb ik gedaan wat hij mij vroeg. Ik was bang dat mij iets ergs aangedaan zou worden, zoals mij steken met het mes.
Ik ben terug naar het magazijn gelopen. Ik moest weer gaan liggen en lag vervolgens weer naast [slachtoffer 3]. Ik riep vervolgens:"[slachtoffer 7], [slachtoffer 7] kom jij hebt de sleutel". [slachtoffer 7] is toen opgestaan en meegegaan naar kantoor voor de kluis.
Een dader, kennelijk degene die meegelopen was met [slachtoffer 7], kwam terug het magazijn inlopen, althans dat hoorde ik. Ik zag dat de dader drie grijze geldkistjes op de grond naast mij gooide. Hij zei hierbij tegen de andere twee daders:"Hier neem deze vast mee", of woorden van gelijke strekking. Ik herkende deze geldkistjes als de geldkistjes die bij mij uit de kluis kwamen. Deze geldkistjes bevatten de geldbakjes voor de kassa's. Ik hoorde de dader die de geldkistjes had neergegooid weer de winkel in rennen. Ik zag dat de kistjes opgeraapt werden. Ik durfde niet op te kijken, omdat ik veel te bang was dat mij iets zou overkomen. Dus dat de daders mij iets aan zouden doen.
De dader die de geldkistjes had opgeraapt, was weggelopen via de laad/losdeuren en die is niet meer teruggekomen. Ik hoorde dat de dader die weer terug richting de kluis was gelopen, weer kwam aangerend naar het magazijn. Ik hoorde de geldkistjes die hij kennelijk vast had, rammelen. Hierop is hij en de andere dader ook via de laad/losdeuren weggerend. Voordat zij weggingen hoorde ik een van de daders roepen:"Liggen blijven". Verder zei hij nog iets in de trant van anders gebeurt er iets.
De weggenomen goederen en het weggenomen geld zijn onder dreiging van messen en/of geweld weggenomen.”
ii.
Op 31 december 2008 heeft [slachtoffer 7] een aangifte gedaan, welke aangifte – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik ben medewerker van het winkelfiliaal “Aldi”, gelegen aan De Bontstraat 84 te Son en Breugel. Mijn functie binnen dit bedrijf is assistent bedrijfsleider. Op 31 december 2008, omstreeks 07:15 uur, kwam ik aan op mijn werk. Ik heb vervolgens gewacht totdat de bedrijfsleider, [slachtoffer 6] (het hof begrijpt: [slachtoffer 6]), en onze medewerker, [slachtoffer 3] (het hof begrijpt: [slachtoffer 3]), zouden komen. Wij zijn vervolgens met z'n drieën de winkel binnen gegaan.
Terwijl [slachtoffer 3] en ik het brood binnen haalden, zag ik dat de vrachtwagen van ons inmiddels was gearriveerd. De chauffeur (het hof begrijpt: [slachtoffer 5]) kwam naar binnen. [slachtoffer 6] is met de chauffeur naar het magazijn gegaan, alwaar hij de deuren heeft geopend en met de chauffeur de goederen is gaan lossen. Ik heb vervolgens de kar met vleeswaren vanuit het magazijn de winkel in gereden en heb de vleeswaren aangevuld. Terwijl ik met deze werkzaamheden bezig was, hoorde ik vanuit het magazijn geschreeuw. Ik zag vervolgens iemand de winkel inlopen. Ik liep vervolgens richting het magazijn en zag dat de persoon op mij af kwam lopen. Ik zag zijn hoofd en zag dat deze persoon een zwarte bivakmuts droeg. Ik zag dat deze persoon een mes in zijn linkerhand vasthield. Ik hoorde dat deze manspersoon tegen mij riep:"Rustig blijven, rustig blijven! Ik doe niets. Meekomen!" Ik voelde dat de man mij achter bij mijn kraag pakte en mij in de rug duwde. De man liep achter mij aan en duwde mij voor zich uit in de richting van het magazijn. In het magazijn zag ik nog twee voor mij onbekende mannen. Eén van deze mannen had [slachtoffer 6] vast gegrepen en de andere man stond in het keukentje bij [slachtoffer 4] (het hof begrijpt: [slachtoffer 4]) en de chauffeur. Ik zag dat [slachtoffer 3] op dat moment op haar buik op de grond lag in het magazijn. Mij werd gezegd, door de man die mij vast hield, dat ik ook op de grond moest gaan liggen. [slachtoffer 6] werd vervolgens door de man die hem vast hield meegenomen richting het kantoor in de winkel. Ze kwamen echter direct weer terug, omdat ik de sleutel van de kluis bij me droeg. Ik hoorde dat er tegen mij geroepen werd: "Opstaan, opstaan. Opschieten!" Ik werd vervolgens weer op dezelfde wijze vast gegrepen in mijn kraag en werd richting het kantoor geduwd. Ditmaal werd ik geduwd door de man die [slachtoffer 6] in eerste instantie vast hield. Ik heb de kluis voor hem met de sleutel geopend. Vervolgens riep de man naar mij dat ik op de grond moest gaan liggen. De man vroeg me waar het geld was. Ik vertelde hem dat het geld in de kistjes zat. Ik zag dat de man zeven kistjes uit de kluis pakte en deze op de grond zette. De man nam vervolgens enkele kistjes mee en kwam kort daarna weer terug om nog enkele kistjes op te halen. Ik ben al die tijd op de grond blijven liggen. Ik zag dat de man één kistje had laten staan.
De man die mij als eerste aanviel droeg een zwarte bivakmuts met ronde gaten bij de ogen en een gat bij de mond en had een mes in zijn hand.
De man die mij als tweede aanviel, toen ik naar de kluis moest, droeg een zwarte bivakmuts met ronde gaten bij de ogen en een gat bij de mond.
Ik voelde mij bedreigd door deze mannen in hun uitlatingen en handelingen.”
iii.
Op 31 december 2008 heeft [slachtoffer 3] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik ben als algemeen medewerkster in vaste dienst bij de Aldi in Son aan de De Bontstraat. Op 31 december 2008 kwam ik bij de Aldi in Son aan om te gaan werken. Ik ben samen met de heer [slachtoffer 6] (het hof begrijpt: [slachtoffer 6]) en mevrouw [slachtoffer 7] (het hof begrijpt: [slachtoffer 7]) naar binnen gegaan.
Omstreeks 07.30 uur kwam er een vrachtauto om goederen af te leveren. De chauffeur (het hof begrijpt: [slachtoffer 5]) is via de magazijningang begonnen met zijn werk. Hierbij bleef de buitendeur van het magazijn open staan.
Omstreeks 07.50 uur kwam een andere medewerkster binnen, [slachtoffer 4] (het hof begrijpt: [slachtoffer 4]). Zij kwam via de open magazijndeur binnen.
Kort hierna, tussen 07.50 en 07.55 uur, was ik in het magazijn. Ik zag toen dat via de openstaande magazijndeur drie mannen binnen komen. Ze droegen alle drie een bivakmuts.
Dader 1 riep direct tegen mij: "Op de grond gaan liggen." Ik zag dat hij een mes in zijn hand had. Hij riep dit twee keer tegen mij. Ik ben ook meteen gaan liggen, op mijn buik met het hoofd in de richting van de winkel. Mijn gezicht naar de vloer. Daarna werden mijn benen aan elkaar getapet.
Ik was bang. Ik was bang dat ze me iets aan zouden doen.
Ik hoorde ook dat de overvallers de kantine binnen gingen. Ook [slachtoffer 4] en de chauffeur moesten op de grond gaan liggen.
Tijdens de overval waren de heer [slachtoffer 6] en mevrouw [slachtoffer 7] in de winkel. Ik hoorde op een gegeven moment dat de heer [slachtoffer 6] in het magazijn werd gebracht. Een van de overvallers vroeg er wie de bedrijfsleider was waarop de heer [slachtoffer 6] antwoordde dat hij dit was. Ook mevrouw [slachtoffer 7] werd naar het magazijn gebracht. Vervolgens zijn de overvallers met [slachtoffer 6] en ook met mevrouw [slachtoffer 7] naar het kantoortje gegaan waar de kluis staat.
Op een gegeven moment hoorde ik dat de geldkistjes bij de deur tussen de winkel en het magazijn op de grond vielen. Kort hierna zijn de overvallers vertrokken. Er werd nog geroepen dat wij moesten blijven liggen.”
iv.
Op 31 december 2008 heeft [slachtoffer 4] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik ben verkoopmedewerkster bij de Aldi supermarkt te Son. Ik ben vanmorgen om 07.30 uur bij het bedrijf aangekomen. Ik ben naar binnengegaan via de deur van het magazijn die open stond vanwege het lossen. Ik ben doorgelopen de kantine in.
Ik keek via het raam van de kantine het magazijn in. Ik zag dat drie mannen met bivakmutsen op in het magazijn liepen en in de richting liepen van de kantine.
Ik schrok daar erg van en ik zag dat een van deze mannen de kantine binnenkwam. De chauffeur (het hof begrijpt: [slachtoffer 5]) was ook in de kantine gekomen. De man die de kantine binnen kwam lopen zei; "Blijf rustig. Blijf rustig, we doen jullie niets". Ik ben meteen evenals de chauffeur op de grond van de kantine gaan liggen.
De overvaller die in de kantine kwam, droeg een bivakmuts grijs-grauwzwart van kleur.
Een van de mannen droeg een mes. Ik heb dat gezien op het moment dat ik via de ruit van de kantine het magazijn inkeek.”
v.
Op 31 december 2008 heeft [slachtoffer 5] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik ben werkzaam als chauffeur bij de Aldi-supermarktbedrijven.
Toen ik hier (het hof begrijpt: bij de supermarkt Aldi, gevestigd aan de De Bontstraat 84 te Son) ben aangekomen heb ik de vrachtwagen achteruit de parkeerplaats opgereden. Ik heb de klep van mijn vrachtauto geopend, waarna ik ben gaan lossen.
Ik had ongeveer 5 pallets gelost en geplaatst halverwege het magazijn, toen ik naar de kantine ben gelopen. terwijl ik voor het aanrecht stond, zag ik in een flits een gemaskerde man op mij af komen lopen. De man zei: “liggen liggen, wij zijn niet van plan jullie iets aan te doen, wij komen alleen voor het geld”. Ik ben meteen op de grond gaan liggen. Er zat nog een medewerkster in de kantine. Zij is meteen met mij op de vloer gaan liggen toen ze de overvaller zag.
Ik zag dat een medewerkster op de pallettruck lag en dat ze tape om haar benen had.”
vi.
Op 8 januari 2009 heeft [verbalisant 14] een proces-verbaal opgemaakt dat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op de personenauto Seat Leon met kenteken [kenteken] is plaatsbepalingapparatuur bevestigd. Door het observatieteam van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost is reeds vastgesteld dat [verdachte] als bestuurder van genoemde auto optreedt.
Op 31 december 2008 werd melding gemaakt van een overval op de supermarkt Aldi, gevestigd op het adres De Bontstraat 84, 5691 SX te Son en Breugel. De overval werd op
31 december 2008 gepleegd tussen 07.45 uur en 08.00 uur.
Aan de hand van het baken is vastgesteld dat het genoemde voertuig zich op
31 december 2008 te 05.30.03 uur (werkelijke tijd: 06.30.03 uur) bevond op de Tulpstraat te Son en Breugel.
Op 31 december 2008 bevond het genoemde voertuig zich te 05.30.55, 05.36.25 en 05.36.52 uur (werkelijke tijden: 06.30.55, 06.36.25 en 06.36.52 uur) in de directe omgeving van de Tulpstraat en Crocusstraat te Son en Breugel, tot om en nabij 07.00.03 uur.
Op 31 december 2008 te 07.00.03 uur (werkelijke tijd: 08.00.03 uur) bevond het genoemde voertuig zich op de Hendrik Veenemanstraat te Son en Breugel.
Op 31 december 2008 te 07.05.40 uur (werkelijke tijd: 08.05.40 uur) bevond het genoemde voertuig zich op de A50 te Son en Breugel.
De afstand van de plaatsbepaling van het baken op de Tulpstraat tot aan de Aldi is hemelsbreed ongeveer 270 meter.
De afstand van de plaatsbepalingen van het baken in de directe omgeving van de Tulpstraat en Crocusstraat tot aan de Aldi is hemelsbreed ongeveer tussen de 340 en 410 meter.
De afstand van de plaatsbepaling van het baken op de Hendrik Veenemanstraat tot aan de Aldi is hemelsbreed ongeveer 767 meter.
De afstand van de plaatsbepaling van het baken op de A50 tot aan de Aldi is hemelsbreed ongeveer 1235 meter.
Op 31 december 2008 werd melding gemaakt van een inbraak in een woning gelegen aan de [adres], [postcode] te Eindhoven, gepleegd tussen 12.30 uur en 13.00 uur.
Aan de hand van het baken is vastgesteld dat het genoemde voertuig zich op
31 december 2008 te 11.34.22 uur (werkelijke tijd: 12.34.22 uur) bevond op de Rijnstraat te Eindhoven.
Op 31 december 2008 te 11.37.21 uur (werkelijke tijd: 12.37.21 uur) bevond het genoemde voertuig zich op de Niersstraat te Eindhoven tot om en nabij 11.56.04 uur (werkelijke tijd: 12.56.04 uur).
De afstand van de plaatsbepalingen van het baken op de Niersstraat te Eindhoven tot aan de [adres] te Eindhoven is hemelsbreed ongeveer 100 meter.”
vii.
Op 28 januari 2009 heeft [verbalisant 14] een proces-verbaal opgemaakt dat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Aan de hand van het baken kan worden vastgesteld dat de Seat Leon met kenteken
[kenteken] zich ook op 30 december 2008 in de vroege ochtend in de directe omgeving bevond van de supermarkt Aldi, gevestigd op het adres De Bontstraat 84, 5691 SX te Son en Breugel:
- te 05.13.41 uur (werkelijke tijd: 06.13.41 uur) op de Antoon van de Venstraat te Son en Breugel
- te 05.14.57 uur (werkelijke tijd: 06.14.57 uur) in de directe omgeving van de Crocusstraat te Son en Breugel
- van 05.15.19 uur tot en met 06.19.35 (werkelijke tijden: 06.15.19 en 07.19.35 uur) op de Ekkersrijt 3200 te Son en Breugel.
De afstand van de plaatsbepaling van het baken op de Antoon van de Venstraat te Son en Breugel tot aan de Aldi is hemelsbreed ongeveer 345 meter.
De afstand van de plaatsbepalingen van het baken in de directe omgeving van de Crocusstraat tot aan de Aldi is hemelsbreed ongeveer tussen de 175 meter.
De afstand van de plaatsbepaling van het baken op de Ekkersrijt 3200 tot aan de Aldi is hemelsbreed ongeveer 175 meter.
Aan de hand van meerdere tapgesprekken van de gebruiker van telefoonnummer
[telefoonnummer] is vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker is van het genoemde telefoonnummer.
Gespreksnummer 270715934 Inkomend telefoongesprek
Datum en tijd 30-12-2008 03.57.17 uur
In gesprek met telefoonnummer [telefoonnummer] igb NN-man
Hieronder volgt de samenvatting van dit telefoongesprek.
[verdachte] wordt gebeld door een NN-man.
NN-man vraagt wat [verdachte] gaat doen en vraagt of hij gaat pitten.
[verdachte] zegt dat hij niet gaat pitten en noemt NN-man gek.
NN-man vraagt aan [verdachte] hoe laat hij hem ziet.
[verdachte] zegt: kwart over 5.
NN-man zegt dat hij nu gaat pitten en dat hij nu thuis is.
Uit bakengegevens is gebleken dat het genoemde voertuig op 30 december 2008 te 04.30.45 uur (werkelijke tijd 05.30.45 uur) vertrekt vanaf de [straat] te Eindhoven in de richting van Son en Breugel.”
viii.
Op 27 februari 2009 heeft [getuige 1] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Eigenlijk rijden alleen [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) en ik in de zwarte Seat Leon voorzien van het kenteken [kenteken]. Ik leen eigenlijk alleen de auto uit aan [verdachte].
Alleen [verdachte] en ik hebben sleutels van de voornoemde zwarte Seat Leon.”
ix.
Op 29 juni 2009 heeft [verbalisant 14] een proces-verbaal opgemaakt dat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 15 april 2009 is een gesprek opgenomen tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2]. Dit gesprek werd door mij uitgewerkt en hieronder weergegeven.
[medeverdachte 2]: Hoe ga je eh met die automobiel regelen
[verdachte]: Die is van eh dinges, die is van [getuige 1]
[medeverdachte 2]: Nee maar eh die baken
[verdachte]: ehh, da regel ik wel
[medeverdachte 2]: jij moet gewoon zeggen van luister eens da dat is mijn auto niet.
[verdachte]: Da da daarom. Daarom zwijg ik.
[medeverdachte 2]: Je moet met [getuige 1] onderhandelen.”
x.
Op 31 december 2008 heeft [getuige 2] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008 werd ik gewaarschuwd door een buurtbewoner. Toen ik bij de woning aan de [adres] te Eindhoven aankwam, ben ik middels een sleutel, die ik in bezit heb, de woning binnen gegaan. Ik zag toen [medeverdachte 5] (het hof begrijpt: [medeverdachte 5]) staan. Ik ben hierop verder de woning ingegaan. Ik zag toen dat er vier andere jongens in de huiskamer stonden. Ik zag dat deze jongens spullen bij elkaar aan het rapen waren. De jongens renden via de voordeur naar buiten. Ik zag dat een van de jongens een grijze ‘geld’kist meenam.”
xi.
Op 7 januari 2009 heeft [getuige 2] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“[getuige 5], de buurtgenoot, waarschuwde mij dat hij vier personen uit een auto had zien stappen en die bij de bestelbus van mijn broer, die voor de woning van hem geparkeerd stond, had zien rommelen. [getuige 5] wees toen een auto aan die daar stond. Het kenteken was
[kenteken]. Dit was een zwarte Seat.
Ik heb 112 gebeld. Het bellen liep eigenlijk gelijktijdig met het naar binnen gaan van de woning. Ik ben de woning via de voordeur betreden. Ik kwam binnen en ik werd meteen geconfronteerd met [medeverdachte 5] (het hof begrijpt: [medeverdachte 5]). Een fractie later doe ik een stap verder en zie ik in de woning, ik ben dan de deur van de kamer door, vier jongens in een bepaalde hoek van de woonkamer. De jongens stonden allemaal bij elkaar.
Ik zag dat die jongens op dat moment allemaal spullen bij elkaar aan het rapen waren en vervolgens gingen ze allemaal weg. Iedereen, buiten [medeverdachte 5], was eigenlijk bezig met spullen in een tas te doen en de benen te nemen. Ze namen de benen via de voordeur.
U vraagt mij te omschrijven wat voor spullen de jongens bij elkaar aan het rapen waren.
Ik heb maar één ding gezien. Ik dacht: Ohjee, een geldkist. Als ik de geldkist moet omschrijven kan ik zeggen dat het een grijze kist was. Hij had ook een hengsel van boven.
Heel kort daarna kwam de politie. [medeverdachte 5] en ik waren naar buiten gegaan.
Met de politie ben ik weer de woning binnen gegaan. Toen viel mij op dat er allemaal gereedschap in de woonkamer lag op diverse plaatsen. Er lag een blauwe set met steeksleutels volgens mij. Die lag op de secretaire. Er lag een tangetje op de tafel, iets met een oranje heft. Ook opvallend was dat op die tafel ook een stuk of zes tot acht zwarte bakjes van hard plastic lagen. Die bakjes liggen er nu nog. Voor de schouw, de haard, lag een decoupeerzaag. Op de schouw lag ook nog iets, heb ik gezien. Het was gereedschap.
Opmerking verbalisant: Ik toon u een foto van een geldkistje.
De kleur van het geldkistje komt overeen. Het handvat komt mij wel bekend voor. ”
xii.
Het Delict Proces verbaal BRZ77.012 houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
“Aan [getuige 2] werd een foto getoond van een soortgelijke geldkist als die tijdens de overval op de Aldi werd weggenomen.
Op 7 januari 2009 werd een onderzoek ingesteld in de woning aan de [adres] te Eindhoven. Hierbij werd een aantal goederen aangetroffen en in beslag genomen, onder andere acht zwarte plastic muntbakjes. Eén van deze bakjes werd voor nader onderzoek veiliggesteld.
Op 8 januari 2009 werden de overige zeven bakjes getoond aan getuige [getuige 3].”
xiii.
Op 8 januari 2009 heeft [getuige 3] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik ben als assistent bedrijfsleider werkzaam bij Aldi gevestigd aan de De Bontstraat 84 te Son. Op 31 december 2008 heeft in de ochtend een gewapende overval plaatsgevonden op deze winkel. Bij deze overval hebben drie daders geld en geldkistjes weggenomen.
In onze winkel heeft iedere caissière een eigen geldkistje. In ieder geldkistje zitten acht geldbakjes. U toont mij nu een geldbakje. Ik kan verklaren dat ik dit bakje ken. Dit is een van de muntbakjes die bij de overval zijn meegenomen. Dit model is redelijk specifiek voor de kassa’s van Aldi.”
xiv.
Op 15 september 2009 heeft [verbalisant 15] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt dat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“De Aldivestiging in Son en Breugel valt organisatorisch onder de regio Aldi Best B.V.. De Aldi-vestiging Best B.V. valt organisatorisch onder het concern Aldi-Nord.
Door mij werd telefonisch contact opgenomen met [getuige 7] van Aldi Best B.V. [getuige 7] deelde mij mede dat de geldbakjes in gebruik bij de Aldi-vestigingen uniek zijn voor Aldi Best en zelfs voor Aldi Nederland. Bij Aldi Best zijn geen andere geldbakjes in gebruik dan deze.
De kassa’s met geldkistjes en geldbakjes zijn ingekocht bij de fa. NCR GmbH Düsseldorf Duitsland. Door mij zijn de geldbakjes gefotografeerd. Ik heb vervolgens telefonisch en per e-mail contact gehad met deze firma en hen een aantal foto’s beschikbaar gesteld. Door [getuige 8], account manager bij de fa. NCR GmbH werd medegedeeld dat zij inderdaad deze geldkistjes/geldbakjes alleen nog de laatste 1½ jaar exclusief leveren aan Aldi Nord Nederland.
De firma NCR GmbH betrekt deze kassa’s, geldkistjes en geldbakjes van de firma CashBases NEwhaven Engeland. De fa. Akam Electronics B.V. uit Zoetermeer is de Nederlandse distributeur van de fa. Cash Bases Ltd uit Engeland. Door [getuige 9] van de firma Akam werd medegedeeld dat deze bakjes niet van hen afkomstig zijn. Ook hebben zij deze niet aan Nederlandse bedrijven verkocht. [getuige 10] van de fa. Cash Bases Ltd bevestigde dat de geldbakjes die zijn aangetroffen in de woning aan de Rijnstraat alleen aan Aldi worden geleverd en dat deze niet in Nederland zijn gedistribueerd.”
xv.
Op 31 december 2008 heeft [getuige 4] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008 was ik in mijn woning aan de [adres] te Eindhoven. Ik zag een auto parkeren in een parkeervak voor onze woning. Ik zag dat het een voertuig was met het kenteken [kenteken]. Ik zag dat het een donkerkleurige Seat was. Ik zag vervolgens dat er twee van de vier personen in de kofferbak van de auto aan het rommelen waren. De andere twee kon ik toen niet meer zien. Vervolgens liepen ze richting het pad. Beide personen hadden één tas vast. Ongeveer 10 à 15 minuten later zag ik dat dezelfde vier personen als tien minuten geleden terug kwamen uit het pad. Ik zag dat ze aan het rennen waren in de richting van de Seat. Eén van de personen had een grijs kistje vast. Vervolgens zag ik dat ze in de zwarte Seat stapten. Daarna zag ik ze wegrijden.”
xvi.
Op 9 januari 2009 heeft [getuige 4] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008 omstreeks 12.30 uur - 12.45 uur bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] te Eindhoven. Ik zag voor mijn woning een auto stoppen. De bestuurder parkeerde zijn auto achteruit in het parkeervak tegenover mijn woning. Ik zag dat de auto het kenteken [kenteken] had. De auto was van het merk Seat.
Ik heb kort daarna nogmaals naar buiten gekeken en zag dat er vier personen in de auto zaten.
Toen ik enkele minuten later weer naar buiten keek zag ik twee personen bij de kofferbak van de auto staan. De kofferbak was geopend. Ik zag dat allebei deze personen een tas in hun hand hadden. Ik zag vervolgens dat beide personen het paadje in liepen wat naast onze rij woningen ligt.
Omstreeks 13.00 uur hoorde ik hard schreeuwen en vloeken op straat. Ik zag dat vier personen naar de auto renden. Ik zag dat twee van hen weer diezelfde tassen in hun handen hadden. Ik zag dat een derde persoon een koffertje in zijn hand had. Dit koffertje was grijs van kleur en had een handvat.
Ik zag dat de chauffeur snel instapte en de auto startte. De anderen stapten ook snel in en de auto reed weg.”
xvii.
Op 31 december 2008 heeft [getuige 5] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008, omstreeks 12.30 uur, was ik aanwezig in mijn woning. Ik zag vanuit mijn woning een auto parkeren in een parkeervak tegenover mijn woning. Ik zag dat het om een donkerkleurige Seat ging. Deze had het volgende kenteken: [kenteken].
Ik zag dat er vijf personen in het voertuig zaten. Vervolgens zag ik dat er één persoon uit het voertuig stapte. Deze persoon liep vervolgens in de richting van het pad dat naar [adres] gaat. Nog voor 13.00 uur zag ik dat de andere vier inzittenden van de Seat uit de auto stapten en ook richting het pad liepen. Even daarna zag ik dat er twee van de personen terug kwamen gelopen. Beide personen hadden een tas vast.
Vervolgens ben ik naar mijn auto toe gelopen en ben ik weg gereden. Onderweg kwam ik de zus tegen van de bewoner van pandnummer 52 op de Rijnstraat. Ik heb haar verteld dat ik een aantal personen richting het huis van haar broer had zien lopen.”
xviii.
Op 9 januari 2009 heeft [getuige 5] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008 omstreeks 12.30 uur bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] te Eindhoven. Ik zag dat er een auto stopte en dat de bestuurder de auto achteruit in het parkeervak parkeerde. Ik zag dat het kenteken [kenteken] was. Ik zag tevens dat het een personenauto was van het merk Seat.
Ik zag dat er vier personen in het voertuig zaten. Twee personen zaten voorin het voertuig, Twee personen zaten achterin het voertuig.
De persoon die rechts achterin zat, stapte uit het voertuig. Ik zag dat de persoon die uitstapte linksaf het Kloosterpaadje inliep. Het Kloosterpad komt uit op de Rijnstraat te Eindhoven.
Ongeveer 5 minuten later stapten ook de overige personen uit de auto. Ik zag dat er twee personen voor uitstapten en twee personen achter. Op dat moment realiseerde ik me dat er in totaal vijf personen in de auto hadden gezeten. In eerste instantie had ik er namelijk maar vier gezien. Deze personen liepen ook het Kloosterpad in.
Terwijl ik naar mijn auto liep, zag ik twee personen weer bij de auto staan. Op dat moment was de achterklep van de auto geopend. Ik zag dat één van deze twee personen een tas in zijn hand had.
Toen ik vervolgens langs de woning van [betrokkene 6] reed, die achter mij woont, op het hoekhuis in de Rijnstraat, zag ik één van de personen naast het busje staan wat bij de woning van [betrokkene 6] geparkeerd stond.”
xix.
Op 22 januari 2009 heeft [getuige 6] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik ben op 31 december 2008 naar de Rijnstraat gereden. Toen ik daar aankwam zag ik dat mijn tante, [getuige 2], samen met [medeverdachte 5] uit de woning van mijn vader kwam.
Ik weet dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) altijd in een zwarte Seat Leon rijdt.
Ik heb een verklaring afgelegd bij een vrouwelijke politieagent. Ik heb de verklaring op straat afgelegd. Toen deze klaar was ben ik met een politieagent de woning ingelopen. Toen zag ik gereedschap in de woonkamer liggen. Er lag in ieder geval zo’n blauw mapje met allemaal van die sleutels. Het mapje lag op de computertafel.
Ik heb zwarte bakjes zien liggen toen ik met die politieagent naar binnen liep. Die lagen op de eettafel in de woonkamer.
Dus daar lagen die geldbakjes, of ja geldbakjes, dat denk ik. Die lagen op tafel en die politieagent zat erbij.
Ik heb tegen die politieman in de woning gezegd dat die bakjes niet uit de woning konden komen.”
xx.
Op 12 januari 2009 heeft [verbalisant 16] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt dat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 7 januari 2009 heb ik in het bijzijn van getuige [getuige 2] een onderzoek ingesteld in de woning [adres] te Eindhoven.
Ik zag op de secretaire verschillende ring/steeksleutels liggen, in een bijbehorende groenkleurige gereedschapsrol. Deze gereedschapsrol lag open. Op de schouw, in de woonkamer, zag ik twee ring/steeksleutels liggen, nummer 22 en nummer 17. Op de grond, voor de schouw, zag ik een decoupeerzaag liggen. Op de tafel in het voorgedeelte van de woonkamer zag ik zeven zwarte plastic muntbakjes liggen. Hierbij lag een punttang met oranje handvaten. Onder de tafel zag ik één zwart plastic muntbakje liggen. Op een klein kastje, in het voorgedeelte van de woonkamer, zag ik een kleine ijzerzaag liggen en een langwerpig keukenmes met wit heft.
In mijn bijzijn werd door getuige [getuige 2] gebeld met de bewoner van het pand. De aanwezige zwarte plastic bakjes waren niet van hem.”
xxi.
Op 30 januari 2009 hebben [verbalisant 17] en [verbalisant 18] een proces-verbaal bevindingen opgemaakt dat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008, omstreeks 13.15 uur, zijn wij de woning binnen gegaan op de [adres] te Eindhoven.
Wij zagen dat er een aantal gereedschappen in de woning lagen. Toen wij de woning binnenkwamen, zagen wij aan de rechterkant een openhaard. Wij zagen dat er een donkerkleurige decoupeerzaag op de grond lag, rechts van de openhaard. Wij zagen dat er op de rand van de openhaard, aan de rechterzijde, twee steek-ringsleutels lagen. Wij zagen verder dat er op de computertafel een aantal steeksleutels en ringsleutels lagen. Wij zagen dat deze van verschillende maten waren.
Toen wij de woning binnenkwamen, zagen wij rechts om de hoek, een ‘eettafel’ staan. Wij verbalisanten zagen dat er op deze eettafel ongeveer een zestal plastic doosjes van de kleur zwart stonden.”
xxii.
Op 11 februari 2009 heeft [medeverdachte 4] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008 zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] mij op komen halen met de auto, een zwarte Seat Leon. We zijn vervolgens [medeverdachte 3] op gaan halen. Nadat we [medeverdachte 3] hadden opgehaald, hebben we [medeverdachte 5] opgehaald. We zijn naar het huis van de vader van [getuige 6] gereden en hebben de auto in de straat achter het huis geparkeerd. [medeverdachte 5] is uitgestapt om te gaan kijken of er iemand in dat huis was.
Toen we binnen in dat huis waren, kwam er opeens een Nederlandse vrouw binnen die de deur met een sleutel openmaakte. De vrouw belde de politie. [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [verdachte] en ik zijn toen weggegaan. Wij zijn via de gang en de voordeur het huis uitgerend, naar de auto. [medeverdachte 5] bleef achter. Wij zijn in de auto gestapt. [verdachte] zat achter het stuur. We zijn toen weggereden.
Opmerking verbalisant: [medeverdachte 5] heeft verklaard dat jullie met tassen de woning zijn binnengekomen.
Ik had een tas vast. [verdachte] droeg een andere tas. Ik heb een tas uitgepakt. Hier zaten twee doosjes in die grijs van kleur waren.
Vraag: Jullie zijn door verschillende getuigen gezien. Één van die getuigen heeft verklaard dat ze jongens heeft zien lopen waarvan er eentje een grijs kistje bij zich had. Wat kun je daar op zeggen?
Antwoord: Dat zal dan wel een van die twee grijze doosjes zijn geweest die we binnen hadden.”
xxiii.
Op 10 februari 2009 heeft [medeverdachte 3] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik ben op 31 december 2008 opgehaald door [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]). Hij was met zijn broer [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]). Een neef van hen, [medeverdachte 4] was er ook bij. Ze zijn me komen halen met de auto. Dat is een zwarte Seat Leon. [verdachte] was de bestuurder van de auto.
We zijn een jongen die [medeverdachte 5] (het hof begrijpt: [medeverdachte 5]) heet op gaan halen.
We zijn met zijn vijven weggegaan met de zwarte Seat. We gingen naar het huis van de vader van [getuige 6] in Acht.
We hebben de auto geparkeerd in een straat achter het huis van de vader van [getuige 6]. [medeverdachte 5] had de sleutel en we zijn vervolgens de woning van de vader van [getuige 6] binnen gegaan. We zijn via de voordeur naar binnen gegaan.
We zijn aan de grote tafel gaan zitten. [verdachte], [medeverdachte 2] en ik zaten aan de tafel. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] stonden. [medeverdachte 5] liep een beetje door de kamer heen.
Er stonden twee dozen op tafel. Op dat moment hoorden we het geluid van een sleutel in de voordeur. Er kwam een vrouw binnen. Dat bleek de zus van de vader van [getuige 6] te zijn. Ik hoorde dat ze de politie belde en doorgaf dat er inbrekers waren. Ik ben samen met [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [verdachte] weggerend. We zijn via de voordeur naar buiten gerend. We zijn vervolgens naar de auto gegaan en met de auto weggereden. [medeverdachte 5] is achtergebleven bij die mevrouw in het huis van de vader van [getuige 6].
Ik was bezig met de twee doosjes die nog op tafel stonden in de tas te stoppen toen die mevrouw binnenkwam.”
xxiv.
Op 31 december 2008 heeft [medeverdachte 5] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“[medeverdachte 4] zei dat hij me kwam ophalen. Ik werd opgehaald in een zwarte Seat Leon. Deze auto is van ene [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Deze bestuurde de auto ook. In de auto zaten toen ik werd opgehaald vier personen. Ik weet dat de andere jongens [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heten.
We zijn naar de Rijnstraat gereden. We hebben de auto in een straat geparkeerd achter het huis.
[medeverdachte 4] en [verdachte] zijn terug gelopen naar de auto. Vervolgens kwamen [medeverdachte 4] en [verdachte] binnen. Deze hadden twee tassen bij zich. Een was een sporttas. Uit de sporttas werden twee kistjes gehaald. Dit waren grijze kistjes. Ze waren metaalkleurig grijs van kleur. De kistjes waren allebei gelijk. Voor mijn gevoel waren het geldkistjes.
Ze probeerden deze kistjes vervolgens met gereedschap te openen. Ik zag dat [medeverdachte 3] probeerde met een moersleutel een kistje open te maken. Aan het kistje zat een draaghendeltje dat ze probeerden op te tillen om dan de moersleutel er tussen te krijgen. Aan de voorzijde van het kistje zat een slot. De moersleutel zat aan de voorzijde in het kistje om hem open te breken.
Op dat moment kwam de tante van mijn vriendin binnen en deze heeft de politie gebeld.
De andere vier jongens zijn weggerend en ik ben blijven staan. De vier zijn met de tassen in de hand weer naar buiten gerend.”
xxv.
Op 30 januari 2009 heeft [medeverdachte 5] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Op 31 december 2008 kwam [medeverdachte 4] mij ophalen. Hij was samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Ze waren in een zwarte Seat Leon. Ik zie [verdachte] vaak in die auto rijden. Wij zijn met zijn vijven naar de woning van de vader van [getuige 6] gereden. Wij zijn daar met de Seat Leon naar toe gereden. Wij hebben de auto vervolgens achter de oprit geparkeerd. [verdachte] reed in de auto.
Nadat wij geparkeerd hadden ben ik alleen naar de woning gelopen. Toen ik binnen was heb ik [medeverdachte 4] gebeld en gezegd dat ze konden komen. Daarna zijn [medeverdachte 4], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] gekomen en zijn de woning ingegaan.
[medeverdachte 4] en [verdachte] hadden twee tassen bij zich.
[getuige 2] (het hof begrijpt: [getuige 2]) deed de deur open en zag mij gelijk. Ik hoorde dat [getuige 2] 112 aan de telefoon had.
Ik stond samen met [getuige 2] in de gang van de woning. [medeverdachte 4] kwam op een gegeven moment naast mij staan. [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] waren nog in de woonkamer. Vervolgens zijn zij hem gesmeerd. Ze renden gewoon langs mij en [getuige 2], de voordeur uit en naar buiten. Eerst gingen [medeverdachte 2] en [verdachte] en [medeverdachte 3] naar buiten en [medeverdachte 4] rende achter hen aan.
U vraagt mij waar de tassen waren gebleven. Die namen ze mee. Ik zag dat [verdachte] een tas had. [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] moet de andere tas mee hebben genomen. Ik zag dat ze iets in hun hand hadden. Het was een kistje, een donkere kleur. Heel donker grijs. Eén van hun, [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3], hield het kistje onder zijn arm.
U vraagt mij waar de tassen waren toen ik in de auto zat. Volgens mij in de kofferbak, want toen ik zelf in de auto zat, waren er geen tassen.
Ik had twee kistjes gezien. Een van hun had twee kistjes onder zijn arm. [verdachte] had de grote tas vast en [medeverdachte 3] of [medeverdachte 2] had twee kistjes onder de arm en de ander had de tas. Dus één van hun de kistjes en één van hun de tas. Ik heb gezien dat de kistjes van metaal waren en donkergrijs van kleur. Het waren twee kistjes.
U zegt mij dat ik wist dat er zwarte plastic bakjes in de woning lagen. Vierkante
zeg maar.
Die had ik gezien die dag, de 31ste, toen ik mijn Ipod ging halen.”
xxvi.
Op 25 februari 2009 heeft [medeverdachte 5] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik ga naar boven. Op dat moment waren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] binnen. Toen ik terug beneden kwam, waren [medeverdachte 4] en [verdachte] ook naar binnen gekomen. Ik zag toen ook dat er twee
tassen binnen stonden. Ik zag dat het een grote tas was en een kleinere tas. Verder waren er twee kistjes. Ze stonden bij de eettafel. En daar stonden ook de kistjes op.
Ik moet u nog vertellen dat [verdachte] in de auto aan mij had gevraagd of dat hij een zaag mocht lenen.
Ik zag dat [medeverdachte 3] aan de eettafel zat. Ik zag dat er op de eettafel kistjes stonden. Ik zag ook de twee tassen staan. Die stonden ook bij de eettafel.
Ik ben vervolgens naar de bus gelopen om daar een zaag te pakken. De zaag die [verdachte] had gevraagd. Ik ben gelijk naar buiten gelopen, naar de bus van [betrokkene 6] toe. Uit de bus pakte ik toen een elektrische zaag. Ik ben met die zaag naar binnen gelopen en liet die aan [verdachte] zien. [verdachte] vertelde mij dat die zaag niet goed was. Hij liet mij een andere zaag zien, een kleintje, een handzaag en vertelde dat die ook niet goed was.
U vraagt mij naar de zwarte plastic bakjes. Die zag ik voor de eerste keer toen ik weer naar binnen ging die dag, toen de politie er was. Net voordat ik werd aangehouden ben ik de woning weer binnen gegaan om mijn iPod te pakken. Toen zag ik zwarte bakjes op de eettafel liggen.
Al heel snel kwam die tante dus binnen. De tante van [getuige 6] was aan de telefoon en ik hoorde dat ze met de politie aan het bellen was. Ik zag vervolgens dat de andere jongens de woning uit renden. Ik weet nog dat [verdachte] iets in zijn handen had. Dit was een tas volgens mij en een kist. Ik heb twee tassen gezien en twee kisten.
Ik heb kistjes gezien. Ze leken van metaal. Ik heb ook een hendel gezien.”
xxvii.
Op 25 februari 2009 heeft [medeverdachte 5] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
“Ik zag twee tassen staan. Ik zag ook die kistjes staan.
Ik zag dat [medeverdachte 3] die kisten probeerde open te maken. De kisten stonden op de tafel.
Vraag: Hoe probeerde hij de kist open te maken.
Antwoord: Gewoon met die sleutel.
Vraag: Hoe probeerde hij dat?
Antwoord: Gewoon door die sleutel er tussen te krijgen. Naar mijn mening zat de deksel van de kisten erg los en kon je daar die sleutel gewoon tussen duwen.
Vraag: Hoe kwam [medeverdachte 3] aan die sleutels?
Antwoord: Die lagen al bij [betrokkene 6] thuis. Die lagen op de computertafel.
Vraag: Weet je wat voor sleutels het zijn. Moersleutels?
Antwoord: Ja moersleutels.
Die tante en ik zijn een beetje achter die andere jongens aan gerend. Vervolgens zijn we weer terug naar de woning gegaan. Ik ben de woning binnen gegaan om mijn Ipod te pakken. Ik pakte mijn Ipod en toen ik keek zag ik die bakjes liggen. Ik zag een stuk of vier a vijf zwarte bakjes liggen. Die lagen op de eettafel.
Vraag: Wil je nog iets zeggen over hoe de kistjes eruit zagen?
Antwoord: Ze waren donker van kleur en niet zo groot.
Vraaa: In je eerste verklaring omschrijf je de kistjes nauwkeurig.
Antwoord: Wat ik gezien heb is dat er een hendel op zat en een gat aan de voorkant. Van het gat dacht ik dat het een slot was. De hendel zat aan de bovenzijde.”
O.
Door de inhoud van de hierboven onder M. en N. aangeduide, onderscheidenlijk weergegeven, bewijsmiddelen heeft het hof de overtuiging bekomen dat de verdachte één van de personen is, die de ten laste gelegde overval heeft gepleegd.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
P.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het hem onder 3. primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig bewijs doch in ieder geval onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte de overval heeft gepleegd. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de omstandigheid dat de Seat in de buurt van de supermarkt geparkeerd stond alsmede dat door mensen met geldkistjes werd gesjouwd daarvoor ontoereikend zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Q.1
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen trekt het hof het gevolg dat de op
31 december 2008 in de woning aan de [adres] achtergebleven acht bakjes, geldbakjes waren die afkomstig waren uit geldkistjes van de Aldi.
Gelet daarop, alsmede op de omstandigheid dat de door [getuige 2] in de woning waargenomen geldkist overeenkomst vertoond met de geldkistjes weggenomen bij de overval op de Aldi in Son op 31 december 2008 is het hof daarnaast van oordeel dat de kistjes zoals waargenomen in en nabij de woning aan de [adres] geldkistjes van de Aldi waren.
Ten slotte leidt het hof uit de bewijsmiddelen af dat voormelde geldkistjes afkomstig waren uit een van de of uit beide tassen die door [medeverdachte 4] en [verdachte] uit de kofferbak van de Seat Leon met het kenteken [kenteken] waren gehaald, terwijl deze auto zich ten tijde van de overval op die dag op ongeveer 300 à 400 meter van voormelde Aldi bevond.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de geldkistjes zoals waargenomen in en nabij de woning aan de [adres] op 31 december 2008 zijn weggenomen uit de Aldi te Son.
Q.2
Het hof leidt uit het hiervoor onder Q.1 overwogene alsmede de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte circa vijf uur na de overval de buit van deze overval voorhanden had. Nu verdachte hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, is het hof van oordeel dat het er, bezien in onderling verband met die bewijsmiddelen, voor moet worden gehouden dat verdachte een van de daders is geweest van de overval die dag in Son en Breugel.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3. primair ten laste gelegde overval.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- de omstandigheid dat verdachte gebruik maakte van de Seat Leon met het kenteken
[kenteken], welke ten tijde van de overval in de nabijheid van de supermarkt was, terwijl verdachte enkele uren na de overval is gezien als bestuurder van deze auto;
- het door verdachte met [medeverdachte 2] gevoerde telefoongesprek over het peilbaken;
- de omstandigheid dat verdachte in de auto – derhalve terwijl de geldkistjes toen nog in een tas in de afgesloten kofferbak van die auto lagen – aan [medeverdachte 5] vroeg om een zaag en dat hij vervolgens zei dat de door [medeverdachte 5] aangedragen zaag niet goed was;
- de omstandigheid dat verdachte één van de tassen afkomstig uit de kofferbak van de Seat Leon droeg naar de woning aan de [adres] te Eindhoven;
- de omstandigheid dat het hof het gelet op het door verdachte gevoerde telefoongesprek op 30 december 2008 en de peilbakengegevens van de Seat Leon van 30 december 2008 aannemelijk acht dat verdachte op 30 december 2008 de Aldi in Son reeds heeft bekeken / afgelegd.
Q.3
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden, zoals die naar voren komen uit de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), alsmede hetgeen onder N. en O. is weergegeven, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 3. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat hij:
hij op 31 december 2008 te Son, gemeente Son en Breugel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes geldkistjes en een geldbedrag (4.389,35 euro), toebehorende aan de Aldi,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (medewerksters) en [slachtoffer 5] (chauffeur) en [slachtoffer 6] (bedrijfsleider) en [slachtoffer 7] (assistent bedrijfsleider), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededaders met bivakmutsen het Aldi-filiaal binnen zijn gegaan en
- voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] een mes hebben getoond en
- voornoemde [slachtoffer 6] hebben vastgepakt en een mes tegen de rug van die [slachtoffer 6] hebben geduwd en
- voornoemde [slachtoffer 7] hebben vastgepakt en geduwd en
- voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] op de grond hebben doen gaan liggen en
- de enkels/benen van die [slachtoffer 3] hebben getaped.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven telkens is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1. is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 46, eerste lid, juncto de artikelen 310 en 312, tweede lid, aanhef en onder 2º, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht,
dan wel juncto de artikelen 317, eerste en derde lid, en 312, tweede lid, aanhef en onder 2º, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde onder 2. is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 45, eerste lid, juncto de artikelen 310 en 312, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder 2º, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde onder 3. is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Zij worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort weergegeven –:
- het medeplegen van voorbereiding van afpersing in vereniging dan wel diefstal met geweld in vereniging;
- een poging tot diefstal in vereniging van geld uit een supermarkt, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld;
- diefstal in vereniging van geld uit een supermarkt, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van – kort weergegeven - het medeplegen van voorbereiding van afpersing in vereniging dan wel diefstal met geweld in vereniging, een poging tot afpersing in vereniging, een poging tot diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld en diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de verdachte voor de door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2. onder A. ten laste gelegde en komt aldus tot een bewezenverklaring van minder feiten dan de eerste rechter en van minder feiten dan waarvan de advocaat-generaal bij het bepalen van zijn vordering is uitgegaan.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de onder 1. bewezen verklaarde voorbereiding betrekking had op een gewapende overval;
- de omstandigheid dat het bij het om het onder 2. bewezen verklaarde gaat om een poging tot een overval op een supermarkt, waarbij verdachte en zijn mededader onder meer hebben gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een priem;
- de omstandigheid dat het bij het om het onder 3. bewezen verklaarde gaat om een brutale overval op een supermarkt, waarbij verdachte en zijn mededaders onder meer onder bedreiging van het personeel met een mes geld hebben weggenomen;
- de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van feiten als de onder 2. en 3. bewezen verklaarde nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
- de omstandigheid dat door (de voorbereiding van) gewelddadige feiten als bewezen verklaard de rechtsorde ernstig is geschokt en dat dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengen;
- de mate waarin het onder 3. bewezen verklaarde feit heeft geleid tot financiële schade;
één en ander in samenhang met het gegeven dat verdachte zich van evengenoemde omstandigheden geen enkele rekenschap heeft gegeven en kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Verdachte heeft voorts op geen enkele wijze doen blijken het laakbare van zijn handelen in te zien.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2010, eerder ter zake soortgelijke feiten door de strafrechter is veroordeeld;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor in totaal de duur van 6 jaren tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. Gelet daarop kan niet worden volstaan met een straf als opgelegd door de eerste rechter.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat Aldi Best B.V. (gemachtigde:
[gemachtigde], [adres], [woonplaats]), als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 5.893,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van EUR 5.893,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij Aldi Best B.V. (gemachtigde: [gemachtigde], [adres], [woonplaats]) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 5.893,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is door de eerste rechter toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is inhoudelijk niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het onder 3. bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
En ten aanzien van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregel en vordering:
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover een mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voorts zal het hof bepalen dat indien en voor zover een mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Beslag
De onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto en de autosleutels worden door het hof als een gezamenlijkheid van voorwerpen beschouwd. Deze gezamenlijkheid van voorwerpen is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met behulp van deze personenauto het onder 2. en 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan. Naar ’s-Hofs oordeel behoorden voormelde voorwerpen toe aan verdachte, aangezien blijkens het onderzoek ter terechtzitting verdachte als heer en meester over deze auto kon beschikken.
Het hof heeft bij zijn beslissing rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Van de in beslag genomen jas zal de teruggave aan de verdachte worden gelast, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt en daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 46, 47, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2. onder A. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1., 2. onder B. en 3. primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1., 2. onder B. en 3. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1. Medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
of
medeplegen van voorbereiding van afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van Aldi Best B.V. (gemachtigde: [gemachtigde], [adres], [woonplaats]), aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 5.893,00 (vijfduizend achthonderddrieënnegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het onder 3. bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 64 (vierenzestig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Aldi Best B.V. toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, een bedrag te betalen van EUR 5.893,00 (vijfduizend achthonderddrieënnegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het onder 3. bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij Aldi Best B.V. gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover deze aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, heeft voldaan.
Bepaalt dat indien en voor zover een mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover deze aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, heeft voldaan.
Bepaalt dat indien en voor zover een mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart verbeurd:
- een personenauto, Seat Leon met kenteken [kenteken], 20090219.1000.80775;
- een autosleutel, Seat, H02-2000-5-1-02;
- een autosleutel, Seat, H02-2000-2-5-9.
Gelast de teruggave aan verdachte van: een zwarte jas met capuchon, H02-1000-1-1-21.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- een witte doek, H02-2000-5-1-10;
- een shawl met witte sok, H02-1000-0-0-11;
- een mitella met witte sok, H02-2000-1-3-19;
- een stoffen tas, kleur: zwart/wit, H&M, H02-2000-2-0-20;
- acht zwarte muntbakjes;
- een groene tas uit Seat [kenteken].
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. F.P.E. Wiemans,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 18 januari 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.