In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 9 februari 2010. De verdachte, geboren in Marokko in 1977, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 177,52 gram heroïne in een hotelkamer in Beek op 19 april 2009. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdediging betoogde echter dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in de tas die in de hotelkamer was aangetroffen.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep en de eerdere zitting in eerste aanleg in overweging genomen. De advocaat-generaal baseerde zijn vordering op de verklaring van een medeverdachte, die stelde dat de verdachte op de hoogte was van de heroïne. Echter, het hof oordeelde dat de verklaringen van deze medeverdachte niet voldoende betrouwbaar waren om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de heroïne in de tas, en dat er geen aanwijzingen waren dat de verdovende middelen zichtbaar waren voor de verdachte.
Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens is besloten dat de in beslag genomen mobiele telefoons van het merk Nokia aan de verdachte worden teruggegeven, terwijl de zwarte Samsung telefoon in bewaring wordt gegeven ten behoeve van de rechthebbende, aangezien er geen duidelijkheid was over wie de rechthebbende was.