Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 109221/HA ZA 06-270)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
2. (…) Op grond van eigen onderzoek en de overige mij ter beschikking gestelde gegevens is niet komen vaststaan dat andere factoren dan het ongeval een rol spelen in het door onderzochte aangegeven klachtenpatroon.
3. (…)Gezien de tijdsduur die verstreken is tussen het ongeval en de datum van expertise op 7 juli 1999 kan, mede gezien de beantwoording op vraag 1, gesproken woren van een eindtoestand. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat er nog verdere verbetering dan wel verslechtering zal optreden in het klachten.- of beperkingenpatroon.
4. (…) De beperkingen van betrokkene zijn met name zwaardere huishoudelijke activiteiten zoals bovenhandse werkzaamheden, bukken en langdurig handhaven van eenzelfde houding.(…) Deze klachten zijn aannemelijk gezien het doorgemaakte trauma. Onderzochte is door middel van werkplekaanpassing niet beperkt in loonvormende activiteiten. De beperkingen zijn met name in eigen huishouding en in hobby en met name sportbeoefening aanwezig.
5. (…) In de activiteiten voor wat betreft het dagelijks leven zijn er geen beperkingen. Voor wat betreft recreatie is ze niet meer in staat tot squash en handbal en past de fysieke belasting bij gymnastiek aan. (…)
6. (…) Op grond van de criteria aangegeven in de AMA guide, vierde druk, is op grond van het bovenstaande geen percentage blijvende functionele invaliditeit, ongeacht enig beroep vast te stellen.
[medewerker van Bedrijfsnaam] van [bedrijfsnaam] B.V. betreffende [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
32 uur per week zou zijn gaan werken € 75.135,00
28 november 1994. Aan medische kosten heeft de rechtbank € 201,63 toegewezen en aan reiskosten € 142,08, met de wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop de kosten zijn gemaakt. De proceskosten heeft de rechtbank tussen partijen gecompenseerd en het meer of anders gevorderde is afgewezen.
15 augustus 2007. [Verzekeringen] bestrijdt de uitgangspunten van de rechtbank met betrekking tot het verlies verdienvermogen, de behoefte aan huishoudelijke hulp en het smartengeld. De grieven V tot en met VII zijn gericht tegen de beslissing van de rechtbank op die punten in het eindvonnis.
15 augustus 2007, de overige grieven zijn gericht tegen het eindvonnis. Grief 1 betreft het verlies verdienvermogen, de grieven 3, 5 en 6 de huishoudelijke hulp, grief 2 houdt in dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de echtscheiding een gevolg is van het ongeval, grief 4 betreft de afwijzing van de post voor brillenglazen, grief 7 de beslissing van de rechtbank om de proceskosten te compenseren en grief 8 is een algemene grief.