Parketnummer : 20-001475-10
Uitspraak : 23 december 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Amsterdam
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2010 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 13-993140-07 en 13/993027-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
thans zonder bekende woon- en/of verblijfplaats hier te lande,
waarbij de verdachte ter zake van:
(parketnummer 13-993140-07, Golden Sun)
- feit 1: medeplegen van feitelijk leidinggeven aan oplichting, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
- feit 2: medeplegen van feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
- feit 3: het oprichten van, leiding geven en deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
en:
(parketnummer 13/993027-08, Royal Dubai)
- medeplegen van feitelijk leidinggeven aan oplichting, begaan door een
rechtspersoon, meermalen gepleegd;
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met toewijzing van de vorderingen van benadeelde partijen, zoals in het vonnis nader omschreven, en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen in de zaak met parketnummer 13-993140-07 onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13/993027-08 aan de verdachte is ten laste gelegd, en hem daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, met – kort gezegd – toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen conform een door de advocaat-generaal aan zijn requisitoir gehecht overzicht, en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is – na wijziging en verbetering van de tenlastelegging in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
(parketnummer 13-993140-07)
1.
[naam][bedrijf 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Amsterdam en/of IJsselstein en/of Nieuwegein en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna genoemde personen en een of meer ander(en) één of meermalen heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, te weten:
(belegger 1: AG04)
[belegger 1] een (totaal)bedrag van € 306.000,- althans enig geldbedrag en/of
(belegger 2: AG 07)
[belegger 2], een (totaal)bedrag van € 51.500,-, althans enig geldbedrag en/of
(belegger 3: AG 05)
[belegger 3], een (totaal)bedrag van € 51.500,-, althans enig geldbedrag en/of
(belegger 4: AG 010)
[belegger 4], een (totaal)bedrag van € 1.251.000,-, althans enig geldbedrag en/of
(belegger 5: AG 03)
[belegger 5], een (totaal)bedrag van € 101.451,-, althans enig geldbedrag en/of
(belegger 6: AG 09)
[belegger 6], een (totaal)bedrag van € 51.500,-, althans enig geldbedrag en/of
(belegger 7: AG 01)
[belegger 7], een (totaal)bedrag van € 101.500,-, althans enig geldbedrag en/of
(belegger 8: AG 02)
[belegger 8], een (totaal)bedrag van € 101.500,-, althans enig geldbedrag en/of
(belegger 9: AG 08)
[belegger 9], een (totaal)bedrag van € 51.500,-, althans enig geldbedrag en/of
(belegger 10: AG 11)
[belegger 10], een (totaal)bedrag van € 51.500,-, althans enig geldbedrag,
hierin bestaande dat [naam][bedrijf 1] en/of haar mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft/hebben voorgewend dat:
- met de ingelegde gelden de financiering van de bouw van een vakantieresort (met villa’s) in Turkije (Alanya en/of Bodrum) zou geschieden en/of
- de belegger/inlegger een bedrag investeerde dat jaarlijks gegarandeerd een rendement opleverde van 12,8% en/of
- het rendement maandelijks tot het einde van de overeenkomst zou worden ontvangen en/of
- de inlegger na een looptijd van de obligatielening van 36 maanden gegarandeerd de inleg retour zou ontvangen en/of
- er voldoende zekerheden waren omtrent de (blijvende) waarde van de projecten waarin geïnvesteerd werd en/of
- er waarborgen waren omtrent de waarde van de investering onder meer op grond van een financiële prognose en/of
- een accountantsverklaring (van [accountantsmaatschappij]) was dan wel zou worden verkregen en/of
- samengewerkt werd met [Turkse onderneming], welke onderneming eigenaar zou zijn van (bouw)gronden waarop de/het resort(s) gebouwd zou/zouden gaan worden
waardoor deze belegger(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen
bij/tot welk(e) misdrij(f)(ven) hij, verdachte op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Amsterdam, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest danwel opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
- aanwezig te zijn bij en deel te nemen aan de/het gesprek(ken) met betrekking tot de aankoop van [bedrijf 2] (voorloper van [naam][bedrijf 1]) en/of
- het maken en/of samenstellen van de hiervoor genoemde brochure (D/012) en/of prospectus (D/223 en/of D/141) voor het project Golden Sun Resorts en/of de brochure (D/013) en/of prospectus (D/014) voor het project Golden Sun Golf Resorts en/of
- domeinnamen aan te vragen ten behoeve van [naam][bedrijf 1] en/of
- het “hosten” van de website van [naam][bedrijf 1] en/of
- huur te betalen voor het kantoor van [naam] aan de [straat 1]in Amsterdam.
2.
[naam][bedrijf 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 1 oktober 2006 te Amsterdam en/of Nieuwegein en/of Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
- een Turkse eigendomsakte (Tapu) (D/138);
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid
in deze Turkse eigendomsakte (Tapu) vermeld dat de (bouw)grond van perceel nummer 155/2, oppervlakte 10.879.833 m2, op naam stond van [Turkse onderneming]
terwijl in werkelijkheid [Turkse onderneming] middellijk noch onmiddellijk de eigenaar was van de grond(en)
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen
bij/tot welk(e) misdrij(f)(ven) hij, verdachte op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en 1 met oktober 2006 te Amsterdam, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest danwel opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- een originele Turkse eigendomsakte te bewerken en/of
- de hiervoor genoemde eigendomsakte (D138) te maken en/of samen te stellen.
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Amsterdam en/of Nieuwegein en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft opgericht en/of in stand heeft gehouden en/of leiding heeft gegeven aan en/of heeft deelgenomen (aan) een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke perso(o)n(en), bestaande uit verdachte, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of bedrijven, te weten (onder meer) [naam][bedrijf 1] en/of [Turkse onderneming] en/of [bedrijf 9],
welke organisatie (onder meer) tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, te weten oplichting (art. 326 Sr) en/of valsheid in geschrifte (art. 225 Sr) en/of (gewoonte)witwassen (art. 420ter Sr / art. 420bis Sr / art. 420quater Sr).
(parketnummer 13/993027-08)
[bedrijf 3] (ook handelend onder de na(a)m(en) Royal Dubai, [bedrijf 4] en/of[bedrijf 10]), in elk geval een rechtspersoon, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 7 november 2007 te [gemeente 1], Den Haag, [gemeente 2], Nieuwegein, [gemeente 3]en/of (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[belegger 11] (G-01) en/of [belegger 12] (G02) en/of [belegger 15] (G-03) en/of [belegger 13] (G-04) en/of [belegger 14] (G-09) telkens heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (D-01) te weten:
[belegger 11] EUR 50.000 op of omstreeks 3 oktober 2007
[belegger 11] EUR 1.000 op of omstreeks 4 oktober 2007
[belegger 12] EUR 60.000 op of omstreeks 20 september 2007
[belegger 12] EUR 1.200 op of omstreeks 26 september 2007
[belegger 15] EUR 50.000 op of omstreeks 17 september 2007
[belegger 15] EUR 26.500 op of omstreeks 17 september 2007
[belegger 13] EUR 51.000 op of omstreeks 14 september 2007
[belegger 14] EUR 50.000 op of omstreeks 01 oktober 2007
[belegger 14] EUR 50.000 op of omstreeks 01 oktober 2007
hierin bestaande dat [bedrijf 3] en/of haar mededader(s) (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft/hebben
voorgewend dat:
- ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd in de aankoop, verkoop en/of verhuur van vastgoedobjecten zoals villa's, appartementen, kantoorpanden en aanlegsteigers in Dubai (D-07 p.3);
- ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd in onder andere Dubailand, Dubai Marina, The Palm Jumeirah en Business Bay (D-07 p.3);
- 12,5% vast rendement zou worden vergoed, met een maandelijkse uitkering van de rente (D-07 p.4);
- de volgende elementen van zekerheid bestonden: een terugkoopgarantie, de vastgoedobjecten als onderpand, ervaren solide partners in Dubai, vrije overdraagbaarheid van de obligaties en/of verhuurgaranties van aangekochte objecten (D-07 p.4);
- [bedrijf 4] onderdeel was van de [bedrijf 11] en dat bij [bedrijf 4] acht mensen werkten die hoofdzakelijk waren belast met het aantrekken van Nederlandse investeerders en het lanceren van financiële producten (D-32);
- de [bedrijf 11] zo'n 3000 medewerkers had en een investeringskapitaal van ruim een miljard dollar (D-32);
- de directie van [bedrijf 4] meer dan 10 jaar ervaring had als het ging om investeren in het Midden Oosten en Dubai in het bijzonder
waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 13-993140-07 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 13/993027-08 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(parketnummer 13-993140-07)
1.
[naam][bedrijf 1] op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Amsterdam en IJsselstein en elders in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna genoemde personen en anderen heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), te weten:
[belegger 1] enig geldbedrag en
[belegger 2], een totaalbedrag van € 51.500,-, en
[belegger 3], een totaalbedrag van € 51.500,-, en
[belegger 4], enig geldbedrag en
[belegger 5], enig geldbedrag en
[belegger 6], enig geldbedrag en
[belegger 7], een totaalbedrag van € 101.500,-, en
[belegger 8], enig geldbedrag en
[belegger 9], een totaalbedrag van € 51.500,-, en
[belegger 10], een totaalbedrag van € 51.500,-,
hierin bestaande dat [naam][bedrijf 1] telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat:
- met de ingelegde gelden de financiering van de bouw van een vakantieresort (met villa’s) in Turkije (Alanya en/of Bodrum) zou geschieden en
- de belegger/inlegger een bedrag investeerde dat jaarlijks gegarandeerd een rendement opleverde van 12,8% en
- het rendement maandelijks tot het einde van de overeenkomst zou worden ontvangen en
- de inlegger na een looptijd van de obligatielening van 36 maanden gegarandeerd de inleg retour zou ontvangen en
- er voldoende zekerheden waren omtrent de (blijvende) waarde van de projecten waarin geïnvesteerd werd en
- er waarborgen waren omtrent de waarde van de investering onder meer op grond van een financiële prognose en
- een accountantsverklaring (van [accountantsmaatschappij]) was dan wel zou worden verkregen en
- samengewerkt werd met [Turkse onderneming], welke onderneming eigenaar zou zijn van (bouw)gronden waarop de/het resort(s) gebouwd zou/zouden gaan worden
waardoor deze beleggers telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen.
2.
[naam][bedrijf 1] in de periode van 1 april 2006 tot en met 1 oktober 2006 in Nederland, een Turkse eigendomsakte (Tapu), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij in strijd met de waarheid in deze Turkse eigendomsakte (Tapu) vermeld dat de (bouw)grond van perceel nummer 155/2, oppervlakte 10.879.833 m2, op naam stond van [Turkse onderneming], terwijl in werkelijkheid [Turkse onderneming] middellijk noch onmiddellijk de eigenaar was van de grond, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging.
3.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Amsterdam en Nieuwegein en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft opgericht en in stand heeft gehouden en leiding heeft gegeven aan en heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en een rechtspersoon, te weten [naam][bedrijf 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten oplichting en valsheid in geschrifte.
(parketnummer 13/993027-08)
[bedrijf 3] (ook handelend onder de namen [bedrijf 4] en [bedrijf 10]), op tijdstippen in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 november 2007 te [gemeente 1] en elders in Nederland, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[belegger 11] en [belegger 12] en [belegger 15] en [belegger 13] en [belegger 14] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag te weten:
[belegger 11] EUR 50.000 op of omstreeks 3 oktober 2007
[belegger 11] EUR 1.000 op of omstreeks 4 oktober 2007
[belegger 12] EUR 60.000 op of omstreeks 20 september 2007
[belegger 12] EUR 1.200 op of omstreeks 26 september 2007
[belegger 15][benadeelde 2] 50.000 op of omstreeks 17 september 2007
[belegger 15][benadeelde 2] 26.500 op of omstreeks 17 september 2007
[belegger 13] EUR 51.000 op of omstreeks 14 september 2007
[belegger 14] EUR 50.000 op of omstreeks 1 oktober 2007
[belegger 14] EUR 50.000 op of omstreeks 1 oktober 2007
hierin bestaande dat [bedrijf 3] telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat:
- ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd in de aankoop, verkoop en/of verhuur van vastgoedobjecten zoals villa's, appartementen, kantoorpanden en aanlegsteigers in Dubai;
- ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd in onder andere Dubailand, Dubai Marina, The Palm Jumeirah en Business Bay;
- 12,5% vast rendement zou worden vergoed, met een maandelijkse uitkering van de rente;
- de volgende elementen van zekerheid bestonden: een terugkoopgarantie, de vastgoedobjecten als onderpand, ervaren solide partners in Dubai en verhuurgaranties van aangekochte objecten;
- [bedrijf 4] onderdeel was van de [bedrijf 11] en dat bij [bedrijf 4] acht mensen werkten die hoofdzakelijk waren belast met het aantrekken van Nederlandse investeerders en het lanceren van financiële producten;
- de [bedrijf 11] zo'n 3000 medewerkers had en een investeringskapitaal van ruim een miljard dollar;
- de directie van [bedrijf 4] meer dan 10 jaar ervaring had als het ging om investeren in het Midden Oosten en Dubai in het bijzonder,
waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Namens de verdachte is aangevoerd, dat hij van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat hij als directeur van [bedrijf 9] slechts gebruikelijke werkzaamheden voor zijn klant [bedrijf 1]heeft verricht en in het geheel niet heeft geweten dat [bedrijf 1] zich bezig hield met oplichting.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen reconstrueert het hof de volgende gang van zaken.
Een of meer personen zijn, in januari 2006 of eerder, een project gaan ontwikkelen dat werd aangeduid met de naam Golden Sun Resort. Er zou een beleggingsproduct worden aangeboden, bestaande uit participaties (in de vorm van obligaties) in een resort met die naam met vakantievilla’s in Turkije, in de omgeving van Alanya.
Eind januari 2006 is binnen het bedrijf [bedrijf 9], waarvan verdachte directeur en [medeverdachte 3] werknemer was, een eerste aanzet voor een brochure ontworpen, in februari 2006 gevolgd door een logo. Op 7 april 2006 werd de domeinnaam “[domeinnaam 1]” en op 8 april 2006 de domeinnaam “goldensunresort.nl” geregistreerd.
Op 10 april 2006 bracht een drietal personen (verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]) een bezoek aan trust- en adviesbureau [bedrijf 12], om te spreken over de aankoop van een BV ten behoeve van het project. Van een bijzondere rolverdeling tussen hen was geen sprake, geen van hen had duidelijk de leiding, aldus de directeur van [bedrijf 12], [naam directeur bedrijf 12].
Bij deze gelegenheid werden dummy’s getoond (naar het hof begrijpt: van ontworpen wervingsmateriaal). Na een tweede gesprek, op 1 of op 4 mei 2006, is door [bedrijf 12] een BV verkocht, waarvan de aandelen op naam kwamen van [medeverdachte 1], vanuit wiens bankrekening ook de koopsom werd voldaan. [bedrijf 5] kreeg een nieuwe naam, te weten [naam][bedrijf 1] (hierna ook: [bedrijf 1]).
Intussen waren eind april de domeinnamen “[domeinnaam 2]” en “[domeinnaam 3]” geregistreerd. Met ingang van 15 mei 2006 werd in een statig kantorengebouw in een chique omgeving, aan de [straat 1] te Amsterdam, door [bedrijf 1] een ruimte gehuurd, waarin laptops, een printer en een fax werden geplaatst. Op 6 juni 2006 werden de aandelen van [bedrijf 1] aan [medeverdachte 1] geleverd en werd hij directeur van de [bedrijf 6] 17 juli 2006 werd bij de ABN op naam van [naam] een rekening geopend en ook in die zomer werd een boekhoudkantoor ingeschakeld.
In het najaar van 2006 werd met de verkoop van obligaties begonnen. De obligaties werden overeenkomstig de prospectus uitgegeven in eenheden van 1000 euro met een maximuminleg van 50.000 euro (hetgeen de grens is waarboven van toezicht door de Autoriteit Financiële Markten geen sprake meer is). Bij de verkoop werd gebruik gemaakt van een brochure en een website.
De brochure was al maanden eerder, met medewerking van [medeverdachte 1] en een vierde persoon, [medeverdachte 1], die zich bediende van de valse naam [pseudoniem], door [bedrijf 9] vervaardigd. Daartoe werd de brochure van een bestaand bedrijf gescand en daarin afgedrukte foto’s en plattegronden overgenomen. Men was zich er van bewust dat dit niet geoorloofd was. Verder werden foto’s gebruikt van willekeurige villa’s, die van het internet werden gehaald. In de brochure werd beschreven dat in Turkije een resort zou worden ontwikkeld, bestaande uit een hoofdgebouw en losse villa’s.
Voor het hoofdgebouw werd ten behoeve van deze brochure door [verdachte] zelf een ontwerpje gemaakt en ‘zomaar wat ontwikkeld’; de kaveltekening van het grondstuk waarop de 180 villa’s moesten komen werd door [bedrijf 9] aan de hand van een zeer globale schets van [medeverdachte 1] en [pseudoniem] ‘een beetje mooi opgesteld’ en in een tekening verwerkt. Behalve foto’s van villa’s werd ook een aantal andere ‘sfeerfoto’s’ van het internet gehaald.
Bij het vervaardigen van een tweetal andere websites, op naam van [bedrijf 1] en van Golden Sun Golf Resort, ging men op vergelijkbare wijze te werk.
De prospectus van [bedrijf 1] werd eveneens door [bedrijf 9] gemaakt. Zij werd voor meer dan 90% overgeschreven van een door een ander bedrijf, [bedrijf 13], uitgegeven prospectus. In strijd met de waarheid werd in de prospectus vermeld dat [accountantsmaatschappij], als bij het project betrokken accountantskantoor, een accountantsverklaring had afgegeven of, in een andere editie van de prospectus, zou gaan afgeven. Verder meldde de prospectus dat [bedrijf 1] een samenwerkingsverband met het Turkse bedrijf [Turkse onderneming] was aangegaan. Dit bedrijf zou op 4 september 2006 voor 21 miljoen euro grond in de provincie Antalya hebben verworven, ten bewijze waarvan eigendomsbewijzen, tapu’s, met de handtekening van de directeur van het kadaster en een stempel, in de prospectus waren afgebeeld. Er waren tevens taxatierapporten opgenomen van de grond; door [Turkse onderneming] zou hypotheekrecht op de grond zijn verleend aan [bedrijf 1], waarvan de akte eveneens werd weergegeven. In werkelijkheid bestond [Turkse onderneming] op 4 september 2006 nog niet, was de genoemde kavel aanzienlijk minder groot dan aangegeven, zodat een resort van de aangegeven omvang daarop niet zou kunnen worden gebouwd, en was de directeur van het kadaster, die de eigendomsbewijzen zou hebben ondertekend, in 2006 al met pensioen. De afgebeelde eigendomsbewijzen waren, onder meer met behulp van een sjabloon van een Turkse kadastrale akte, nagemaakt. Er is geen spoor gevonden van aan [Turkse onderneming] toebehorende bouwgrond noch van enige andere daadwerkelijke belegging in Turkije. Van aan [bedrijf 1] op grond verleende hypotheekrechten is evenmin gebleken.
Het hof leidt uit de beschreven gang van zaken af dat, zo bij de betrokkenen al ooit de bedoeling heeft bestaan om in Turkije werkelijk een resort te realiseren, hun in elk geval op het moment dat obligaties aan beleggers werden aangeboden duidelijk was dat het ging om een luchtbel en dat deze beleggers werden opgelicht. Een en ander wordt bevestigd door een aantal documenten op een DVD, die is aangetroffen bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1], namelijk
1. een word document, met een op 6 april 2006 aangemaakt en als laatste door ‘[ voornaam 1]’opgeslagen bestand, genaamd ‘Prospectus Golden Sun Resorts’, waarin op pagina 7 staat :deze prospectus is vastgesteld op 21 december 2005 door [bedrijf 13];
2. een psd bestand, genaamd Tapu.psd, gedateerd 10 mei 2006, waarin een blanco sjabloon staat van een Turkse kadastrale akte met in het midden ‘hier komt de tekst te staan’;
3. een psd bestand genaamd stempel.tapu.psd, gedateerd 11 mei 2006, met daarin een afdruk van een stempel;
4. een fax van een ingevulde tapu van oudere datum (vermoedelijk 2001), met
daarop de naam van de hiervoor genoemde in 2006 al gepensioneerde kadasterdirecteur als ondertekenaar.
Het hof stelt vast dat bij deze oplichting tezamen en in vereniging werd gehandeld door [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en in een later stadium ‘[medeverdachte 4].
In dit verband is tevens van belang dat bij doorzoeking van het kantoor van [bedrijf 9] op 8 november 2007 een notitie is aangetroffen (D116), waaruit blijkt dat de huur over oktober van de kantoorruimte te Amsterdam ten bedrage van 1.050 euro door vier personen, te weten [ naam 1], [ naam 2], [ naam 3] en [ naam 4], werd gedeeld en voorts dat de kosten van een vertaling eveneens door deze vier gedragen zouden worden.
De voornamen van de verdachten [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] zijn [voornaam 1], [ voornaam 2], [ voornaam 3] en [ voornaam 4]. In de ogen van het hof kan het geen toeval zijn dat deze notitie ten kantore van [bedrijf 9], het bedrijf van verdachte, werd aangetroffen.
De stelling van [verdachte], dat [bedrijf 1] een gewone klant van hem was en dat hij niet bedacht hoefde te zijn op oplichting wordt door de beschreven gang van zaken weerlegd. Verdachte ging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] samen een lege BV aankopen, was actief betrokken bij de inrichting van het kantoor van H&V te Amsterdam, beschikte over bestanden met valse en vervalste tapu’s en een vervalste prospectus voor H&V, stelde een brochure en prospectus met willekeurige afbeeldingen samen en ging met [medeverdachte 3] een vertaler zoeken voor de valse tapu’s. Verdachte was van het begin af aan een volwaardig deelnemer in de criminele plannen en gebruikte zijn kennis om vervolgens op soortgelijke wijze als bij Golden Sun samen met zijn jeugdvriend [medeverdachte 3] beleggers op te lichten in de zaak Royal Dubai.
Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting, aangezien hij niet de [onbekende 1] is geweest die in deze oplichtingszaak een rol heeft gespeeld.
Uit de bewijsmiddelen reconstrueert het hof de volgende gang van zaken
In maart of april 2007 heeft [medeverdachte 5] in een Amsterdams hotel een ontmoeting gehad met de Engelsman [naam Engelsman], een kennis die hij eens met vakantie had ontmoet, en een drietal hem onbekende personen, die zich voorstelden als [onbekende 1], [onbekende 2] en [onbekende 3]. [naam Engelsman] had [medeverdachte 5] benaderd met de vraag of hij voor hem wilde komen werken in verband met zijn plannen om in Dubai in projecten te investeren; [medeverdachte 5] zou de zaken in Nederland moeten regelen.
Hoewel [medeverdachte 5] geen enkele ervaring op dit terrein had – hij was opgeleid tot stratenmaker maar werkte al jaren als schoonmaker – , werd hem door [naam Engelsman] verzekerd dat twee mensen die al voor hem, [naam Engelsman], werkten – naar later bleek de genoemde [onbekende 1] en [onbekende 2]– hem zouden inwerken en helpen met het openen van bankrekeningen en dergelijke.
[medeverdachte 5] heeft aanvankelijk geaarzeld of hij op het aanbod in zou gaan, maar uiteindelijk is het tot de hiervoor genoemde ontmoeting gekomen. [medeverdachte 5] zou 1.600 euro netto per maand gaan verdienen.
[onbekende 1] zou accountmanager zijn, [onbekende 2] zijn hulp en [onbekende 3]webdesigner. [medeverdachte 5] heeft vervolgens met [onbekende 1] het meeste contact gehad.
Hij ontving 30.000 euro van [onbekende 1] om op een te openen bankrekening te storten, in kleine porties omdat het anders op zou vallen.
Op 18 april 2007 werden de eerste domeinnamen, “[domeinnaam 4]”, “[domeinnaam 5]” en “royaldubai.nl”, geregistreerd, later gevolgd door “[domeinnaam 6]” en “[domeinnaam 6]”.
Op 15 mei 2007 zijn [medeverdachte 5] en [onbekende 1] naar Hengelo gegaan om een BV te kopen. Op 30 mei werd de BV overgedragen aan [medeverdachte 5] en vervolgens ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met de handelsnaam [bedrijf 3] en [medeverdachte 5] als algemeen directeur/enig aandeelhouder. Met ingang van 22 augustus 2007 werd ook de statutaire naam gewijzigd in [bedrijf 3] Er werden bankrekeningen geopend in [gemeente 1] en Dubai, een kantoor, althans een ruimte waarin slechts lege ordners stonden, gehuurd op een prestigieus adres in [gemeente 1], een website en een brochure ontworpen en tv-reclamespots geproduceerd door middel waarvan werd geprobeerd om beleggers aan te trekken. Er werd een callcenter ingeschakeld waarnaar belangstellende beleggers werden doorgeschakeld, aanvankelijk [call center 1], later [call center 2]. Door de callcenters werden aan geïnteresseerde bellers brochures toegezonden. De brochures werden eerst gedrukt door [drukkerij 1] te [plaats], later door [drukkerij 2] in [plaats 2]. Later moest de naam [naam] worden gewijzigd en vervangen door [bedrijf 14]; toen heeft [drukkerij 2] wederom brochures vervaardigd, met dezelfde huisstijl, maar met de nieuwe naam.
In de brochures en op de website , die beleggers moesten verleiden tot het storten van tenminste 50.000 euro teneinde een obligatie in de projecten van Royal Dubai te verwerven, zijn valse voorspiegelingen gedaan met betrekking tot het rendement, de elementen van zekerheid (zoals vastgoed als onderpand, terugkoopgarantie, ervaren solide partners in Dubai en huurgaranties) en de projecten waarin geïnvesteerd zou worden, waarvan op geen enkele wijze is gebleken dat dit in overeenstemming was met de waarheid. De partners bleken niet te bestaan of niets te weten van de beweerde samenwerking en de boekhouding van [naam] bevatte niets met betrekking tot investeringen of contacten met investeerders in Dubai.
Ook in de tv-reclamespot, die vanaf 1 oktober 2007 werd uitgezonden, werden vergelijkbare valse voorspiegelingen gedaan.
Vijf personen hebben participaties gekocht en slechts over september 2007 de beloofde rente ontvangen: hun inleg werd van de rekening van [bedrijf 3] in [gemeente 1] vrijwel direct overgeboekt naar de bankrekening in Dubai. Op 8 oktober 2007 gingen de reclamespots uit de lucht en op 7 november 2007 werd het bedrijf op verzoek van [medeverdachte 5] failliet verklaard. Er was nog slechts 21.000 euro in kas.
Dat [onbekende 1] en [onbekende 2] valse namen waren, waarvan verdachte respectievelijk [medeverdachte 3] zich bedienden, leidt het hof af uit de herkenning aan de hand van foto’s door een aantal van de personen die zij in het kader van de activiteiten van Royal Dubai ontmoet hadden.
Daar komt bij, dat twee bestanden zijn aangetroffen op de website van Royal Dubai, te weten “voorwaarden deelname” en een brochure, die zijn gemaakt door verdachte, in elk geval door zijn bedrijf [bedrijf 9].
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenning door de getuige [getuige 2] van de verdachte als de persoon die zich uitgaf voor [onbekende 1], zoals die herkenning is weergegeven in proces-verbaal AH 41, niet voor het bewijs gebruikt mag worden, omdat daarvoor een ondertekende verklaring van de getuige zelf nodig zou zijn. Het wetboek kent die eis echter niet; het ambtsedig relaas van de verbalisant, dat hij de foto van verdachte aan de getuige toonde, en dat zij hem vervolgens opgaf de daarop afgebeelde persoon te herkennen als degene die zich [onbekende 1] noemde, is voldoende.
Voor zover de verdediging tevens heeft willen betogen dat ten onrechte is volstaan met een enkelvoudige fotoconfrontatie, merkt het hof op dat een meervoudige fotoconfrontatie in gevallen als deze ongetwijfeld de voorkeur verdient, maar dat desalniettemin ook aan een herkenning na een enkelvoudige fotoconfrontatie bewijskracht kan worden toegekend.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de herkenningen door de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] van de verdachte als de persoon die zich uitgaf voor [onbekende 1] (G-08 en G-10) onbetrouwbaar zijn omdat deze getuigen vermoedelijk samen naar de foto’s hebben gekeken en daar, zo stelt de verdediging, ook over hebben gepraat. Het hof stelt vast dat de FIOD-ECD inderdaad onvoldoende waarborgen heeft geschapen dat deze beide getuigen onafhankelijk van elkaar zouden verklaren. Dit doet afbreuk aan de overtuigingskracht van hun herkenningen, maar niet op zo ver gaande wijze dat deze herkenningen geheel van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Hetzelfde geldt voor de herkenning door de getuige [getuige 5] (G-07).
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenningen door de getuigen [getuige 6] en [getuige 7] (G-12 en G-05) eveneens van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat niet duidelijk is of de verbalisanten gecertificeerde ambtenaren waren, aangewezen als confrontatieleider, omdat niet blijkt dat de getuigen tevoren voldoende en op de juiste wijze werden geïnstrueerd en omdat de functionaris die de ‘herkenningsproef’ leidde zelf wist welke van de getoonde foto’s de verdachte voorstelde. Het hof begrijpt dat de verdediging dezelfde bezwaren heeft tegen de eerder genoemde herkenningen.
Het hof gaat ook aan deze bezwaren voorbij. Anders dan de verdediging kennelijk veronderstelt kent de wet geen specifieke procedureregels voor fotoherkenningen. Het hof ziet in het door de verdediging aangevoerde noch anderszins grond om aan te nemen dat de gevolgde werkwijze heeft gestrekt tot beïnvloeding van de getuigen met het oog op de door hen af te leggen verklaring; ook verder ziet het geen gronden om aan te nemen dat de gang van zaken onverenigbaar is geweest met een eerlijke procesvoering.
Het hof stelt vast dat aldus sprake is van twee stevige herkenningen (G-12 en G-05), aangevuld met vier herkenningen die op zichzelf genomen tengevolge van de gesignaleerde onvolkomenheden minder overtuigingskracht hebben; tezamen sluiten zij naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel uit dat de verdachte niet de persoon was, die zich uitgaf voor [onbekende 1].
De verdediging heeft er op gewezen dat een zestal andere getuigen de verdachte niet als [onbekende 1] heeft herkend. In het bijzonder ten aanzien van de getuige [medeverdachte 5], die veel met [onbekende 1] samen zou zijn geweest, vindt de verdediging dit verbazingwekkend. Het hof acht het daarentegen aannemelijk dat [medeverdachte 5] zijn medeverdachte niet heeft willen herkennen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van het bewezen verklaarde feit, of de bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
parketnummer 13-993140-07:
Het onder 1 bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326, eerste lid, junctis de artikelen 51, eerste en tweede lid, en 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 51, eerste en tweede lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste en derde lid, van het Wetboek van strafrecht.
parketnummer 13/993027-08:
Het bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326, eerste lid, junctis de artikelen 51, eerste en tweede lid, en 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Zij worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en maatregel
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke leiding geven aan oplichting, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon en feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrifte, begaan door een rechtspersoon, en deelname aan een criminele organisatie.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van die feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte eveneens een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren zal opleggen
De raadsman van verdachte heeft verzocht om strafvermindering.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof daarbij in het bijzonder gelet op:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat verdachte samen met anderen leiding heeft gegeven aan verwijtbare gedragingen van een rechtspersoon, genaamd [naam][bedrijf 1], die zich op grote schaal heeft schuldig gemaakt aan oplichting, waarbij op geraffineerde wijze misbruik werd gemaakt van het vertrouwen van niets vermoedende particuliere beleggers. Door [bedrijf 1] zijn miljoenen euro’s van particuliere beleggers aangetrokken zonder dat er sprake was van zekerheden en garanties zoals de Wet toezicht kredietwezen 1992 die beoogt te bewerkstelligen. Van de ingelegde gelden is niets overeenkomstig de beweerdelijke bestemming daadwerkelijk geïnvesteerd. Het grootste deel van deze gelden is spoorloos verdwenen. Verdachte is bij de voorbereidingen van deze fraude en de uitvoering ervan van begin af aan ten nauwste betrokken geweest.
Vervolgens is hij samen met anderen op een zelfde geraffineerde wijze doorgegaan met het oplichten van particuliere beleggers via een tweede rechtspersoon, [bedrijf 3] en heeft hij zich daarbij bediend van een valse identiteit kennelijk om de opsporing te bemoeilijken.
Bovenstaande praktijken vormen een ernstige inbreuk op de rechtsorde, die in het bijzonder het vertrouwen in het financiële systeem aantast. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich alleen laten leiden door hun eigen verlangen naar gewin en zich niets gelegen laten liggen aan de grote financiële en emotionele gevolgen voor de slachtoffers.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 oktober 2010, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor delicten als de onderhavige door de strafrechter is veroordeeld en op zijn persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan en alle omstandigheden in aanmerking nemend kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt van hierna te melden duur.
Het hof acht de gemaakte keuzes met betrekking tot strafsoort en strafmaat het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
Maatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht
Zoals hierna zal worden overwogen heeft in de zaak Golden Sun een groot aantal benadeelde partijen een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding. In hoger beroep bedraagt het totaal van de nog aan de orde zijnde vorderingen 16.275.235,61 euro.
In de zaak Royal Dubai hebben twee benadeelde partijen een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding. Het totaal hiervan bedraagt in hoger beroep 127.432,50 euro.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de nader te noemen benadeelde partijen in de zaak Golden Sun als gevolg van verdachtes onder 1. bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden tot een bedrag van in totaal 13.692.468,73 euro.
Ten aanzien van de zaak Royal Dubai is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden tot een bedrag van in totaal 127.135,00 euro.
Het hof zal aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van in totaal 13.819.603,73 euro te betalen ten behoeve van de slachtoffers.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door de strafbare feiten zijn toegebracht.
De vorderingen van de benadeelde partijen in de zaak Golden Sun
In de zaak Golden Sun hebben in eerste aanleg 195 benadeelde partijen een vordering ingediend tot vergoeding van de schade die zij ten gevolge van een door de verdachte begaan strafbaar feit hebben geleden.
In de aan dit arrest gehechte bijlage genaamd “Beslissingen benadeelde partijen inzake Golden Sun t.a.v. [verdachte]” staat vermeld (op de pagina’s 1a, 2a, 3a en 4a) welke benadeelde partijen zich in eerste aanleg in het strafproces hebben gevoegd, welk bedrag zij als schadevergoeding vorderen en welke beslissing de eerste rechter ten aanzien van deze vorderingen heeft genomen.
Voor zover de vorderingen zijn toegewezen, duren deze van rechtswege voort in hoger beroep. In voornoemde bijlage staat voorts vermeld (op de pagina’s 1b, 2b, 3b en 4b) welke benadeelde partijen zich in hoger beroep opnieuw hebben gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, dan wel tot welk ander bedrag zij dit hebben gedaan. Voor zover benadeelde partijen, die door de eerste rechter geheel niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vordering, zich niet opnieuw hebben gevoegd in hoger beroep, zijn deze vorderingen niet meer aan de orde. Ook dit staat vermeld in voornoemde bijlage.
Naast de bovengenoemde 195 benadeelde partijen heeft ook de curator van [bedrijf 1] zich in eerste aanleg gevoegd als benadeelde partij. Nu deze vordering door de eerste rechter niet-ontvankelijk is verklaard en de curator zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, is deze vordering niet meer aan de orde.
Van de zijde van de verdachte is betoogd dat alle benadeelde partijen in de zaak Golden Sun niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De raadsman van de verdachte heeft hiertoe – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
In de eerste plaats zijn de vorderingen, gelet op hun grote aantal, niet eenvoudig van aard.
Dit blijkt uit de omstandigheid dat inmiddels verschillende lijsten in omloop zijn waarop de vorderingen worden weergegeven en dat hierop verschillende aantallen benadeelde partijen en verschillende bedragen worden genoemd. Voorts blijkt dit uit de omstandigheid dat de rechtbank heeft overwogen dat in totaal 27 benadeelde partijen geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, terwijl op pagina 41 en 42 (het hof begrijpt: in het dictum) slechts 21 benadeelde partijen staan vermeld, zodat er 6 benadeelde partijen ontbreken.
In de tweede plaats is het niet eenvoudig te beoordelen of en in hoeverre sprake is van eigen schuld bij de benadeelde partijen, zodat de vorderingen zich niet lenen voor behandeling in het strafproces.
Subsidiair zou de vordering van de benadeelde partijen niet kunnen worden toegewezen:
- voor zover de in de e-mail d.d. 2 november 2010 van de voorzitter aan de advocaat-generaal gevraagde stukken ontbreken;
- indien en voor zover zij zich niet opnieuw hebben gevoegd in hoger beroep;
- voor zover de vorderingen betrekking hebben op inleg van na eind juni 2007.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de benadeelde partijen in de zaak Golden Sun gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen tot de bedragen die eveneens staan vermeld op voornoemde bijlage (pagina’s 1b, 2b, 3b en 4b), met daarnaast oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de enkele omstandigheid dat sprake is van een groot aantal benadeelde partijen, niet tot de conclusie dient te leiden dat deze vorderingen niet eenvoudig van aard zijn en zich derhalve niet lenen voor behandeling in het strafgeding. Naar het oordeel van het hof dient een dergelijke afweging voor iedere vordering afzonderlijk te worden gemaakt.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Het hof merkt hierbij nog op dat de door de raadsman genoemde omstandigheid dat de eerste rechter ten aanzien van 6 benadeelde partijen heeft verzuimd een beslissing te nemen, feitelijke grondslag mist, nu deze benadeelde partijen slechts deels niet-ontvankelijk zijn verklaard en (derhalve) staan vermeld op de aan het vonnis gehechte lijst.
Naar het oordeel van het hof zijn de vorderingen voorts op zichzelf genomen voldoende eenvoudig van aard en lenen zij zich voor behandeling in het strafgeding, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. De vorderingen van de benadeelde partijen in de zaak Golden Sun hebben in hoofdzaak telkens betrekking op de door hen aan [bedrijf 1] overgemaakte inleg en/of commissiekosten, eventueel verminderd met (terug)ontvangen rentebedragen. Los van de al dan niet door de benadeelde partijen aangedragen stukken ter onderbouwing van hun vordering, kan op grond van het zich in het dossier bevindende afschrift van de bij- en afschrijvingen van de bankrekening van [bedrijf 1] (D-059), op eenvoudige wijze worden bepaald hoe hoog de door hen geleden schade is. Door de verdediging is de juistheid van deze gegevens niet betwist en zijn ook overigens geen stukken aangeleverd ter onderbouwing van het gevoerde verweer.
Het verweer dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld in welke mate sprake is van eigen schuld bij de benadeelde partijen, wordt eveneens verworpen.
Het hof acht de mogelijk foutieve gedragingen van de benadeelde partijen, van zo geringe betekenis in vergelijking met de opzettelijke gedragingen door de verdachte, zoals deze hiervoor zijn bewezen verklaard, dat het onbillijk zou zijn de vergoedingsplicht van verdachte om die reden te verminderen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard voor zover de in de e-mail d.d. 2 november 2010 aan de advocaat-generaal gevraagde stukken ontbreken, overweegt het hof als volgt.
De in de e-mail aan de advocaat-generaal gevraagde stukken, te weten uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, zijn afkomstig uit een openbaar toegankelijke bron, zodat het hof hiervan ambtshalve kennis kan nemen. De omstandigheid dat de advocaat-generaal heeft verzuimd deze stukken aan te leveren doet hier niet aan af.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Het hof zal ook vorderingen, betrekking hebbend op de periode na eind juni in aanmerking nemen, nu niet is komen vast te staan dat verdachte zich voor het einde van de bewezenverklaarde periode al had teruggetrokken uit [bedrijf 1].
Het hof overweegt voorts als volgt.
Voor de beoordeling van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft het hof telkens de hieronder staande uitgangspunten gehanteerd.
[bedrijf 1] heeft een groot aantal personen bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Hiertoe werd hun voorgehouden dat de ingelegde geldbedragen zouden worden geïnvesteerd in vastgoedprojecten. Daarnaast dienden commissiekosten te worden betaald. De inlegger zou maandelijks rente ontvangen en aan het einde van de looptijd van drie jaar zijn inleg terugkrijgen. Tot 30 augustus 2007 hebben daadwerkelijk rentebetalingen plaatsgevonden. Daarna zijn de rentebetalingen uitgebleven. Ook is de inleg nimmer terugbetaald.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij gedurende de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1].
De vorderingen van de benadeelde partijen hebben in hoofdzaak telkens betrekking op de door hen aan [bedrijf 1] overgemaakte inleg en/of commissiekosten, eventueel verminderd met (terug)ontvangen rentebedragen. Naar het oordeel van het hof is, met inachtneming van hetgeen hieronder wordt overwogen, komen vast te staan dat de benadeelde partijen deze schade door het onder 1. bewezen verklaarde feit rechtstreeks hebben geleden. De hoogte van de schade zal worden vastgesteld aan de hand van het afschrift van de bij- en afschrijvingen van de bankrekening van [bedrijf 1][naam] de bijlage “Beslissingen benadeelde partijen inzake Golden Sun t.a.v. [verdachte]” staat per benadeelde partij vermeld (op de pagina’s 1b, 2b, 3b en 4b) wat de (totaal)bedragen hiervan zijn.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. Het hof zal de vorderingen van de benadeelde partijen overeenkomstig bovengenoemde redenering toewijzen tot de bedragen die staan vermeld op de bijlage (op de pagina’s 1b, 2b, 3b en 4b).
Indien en voor zover het hof (een deel van) een vordering niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel zal afwijzen, wordt dit op de hieronder vermelde wijze gemotiveerd (overwegingen A t/m J). Iedere motiveringsgrond is voorzien van een letter (en eventueel een cijfer) waarnaar in de toepasselijke gevallen in de bijlage wordt verwezen. Indien of voor zover een vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de civiele rechter aanbrengen.
Naar het oordeel van het hof kan niet eenvoudig worden vastgesteld welke kosten de benadeelde partijen en de verdachte ten behoeve van het geding hebben gemaakt. Het hof zal derhalve bepalen dat deze worden gecompenseerd in dier voege, dat ieder de eigen kosten draagt.
A.
(1) Daar waar in de voegingsformulieren benadeelde partij in het strafproces kennelijke rekenfouten zijn gemaakt, zal het hof deze – voor zover zij ten nadele van de benadeelde partij strekken – anders dan de rechtbank, verbeterd lezen.
(2) Vorderingen die rekenfouten ten voordele van de benadeelde partij bevatten, zullen voor dat deel worden afgewezen.
B.
De eerste rechter heeft de vorderingen van een aantal nader bepaalde benadeelde partijen, van wie is gebleken dat zij de inleg en/of commissiekosten (deels) na 1 augustus 2007 hebben overgeschreven, (voor dat deel) niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens de rechtbank een rechtstreeks verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde schade ontbreekt.
Evenals de eerste rechter is het hof van oordeel dat deze benadeelde partijen niet in hun vordering kunnen worden ontvangen. Immers is de gestelde schade niet veroorzaakt door een van de bewezen verklaarde feiten.
C.
(1) Anders dan de eerste rechter zal het hof de vorderingen, ten aanzien waarvan uit de stukken van het dossier volgt dat de daadwerkelijk overgemaakte inleg en/of betaalde commissiekosten lager zijn dan hetgeen op het voegingsformulier is vermeld, voor het verschil tussen beide bedragen afwijzen.
(2) Indien uit de stukken volgt dat een hoger bedrag aan rente is ontvangen dan hetgeen op het voegingsfomulier is vermeld, zal dat bedrag in mindering worden gebracht op de (daadwerkelijk) overgemaakte inleg en/of betaalde commissiekosten en de vordering voor dat gedeelte worden afgewezen.
D.
De vordering van [benadeelde 5] zal door het hof niet-ontvankelijk worden verklaard omdat zij niet voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen; de vordering is immers niet ondertekend.
E.
Met de eerste rechter is het hof van oordeel dat de vorderingen, voor zover zij betrekking hebben op andere schadeposten dan de overgemaakte inleg en/of betaalde commissiekosten minus het bedrag dat aan rente is ontvangen, te weten: (1) advocaatkosten en (2) gederfde rente-inkomsten, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld of deze schade rechtstreeks is geleden door een bewezen verklaard strafbaar feit.
F.
De benadeelde partij [benadeelde 3] stelt op 5 maart 2007 een bedrag van 50.000 euro te hebben ingelegd en een bedrag van 1.500 euro aan emissiekosten te hebben betaald. Nu echter uit de stukken van het dossier niet van enige inleg van deze persoon blijkt, zal het hof de vordering reeds om die reden afwijzen.
G.
Uit het voegingsformulier van [benadeelde 6]en de daarbij ter onderbouwing gevoegde stukken, blijkt dat de gestelde schade betrekking heeft op een belegging bij [bedrijf 13]. Nu de gevorderde schade niet is veroorzaakt door één van de bewezen verklaarde feiten, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.
H.
Uit de bankrekening van [bedrijf 1] blijkt dat op 27 februari 2007 twee bedragen zijn overgemaakt door [benadeelde 7a], ter hoogte van in totaal 82.400 euro. In de periode van 30 maart 2007 tot en met 30 augustus 2007 zijn maandelijks rentebetalingen gedaan aan[benadeelde 7b]. Zowel [benadeelde 7a] als [benadeelde 7b] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Blijkens hun voegingsformulieren wonen zij op hetzelfde adres. Voorts is het door hen gestelde schadebedrag gelijk en geven zij dezelfde omschrijving van de gevolgen die het voorval voor hen heeft gehad. Het hof stelt op grond hiervan vast dat het om een en dezelfde belegging gaat. Het hof zal derhalve de aan [benadeelde 7b] betaalde rente in mindering brengen op de door [benadeelde 7a] betaalde inleg. De vordering van [benadeelde 7b] wordt niet-ontvankelijk verklaard nu niet is gebleken dat deze benadeelde partij enige schade heeft geleden ten gevolge van een bewezen verklaard feit.
I.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingediend, strekkende tot vergoeding van schade tot een bedrag van 171.700,00 euro. Deze vordering werd door de eerste rechter geheel niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van een schadevergoeding, welke in totaal hoger is dan de vordering in eerste aanleg, te weten tot een bedrag van 175.000,00 euro. De benadeelde partij zal ten aanzien van dit hogere gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
J.
De personen die namens een rechtspersoon een vordering hebben ingediend, hebben geen bewijsstuk bijgevoegd waaruit blijkt dat zij hiertoe bevoegd dan wel gemachtigd zijn. Of zij hiertoe bevoegd zijn, zou kunnen blijken uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Omdat dit een openbaar toegankelijk register is, is het hof van oordeel dat dit verzuim ambtshalve kan worden hersteld.
(1) Het hof heeft op grond van de informatie uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel geconstateerd dat de personen die namens een rechtspersoon een vordering hebben ingediend, hiertoe bevoegd waren.
(2) Dit is slechts anders in het geval van [bedrijf 8], omdat uit het voegingsformulier niet kan worden afgeleid wie dit heeft ingediend en ondertekend. Deze benadeelde partij kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen.
De vorderingen van de benadeelde partijen in de zaak Royal Dubai
In de zaak Royal Dubai hebben twee benadeelde partijen een vordering ingediend tot vergoeding van de schade die zij ten gevolge van het door de verdachte begaan strafbaar feit hebben geleden.
In de aan dit arrest gehechte bijlage genaamd “Beslissingen benadeelde partijen inzake Royal Dubai t.a.v. [verdachte]” staat vermeld (op de pagina 1a) welke benadeelde partijen zich in eerste aanleg in het strafproces hebben gevoegd, welk bedrag zij als schadevergoeding vorderen en welke beslissing de eerste rechter ten aanzien van deze vorderingen heeft genomen.
Voor zover de vorderingen zijn toegewezen, duren deze van rechtswege voort in hoger beroep. De vordering van [benadeelde 2] is deels niet-ontvankelijk verklaard. Zoals in voornoemde bijlage staat vermeld (op pagina 1b) heeft deze benadeelde partij zich opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen deel van de vordering.
Van de zijde van de verdachte is betoogd dat alle benadeelde partijen in de zaak Royal Dubai niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De raadsman van de verdachte heeft hiertoe – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
Ook hier geldt dat het niet eenvoudig is te beoordelen of en in hoeverre sprake is van eigen schuld bij de benadeelde partijen, zodat de vorderingen zich niet lenen voor behandeling in het strafproces.
Voorts heeft de civiele rechter in de rechtbank Utrecht de verdachte bij verstek veroordeeld tot betaling aan de curator van het totale tekort in het faillissement van [bedrijf 3], bepaald op 250.000,00 euro.
De twee benadeelde partijen hebben hun vorderingen ook ter verificatie ingediend bij de curator, zodat hun schade reeds is verdisconteerd in dat civiele vonnis. Verder is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] kennelijk dezelfde als de vordering die [naam BV]. bij de curator heeft ingediend ter verificatie. Ook om die reden dient deze benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de benadeelde partijen in de zaak Royal Dubai gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen tot de bedragen die eveneens staan vermeld op voornoemde bijlage (pagina 1b), met oplegging daarnaast van een schadevergoedingsmaatregel.
Het verweer, dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld in welke mate sprake is van eigen schuld bij de benadeelde partijen, wordt verworpen, met verwijzing naar de motivering die hiervoor – met betrekking tot de zaak Golden Sun – reeds is gegeven.
Het verweer, dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat er een civiel vonnis ligt van de rechtbank Utrecht, wordt eveneens verworpen.
Naar het oordeel van het hof staat de omstandigheid, dat de benadeelde partijen hun vorderingen (al dan niet onder een andere naam) ter verificatie hebben ingediend bij de curator en vervolgens op vordering van de curator de verdachte door de civiele rechter is veroordeeld tot betaling van het totale tekort in het faillissement (waaronder ook zijn begrepen de vorderingen van benadeelde partijen), niet in de weg aan de ontvankelijkheid van hun vordering in onderhavige strafzaak.
Het hof overweegt voorts als volgt.
[bedrijf 3] heeft een aantal personen bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Hiertoe werd hun voorgehouden dat de ingelegde geldbedragen zouden worden geïnvesteerd in vastgoedprojecten. Daarnaast dienden commissiekosten te worden betaald. De inlegger zou maandelijks rente ontvangen en aan het einde van de looptijd van drie jaar zijn inleg terugkrijgen. Slecht over de maand september 2007 hebben daadwerkelijk rentebetalingen plaatsgevonden. Daarna zijn de rentebetalingen uitgebleven. Ook is de inleg nimmer terugbetaald. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 3]
De vorderingen van de benadeelde partijen hebben betrekking op de door hen aan [bedrijf 3] overgemaakte inleg en/of commissiekosten, in voorkomend geval verminderd met (terug)ontvangen rentebedragen. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden. De hoogte van de schade zal worden vastgesteld aan de hand van de afschriften van de bij- en afschrijvingen van de bankrekeningen van [bedrijf 3] Op de bijlage “Beslissingen benadeelde partijen inzake Royal Dubai t.a.v. [verdachte]” staat per benadeelde partij vermeld (op pagina 1b) wat de (totaal)bedragen hiervan zijn.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] zal deels niet-ontvankelijk worden verklaard. Met de eerste rechter is het hof van oordeel dat deze vordering, voor zover zij betrekking heeft op andere schadeposten dan de overgemaakte inleg en/of betaalde commissiekosten, minus het bedrag dat aan rente is ontvangen (te weten: advocaatkosten), niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld of deze schade rechtstreeks is geleden door het bewezen verklaarde strafbare feit. De benadeelde partij kan haar vordering ten aanzien van dit onderdeel slechts bij de civiele rechter aanbrengen.
Naar het oordeel van het hof kan niet eenvoudig worden vastgesteld welke kosten de benadeelde partijen en de verdachte ten behoeve van het geding hebben gemaakt. Omwille van de eenvoud zal het hof derhalve bepalen dat deze worden gecompenseerd in dier voege, dat ieder de eigen kosten draagt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 51, 57, 60a, 140, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij parketnummer
13-993140-07 onder 1 , 2 en 3, en bij parketnummer 13/993027-08 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
parketnummer 13-993140-07:
- feit 1: feitelijke leiding geven aan: oplichting, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.
- feit 2: feitelijke leiding geven aan: valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon.
- feit 3: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij daarvan oprichter en leider is.
parketnummer 13/993027-08:
- feitelijke leiding geven aan: oplichting, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar.
Bepaalt dat de tijd, die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van de benadeelde partijen die in de aan dit arrest gehechte bijlagen “Beslissingen benadeelde partijen inzake Golden Sun t.a.v. [verdachte]” en “Beslissingen benadeelde partijen inzake Royal Dubai t.a.v. [verdachte]” worden genoemd, aan de Staat het bedrag te betalen dat op die bijlagen voor hen staat vermeld in de kolom “Het hof”: “wijst toe”, in totaal zijnde EUR 13.819.603,73 (dertienmiljoen achthonderdnegentienduizend zeshonderddrie euro en drieënzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) jaar hechtenis.
Beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen zoals vermeld in de aan dit arrest gehechte bijlagen “Beslissingen benadeelde partijen inzake Golden Sun t.a.v. [verdachte]” en “Beslissingen benadeelde partijen inzake Royal Dubai t.a.v. [verdachte]”, in de kolommen “Het hof“: “wijst toe”, “wijst af” en “verklaart niet-ontvankelijk”’.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen die in de aan dit arrest gehechte bijlagen “Beslissingen benadeelde partijen inzake Golden Sun t.a.v. [verdachte]” en “Beslissingen benadeelde partijen inzake Royal Dubai t.a.v. [verdachte]” worden genoemd, het bedrag te betalen dat op die bijlage voor hen staat vermeld in de kolom “Het hof”: “wijst toe”, in totaal zijnde EUR 13.819.603,73 (dertienmiljoen achthonderdnegentienduizend zeshonderddrie euro en drieënzeventig cent), met dien verstande dat en indien en voor zover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partijen, indien en voor zover hun vordering niet-ontvankelijk is verklaard, hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Bepaalt dat de kosten die door de verdachte en de benadeelde partijen zijn gemaakt worden gecompenseerd in dier voege, dat ieder de eigen kosten draagt.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. J.M. Reijntjes,
in tegenwoordigheid van mr. drs. J. Walsweer, griffier,
en op 23 december 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.M. Reijntjes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.-