ECLI:NL:GHSHE:2010:BQ3005

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.018.411 E
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. Keizer
  • W. Wabeke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure varkenshouder tegen gemeente na eerdere veroordeling tot schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een schadestaatprocedure waarin [X.], de appellant, een varkenshouder, schadevergoeding vordert van de gemeente 's-Hertogenbosch. Deze procedure volgt op een eerdere veroordeling van de gemeente tot schadevergoeding, die was vastgesteld op te maken bij staat. De aanleiding voor de schadevergoeding was het onrechtmatig handelen van de gemeente, die onjuiste informatie had verstrekt over de mogelijkheid tot vestiging van een varkensbedrijf op het perceel van de varkenshouder. De uitspraak van het hof op 20 juli 2010 is een vervolg op een tussenarrest van 9 februari 2010, waarin het hof al enkele schadeposten had beoordeeld.

In het arrest van 20 juli 2010 heeft het hof de schadeposten A tot en met H beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de posten E tot en met H niet toewijsbaar zijn en dat voor post D geen concreet bedrag was gevorderd. Voor de toewijsbare posten heeft het hof bedragen vastgesteld, waaronder € 49.567 voor post A en € 126.500 voor post B, met bijbehorende rente. Uiteindelijk heeft het hof de gemeente veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 254.780,60 aan [X.], vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 augustus 2004.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 juli 2008 vernietigd en opnieuw rechtdoende de vordering van [X.] toegewezen. De kosten van het geding in eerste aanleg zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Het hof heeft ook de gemeente veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, en het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de gemeente in het verstrekken van juiste informatie en de gevolgen van onrechtmatig handelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.018.411
arrest van de zevende kamer van 20 juli 2010
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE ‘S-HERTOGENBOSCH,
zetelende te ‘s-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.P.F.W. van Eijck,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 9 februari 2010 in het hoger beroep van het door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch onder nummer 164406/HA ZA 07-1848 gewezen vonnis van 23 juli 2008.
6. Het tussenarrest van 9 februari 2010
Bij genoemd arrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van [X.] en is iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
[X.] heeft een akte genomen en daarbij twee producties overgelegd.
De gemeente heeft hierna een akte tot referte genomen.
Tot slot hebben de partijen de gedingstukken wederom overgelegd en uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1.1. De onderhavige procedure is een schadestaatprocedure. [X.] vordert in deze schadestaatprocedure vergoeding van een aantal schadeposten. Het hof heeft die schadeposten in r.o. 4.2.2 van het tussenarrest aangeduid met de letters A tot en met H.
8.1.2. Het hof heeft in r.o. 4.5.7 van het tussenarrest geoordeeld dat de posten E tot en met H niet toewijsbaar zijn. Daarnaast heeft het hof in r.o. 4.9 geconstateerd dat ter zake post D geen concreet bedrag gevorderd is, zodat die post geen verdere bespreking behoeft.
Het hof heeft verder in r.o. 4.11 geconcludeerd dat aan [X.] moeten worden toegewezen:
- € 49.567,-- ter zake post A;
- € 20.460,-- aan rente over post A tot 1 juli 2004;
- € 126.500,-- ter zake post B;
- € 58.085,-- rente over post B tot 1 juli 2004.
8.1.3. Schadepost C betreft een door [X.] gevorderd bedrag van € 46.557,89 ter zake gemaakte advieskosten/voorbereidingskosten. Het hof heeft geoordeeld dat deze kosten toewijsbaar zijn voor zover zij gemaakt zijn in de periode van december 1994 tot en met januari 1998. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen teneinde [X.] in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven welk deel van het bedrag van € 46.557,89 betrekking heeft op kosten die gemaakt zijn in de periode van december 1994 tot en met januari 1998.
8.2. [X.] heeft in zijn akte gesteld dat slechts een nota van 30 september 1997 ten bedrage van € 111,97 in aanmerking komt als vallend onder post C in de aangegeven periode. Nu de gemeente hier geen bezwaar tegen heeft gemaakt zal het hof ter zake post C het bedrag van € 111,97 toewijzen.
8.3. Het hof heeft [X.] tevens opgedragen om aan te geven welk bedrag aan wettelijke rente verschuldigd is geworden over het ter zake post C toewijsbare bedrag in de periode tot 1 juli 2004. [X.] heeft in zijn akte gesteld dat dit rentebedrag € 56,63 bedraagt. Nu de gemeente ook hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt zal het hof ook dat bedrag toewijzen.
8.4. Uit het voorgaande volgt dat het beroepen vonnis, waarbij een bedrag van € 63.333,11 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2004 is toegewezen, vernietigd moet worden. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vordering van [X.] toewijzen tot een bedrag van € 254.780,60 (het totaal van de zes bedragen die genoemd zijn in r.o. 8.1.2, r.o. 8.2 en r.o. 8.3). Over het bedrag van € 254.780,60 is de gemeente, zoals gevorderd, de wettelijke rente verschuldigd vanaf 19 augustus 2004.
8.5. Nu van de door [X.] in eerste aanleg gevorderde hoofdsom van meer dan tweemiljoen euro slechts een relatief gering deel is toegewezen, acht het hof evenals de rechtbank termen aanwezig om de kosten van het geding in eerste aanleg tussen partijen te compenseren, aldus dat elke partij de eigen kosten dient te dragen.
8.6. Het hoger beroep van [X.] heeft ten dele doel getroffen. Het hof zal de gemeente daarom veroordelen in de kosten van het hoger beroep, voor wat betreft het salaris uitgaande van het tarief behorend bij de toegewezen hoofdsom (en dus niet van het tarief behorend bij de hogere gevorderde hoofdsom).
8.7. Het hof zal dit arrest, zoals door [X.] gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
9. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch onder nummer 164406/HA ZA 07-1848 tussen partijen gewezen vonnis van 23 juli 2008, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt de gemeente om aan [X.] een bedrag te betalen van € 254.780,60, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 augustus 2004;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg tussen partijen, aldus dat elke partij de eigen kosten dient te dragen;
veroordeelt de gemeente in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [X.] tot op heden begroot op € 71,80 voor de appeldagvaarding, € 5.981,-- aan vast recht en € 4.894,50 aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Keizer en Wabeke en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 juli 2010.