ECLI:NL:GHSHE:2010:BP7298

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00621
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W.J. Huige
  • G.J. van Muijen
  • J.G. Verseput
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake griffierecht en proceskosten in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de heer X, hierna aangeduid als belanghebbende, tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda. De Rechtbank had op 25 september 2009 een uitspraak gedaan over een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, waarbij een verzuimboete was opgelegd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaarschrift niet-ontvankelijk. Belanghebbende ging in beroep bij de Rechtbank, die het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verlaagde. De Inspecteur had echter een griffierecht geheven van € 110 voor het hoger beroep, wat leidde tot de vraag of belanghebbende in verzuim was geweest met de betaling van dit griffierecht.

Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet in verzuim was, omdat hij op de laatste dag van de betalingstermijn het griffierecht had gepind bij de Centrale Informatie Balie van de rechtbank. Het bedrag werd de volgende dag bijgeschreven op de rekening van de rechtbank. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Rechtbank. Tevens werd de aanslag verlaagd tot een belastbaar inkomen van € 34.998 en werd de verzuimboete vernietigd. De Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten die belanghebbende had betaald.

De uitspraak van het Hof werd gedaan op 26 november 2010 en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad. De uitspraak bevatte ook instructies voor het indienen van een cassatieberoep, inclusief de vereisten voor het beroepschrift. De zaak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de gevolgen van verzuim in belastingzaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Eerste meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 09/00621
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer X te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 25 september 2009, nummer AWB 08/5528 in het geding tussen
belanghebbende
en
de voorzitter van het managementteam van het onderdeel van de Belastingdienst/Oost-Brabant van de rijksbelastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen aanslag en boetebeschikking.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De Inspecteur heeft met dagtekening 5 april 2008 aan belanghebbende ambtshalve een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 opgelegd (aanslagnummer 0000.00.000.H.56) naar een belastbaar inkomen van € 51.529. Bij deze aanslag is bij gelijktijdig genomen beschikking een verzuimboete opgelegd van € 1.134. De Inspecteur heeft na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van 15 oktober 2008 het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39. Bij mondelinge uitspraak van 25 september 2009 heeft de Rechtbank, nadat was vastgesteld dat tussen partijen niet langer in geschil was dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is, het beroep met betrekking tot de aanslag gegrond verklaard, de uitspraak op het bezwaarschrift vernietigd, de aanslag overeenkomstig de nadere conclusie van de Inspecteur verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.998, teruggave gelast van het door belanghebbende voor het instellen van het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht ad € 39 en het beroep voor zover het betreft de boete ongegrond verklaard.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 14 oktober te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
2. Gronden
2.1. Uit het zich in het dossier van belanghebbende bevindende afschrift van de nota griffierecht blijkt dat de griffier belanghebbende bij op 23 december 2009 aangetekend aan de gemachtigde van belanghebbende verzonden nota op de verschuldigdheid van € 110 griffierecht heeft gewezen.
2.2. Artikel 8:41, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft op straffe van niet-ontvankelijkverklaring voor dat het griffierecht binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling van de verschuldigdheid van het griffierecht dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie dient te zijn gestort. In het onderhavige geval had het griffierecht uiterlijk op 20 januari 2010 ter griffie moeten zijn ontvangen.
2.3. Uit informatie verkregen bij de afdeling Financieel- Economische Zaken Arrondissement Den Bosch blijkt dat het griffierecht eerst op 21 januari 2010 is bijgeschreven op de in de nota vermelde bankrekening. Het door belanghebbende verschuldigde griffierecht is derhalve niet binnen de daarvoor gestelde termijn ter griffie bijgeschreven of gestort. Niet-ontvankelijkverklaring blijft nu nog slechts achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
2.4. Vaststaat dat de gemachtigde van belanghebbende op 20 januari 2010 -de laatste dag van de betalingstermijn- naar het gerechtsgebouw in 's-Hertogenbosch is gekomen en aldaar bij de Centrale Informatie Balie toen het verschuldigde bedrag aan griffierecht met gebruikmaking van het aanwezige pinapparaat heeft betaald.
2.5. Het Hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
2.6. Het hoger beroep dient dan ook niet om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.7. Partijen zijn ter beslechting van de tussen hen levende fiscale geschillen met betrekking tot de onderhavige aanslag en de boetebeschikking ter zitting van het Hof alsnog tot overeenstemming gekomen en wel in die zin, dat het belastbare inkomen uit werk en woning (onveranderd) € 34.998 bedraagt en dat de opgelegde verzuimboete geheel komt te vervallen.
Ten aanzien van het griffierecht
Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Inspecteur, naast het door belanghebbende voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht, aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 110 te vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
Partijen zijn het er ter zitting van het Hof over eens geworden dat belanghebbende uitsluitend recht heeft op een vergoeding van de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het onderhavige hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken en wel op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Het Hof stelt deze kosten op 2 (punten) x € 322 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 644.
Gelet op al het vorenstaande dient als volgt te worden beslist.
3. Beslissing
Het Hof:
verklaart het hoger beroep gegrond, en opnieuw rechtdoende:
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond,
vernietigt de uitspraak op het bezwaar van de Inspecteur,
verklaart belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar,
vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning - zoals reeds vastgesteld door de Rechtbank - van € 34.998,
vernietigt de verzuimboete,
gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het onderhavige beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 39 en € 110, is in totaal € 149 vergoedt, en
veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644.
Aldus gedaan op 26 november 2010 door J.W.J. Huige, voorzitter, G.J. van Muijen en J.G. Verseput, leden, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.