ECLI:NL:GHSHE:2010:BO9735

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002898-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in voormalig Joegoslavië, heeft geen schriftuur houdende grieven ingediend en is niet verschenen op de zitting. Ondanks het ontbreken van verweer heeft het hof besloten de zaak te onderzoeken. De verdachte was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder zakkenrollerij, en het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet te vertrouwen is in haar beloftes om zich te beteren. Het hof heeft de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden omgezet in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de herhaalde strafbare gedragingen van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal, gepleegd op 4 februari 2009 te Eindhoven. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde is vastgesteld en de verdachte is vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002898-09
Uitspraak : 29 november 2010
VERSTEK
d.n.i.p.
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 augustus 2009 in de strafzaak met parketnummer 01-021212-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië) op [datum in 1977],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep wegens het ontbreken van grieven van de zijde van de verdachte tegen het vonnis van de politierechter. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat, indien verdachte ontvankelijk is in haar hoger beroep, het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte heeft niet binnen de in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van veertien dagen na het instellen van het hoger beroep, en evenmin nadien, een schriftuur houdende grieven ingediend. De verdachte is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen. Evenmin heeft verdachte zich ter terechtzitting laten verdedigen door een gemachtigd raadsman.
Door of namens de verdachte zijn derhalve ook niet ter terechtzitting mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Verdachte heeft haar hoger beroep niet ingetrokken. Het hof ziet evenwel aanleiding om geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid om op de voet van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht het door verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en acht het noodzakelijk de zaak te onderzoeken. In dit verband overweegt het hof dat de genoemde bevoegdheid ertoe strekt om, zo het hof dit geraden acht, het hoger beroep efficiënt en beknopt af te doen en niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet kan verenigen met de door de eerste rechter opgelegde straf.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 4 februari 2009 te Eindhoven, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portefeuille, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 4 februari 2009 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portefeuille toebehorende aan [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechter in eerste aanleg heeft verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft zich in hoger beroep achter voornoemde strafoplegging geschaard.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 oktober 2010 reeds veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten, met name zakkenrollerij;
- de mate van schade, overlast en ergernis die door zakkenrollerij wordt veroorzaakt aan de eigenaars van de weggenomen goederen.
Het onderhavige feit is gepleegd op 4 februari 2009. Het hof telt in het strafblad van verdachte 23 strafrechtelijke veroordelingen ter zake van de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht van vóór 4 februari 2009, te beginnen in 1996 (waarvan er twee pas na 4 februari 2009 onherroepelijk zijn geworden). Bij het verhoor door de politie in de onderhavige zaak antwoordde verdachte op de vraag of zij vaker een portemonnee weghaalde: “Vroeger deed ik dat wel, maar nu is het de laatste keer” (blz. 12 van de doorlopende paginanummering van het dossier van het voorbereidend onderzoek).
Maar op het strafblad (d.d. 12 oktober 2010) prijken al weer twee onherroepelijke strafrechtelijke veroordelingen van na 4 februari 2009, ter zake van na 4 februari 2009 gepleegde diefstallen. Het hof heeft daarom geen vertrouwen in de kennelijke loze beloftes van verdachte en heeft niet de illusie dat een voorwaardelijk strafdeel haar afhoudt van nieuwe delicten. Ter bescherming van de maatschappij zal het hof de door de eerste rechter deels voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier maanden geheel onvoorwaardelijk opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Diefstal.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. M. Malsch,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 29 november 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. Malsch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.