Parketnummer: 20-000399-10
Uitspraak : 8 november 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Amsterdam,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 1 juli 2009 in de strafzaak met parketnummer 15-665813-08 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] te [geboortedatum]
wonende te [adres verdachte]
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden vernietigd en de verdachte - opnieuw rechtdoende - zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met onttrekking aan het verkeer van het in beslaggenomen traangasbusje.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Het hof is bovendien van oordeel dat aan verdachte een andere straf dient te worden opgelegd dan in eerste aanleg is geschied.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
zij op of omstreeks 22 april 2008 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met een ander
of anderen, op of aan de openbare weg, de Krimp, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer)
welk geweld bestond uit
- het (meermalen) (met gebalde vuist) in het gelaat slaan en/of schoppen en/of
tegen haar armen en/of benen schoppen (terwijl zij op de grond lag) en/of het
(hard) aan de haren trekken en/of het aan de haren over de grond slepen van
die (slachtoffer);
subsidiair:
zij op of omstreeks 22 april 2008 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten (slachtoffer)) (meermalen) (met gebalde vuist) in het gelaat
heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of tegen haar armen en/of benen
heeft/hebben geschopt (terwijl zij op de grond lag) en/of (hard) aan de haren
heeft/hebben getrokken en/of aan de haren over de grond heeft/hebben gesleept,
waardoor voornoemde (slachtoffer) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op of omstreeks 22 april 2008 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een
traangasbusje, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
(een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende
stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
zij op 22 april 2008 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met anderen, op de openbare weg, de Krimp, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer) welk geweld bestond uit
- het in het gelaat slaan en/of schoppen en tegen haar armen en benen schoppen terwijl zij op de grond lag en het aan de haren trekken en het aan de haren over de grond slepen van die (slachtoffer);
2.
zij op 22 april 2008 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een traangasbusje, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) verstikkende en weerloosmakende en traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Van de zijde van de verdachte is aangevoerd:
- dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet heeft gepleegd, maar slechts met het in de dagvaarding genoemde slachtoffer … heeft willen praten en haar even later slechts bij de schouder heeft gepakt om haar van de plaats waar gevochten werd vandaan te leiden om haar in veiligheid te brengen;
Het hof is van oordeel dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte deel uitmaakte van een groep van vier personen die op de betreffende dag naar Zaandam zijn gereden om daar ….. te ontmoeten, hetgeen ook is geschied.
Ter plaatse is er een vechtpartij ontstaan tussen die personen en ……, alsmede een vriend van …., waarbij jegens - onder meer – …. geweld is gepleegd op de openbare weg de Krimp.
Familieleden van verdachte hebben verklaard dat verdachte geen deel heeft genomen aan deze geweldpleging of dit niet te hebben gezien. Daar staat tegenover dat aangeefster tegenover de politie heeft verklaard door verdachte in het gezicht te zijn geslagen en dat de vriendin van aangeefster, …, bij de politie heeft verklaard dat verdachte aangeefster bij haar haar heeft vastgehouden om te voorkomen dat ze weg zou lopen. Zowel aangeefster als ……. hebben ter terechtzitting onder ede hun verklaring gewijzigd c.q. bijgesteld in die zin dat aangeefster heeft verklaard niet door verdachte te zijn geslagen en …. heeft verklaard zich van het gebeuren niet veel meer te herinneren. Deze laatste getuige heeft overigens wel aangegeven bij de politie de waarheid te hebben gesproken.
Waar deze verklaringen, afkomstig van personen uit de directe omgeving van ofwel verdachte ofwel aangeefster niet eensluidend zijn hecht het hof met name waarde aan de verklaring van de getuige …., die noch met verdachte noch met aangeefster enige band onderhoudt en in die zin als onafhankelijke getuige heeft te gelden. Deze getuige heeft bij de politie aangegeven dat de vrouw met de lichtblauwe hoofddoek, zijnde verdachte, een andere vrouw aan haar haren over de straat meesleurde. Ter terechtzitting heeft hij deze verklaring onder ede herhaald en aangegeven heel zeker te zijn van zijn waarneming waarbij hij heeft verklaard dat het slachtoffer aan haar haren over de grond werd gesleept alsof het een vuilniszak was en dat hij dit goed heeft kunnen waarnemen omdat hij verdachte en het slachtoffer heeft gepasseerd toen hij onderweg was naar de vriend van het slachtoffer die hij wilde ontzetten, waaraan hij op dat moment prioriteit gaf.. Geconfronteerd met de verklaring van verdachte, inhoudende dat zij jegens aangeefster geen geweld heeft gebruikt en deze enkel bij de schouders heeft gepakt om haar van de plaats weg te geleiden, heeft deze getuige met kracht ontkend dat daarvan sprake is geweest. Gelet op deze verklaring is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de geweldpleging jegens aangeefster en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het haar onder 1 primair ten laste gelegde.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2. is voorzien bij artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, aanhef en onder a., van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid is van de zijde van de verdachte het verweer gevoerd dat het traangasbusje niet van haar was maar dat zij dat plotseling op straat zag liggen en het van de straat heeft opgepakt, teneinde te voorkomen dat er “ergere dingen mee zouden gebeuren en om verdere escalatie te voorkomen”. Verdachte kan daarom niet strafbaar worden geacht en dient van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.
Het hof verwerpt het verweer, immers verdachte is aangetroffen in het bezit van het betreffende traangasbusje. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft zij verklaard dit busje op straat te hebben gevonden en in haar zak te hebben gedaan, met de toevoeging dat zij niet weet waarom ze dat heeft gedaan.
Tegen de achtergrond van die verklaring acht het hof de latere verklaring van verdachte ter terechtzitting van dit hof van 25 oktober 2010, “dat zij het busje heeft opgeraapt om te voorkomen dat er ergere dingen zouden gebeuren en om verdere escalatie te voorkomen” niet aannemelijk geworden en verwerpt het hof het beroep op straffeloosheid van verdachte.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke
onrust die daarvan het gevolg is; temeer nu het feit op klaarlichte dag op straat heeft plaatsgevonden
Met oplegging voorts van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het voordeel van de verdachte in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte terzake soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld.
Het na te melden in beslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot hetwelk het onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie, zoals deze bepalingen luiden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 primair en 2. bewezen verklaarde oplevert:
1 primair.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslaggenomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
een traangasspuitbus, merk Billion, type CS gas, kleur zwart.
Aldus gewezen door
mr. A. de Lange, voorzitter,
mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. J.W.A. Nieuwenhuijsen,
in tegenwoordigheid van dhr. P.N.M. de Bruijn, griffier,
en op 8 november 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.W.A. Nieuwenhuijsen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.