4.1.1. In overweging 2.1.-2.7. van het vonnis van 25 maart 2009 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
4.1.2. Het gaat in dit hoger beroep - kort samengevat - om het volgende.
De toenmalige v.o.f. van [A.] c.s. - hierna: Geja - heeft in 1987 een industrieterrein met waterplas en kantoorpand te [vestigingsplaats] (hierna: het terrein) gekocht en geleverd gekregen van [E.]. Tussen [E.] en v.o.f. Geja is vervolgens een geschil ontstaan. [E.] heeft in 1996 conservatoir beslag gelegd op het terrein.
4.1.3. [D.] is eigenaar van het aangrenzende perceel.
4.1.4. Op 26 augustus 2002 hebben [A.] c.s. het terrein verkocht aan [D.] voor een koopprijs van € 680.670,--. Overeengekomen werd in de koopovereenkomst (prod 1 inl. dagv.) dat de akte van levering uiterlijk op 1 januari 2003 zou worden verleden (art. 1) en dat partijen onder een aantal voorwaarden de overeenkomst voor of uiterlijk op 1 december 2002 konden ontbinden (art. 9 lid 1).
4.1.5. Intussen was door CAB [vestigingsplaats] BV beslag op het terrein gelegd. Naar aanleiding daarvan schreef [D.] op 9 december 2002 aan [A.] c.s. (prod. 2 inl. dagv);
“Op 05-12-02 hebben wij wederzijds de termijn, genoemd in artikel 9 van de betreffende overeenkomst met 1 week verlengd.
Ten einde de transactie doorgang te laten vinden (..) zou ik het volgende willen voorstellen;
De verplichte rente betaling die [D.] aan [A.] heeft blijft bestaan tot het moment dat [D.] met een definitieve uitslag komt op basis van de uitslag van de besprekingen met de provincie betreffende de sanering van het desbetreffende perceel. (..)
Heeft [D.] eenmaal zijn beslissing op basis van de saneringskosten genomen dan zal [A.] niet kunnen leveren i.v.m. o.a. de lopende procedure tegen de Fa. [F.] [= CAB [vestigingsplaats] BV, hof] (..)
Het lijkt ons billijk dat op de dag van de beslissing de renteverplichting die [D.] heeft opgeschort word[t] totdat [A.] in staat is alsnog te leveren (..)”
4.1.6. Partijen kwamen vervolgens op 24 december 2002 nadere afspraken overeen, welke zij hebben neergelegd in een Aanhangsel (bij de koopovereenkomst) (prod. 3 inl. dagv). Hierin staat onder meer:
“Gedwongen door het beslag van CAB [vestigingsplaats] BV op het object, komen koper en verkoper tot de volgende nadere afspraken:
1. levering vindt plaats tegen dezelfde prijs binnen een maand nadat het beslag definitief opgeheven is;
2. koper vergoedt aan verkoper, bij vooruitbetaling, vanaf 1 december 2002, een rentevergoeding op de koopsom groot f 5.000 (€ 2.268,90) per maand;
3. verkoper zorgt voor verwijdering van de glasberg;
(..)”
4.1.7. Het gelegde beslag is op 9 december 2003 door CAB opgeheven en op 13 december 2003 doorgehaald. De advocaat van [A.] c.s. heeft vervolgens aan [D.] bericht dat voorbereidingen voor de overdracht konden worden getroffen (prod 6 inl dagv)
4.1.8. [D.] heeft van december 2002 tot en met december 2003 maandelijks een bedrag van € 2.268,90 betaald aan [A.] c.s. ter zake van rente.
4.1.9. Een concepttransportakte is door de notaris op 10 februari 2004 aan [D.] gezonden, vergezeld van een brief waarin stond vermeld dat voor de ondertekening van de akte een afspraak gemaakt kon worden “op het moment dat alle beslagen die op het object rusten zijn doorgehaald”.(prod 2 cva)
4.1.10. Op enig moment na 18 juni 2004 heeft [E.] het conservatoir beslag, dat sinds 1996 op het terrein lag, opgeheven.
4.1.11. [D.] heeft op 14 oktober 2005 aan [A.] c.s. betaald € 42.500,-- onder de vermelding “aankoop reva terrein”.
4.1.12. [G.] Recycling B.V. heeft in het najaar van 2004 in opdracht van [A.] c.s. glas van het terrein verwijderd.
4.1.13. Op 18 juni 2007 hebben [A.] c.s. [D.] gesommeerd mee te werken aan het transport van het terrein. Vervolgens is de koopsom van € 680.670,-- in juni 2007 door [D.] betaald en heeft de juridische levering plaatsgevonden op 5 juli 2007.
4.1.14. [A.] c.s. hebben [D.] in rechte betrokken en in conventie betaling gevorderd van € 59.600,50 met buitengerechtelijke incassokosten, rente en kosten omdat [D.] zou zijn tekortgeschoten in de nakoming van de aanvullende overeenkomst van 24 december 2002, subsidiair omdat [D.] ongerechtvaardigd verrijkt is nu [D.] het terrein vanaf eind 2002 heeft kunnen gebruiken. In reconventie vorderde [D.] veroordeling van [A.] c.s. tot betaling van € 42.500,-- omdat dit bedrag door haar onverschuldigd zou zijn betaald en verwijdering van de glasberg, omdat [A.] c.s. dat niet volledig zouden hebben gedaan.
De rechtbank heeft bij het beroepen eindvonnis de vorderingen in conventie afgewezen en in reconventie de vordering tot betaling toegewezen en tot verwijdering van de glasberg afgewezen met veroordeling van [A.] c.s. in de proceskosten.