ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7176
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Pellis
- A. Pouw
- C. Coster
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling en de beoordeling van te goeder trouw zijn bij het ontstaan van schulden
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellante] voor de schuldsaneringsregeling. [appellante] had in 2004 en 2005 een erfenis van in totaal € 80.000 ontvangen, maar had dit bedrag in korte tijd opgesoupeerd. Vervolgens vroeg zij bij de gemeente [gemeentenaam] een uitkering op basis van de Wet Werk en Bijstand aan. De gemeente oordeelde dat [appellante] te snel had ingeteerd op haar erfenis, wat leidde tot een schuld van ruim € 28.500. De rechtbank oordeelde dat deze schuld niet te goeder trouw was ontstaan, wat [appellante] in hoger beroep aanvecht.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 september 2010 heeft [appellante] betoogd dat haar schulden voornamelijk voortkwamen uit haar scheiding in 1999 en dat zij de erfenis had gebruikt om oude schulden af te lossen en haar kinderen te ondersteunen. Ze voegde toe dat ze sinds medio 2008 ziek was en haar onderneming had moeten staken, wat haar financiële situatie verder had verslechterd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de schuld aan de gemeente niet te goeder trouw was ontstaan, omdat deze was ontstaan binnen vijf jaar voor de aanvraag van de schuldsanering en er geen bewijs was dat de omstandigheden die tot de schulden leidden onder controle waren.
Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd en het verzoek van [appellante] om de schuldsaneringsregeling toe te passen afgewezen. Het hof concludeerde dat de omstandigheden van [appellante] niet voldoende waren om aan te tonen dat zij te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek. De uitspraak benadrukt het belang van de gedragsnormen die gelden voor de schuldsaneringsregeling en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met financiële verplichtingen.