ECLI:NL:GHSHE:2010:BN6085

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.071.773
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot het leggen van conservatoir beslag in faillissement van Intex B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de curator in het faillissement van Intex [vestigingsplaats] B.V. De curator had verzocht om verlof tot het leggen van conservatoir beslag op aandelen in Transcargo B.V. die in handen waren van T.C. Warehousing B.V. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van de rechtbank Roermond, waarin het verzoek van de curator om beslag te leggen was afgewezen. De curator stelde dat Holding [X. B.V.] een schuld had aan Intex Vastgoed B.V. en dat deze schuld door het leggen van beslag veiliggesteld moest worden. Het hof oordeelde dat de grieven van de curator gegrond waren en dat er voldoende gronden waren om het verzoek tot beslaglegging toe te wijzen. Het hof vernietigde de eerdere beschikking en verleende de curator het gevraagde verlof tot het leggen van beslag. Tevens werd bepaald dat de eis in de hoofdzaak binnen veertien dagen na het leggen van het beslag moest worden ingesteld. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder conservatoir beslag kan worden gelegd en de bescherming van de belangen van schuldeisers in faillissement.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zevende Kamer
Uitspraak: 18 augustus 2010
Zaaknummer: HV 200.071.773
Zaaknummer eerste aanleg: 102983/KG RK 10-323
in de zaak in hoger beroep van:
mr. Adrianus Gerardus Maria Kézér,
kantoorhoudende te Helden, gemeente Peel en Maas,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Intex [vestigingsplaats] B.V.,
appellant,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. A.G.M. Kézér.
tegen
T.C. Warehousing B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
en
Holding [X.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
door de curator aangewezen als verweerders,
beide in hoger beroep opgeroepen noch verschenen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 10 augustus 2010 waarin het verzoek van de curator van 9 augustus 2010 om hem verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir (pauliana)beslag onder T.C. Warehousing B.V. te leggen tot afgifte van aandelen in Transcargo B.V., is afgewezen.
2. Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ter griffie van het hof binnengekomen op 12 augustus 2010, heeft de curator, onder aanvoering van vier grieven, verzocht de beschikking waarvan beroep te vernietigen en hem alsnog verlof te verlenen tot het leggen van het paulianabeslag onder bepaling van de termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak moet worden ingesteld.
Gelet op de aard van het verzoek zijn de wederpartijen niet opgeroepen.
De curator heeft de griffie telefonisch laten weten af te zien van een mondelinge behandeling.
3. De beoordeling
3.1. Blijkens het insolventieregister is Intex [vestigingsplaats] B.V. op 27 april 2005 gefailleerd.
3.2. De curator heeft de volgende feiten aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
- Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de rechtbank Roermond van 23 mei 2007 is Intex Vastgoed B.V. veroordeeld om aan Intex [vestigingsplaats] B.V. € 1.001.228,75 vermeerderd met rente en kosten te betalen.
- Uit kracht van dit vonnis heeft de curator onder de moedervennootschap van Intex Vastgoed B.V., [Holding X. B.V.], op 24 mei 2007 executoriaal derdenbeslag doen leggen. (In het inleidend verzoekschrift staat abusievelijk 4 mei 2007.)
- [Holding X. B.V.] heeft een schuld van minimaal € 156.245,- aan Intex Vastgoed B.V.
- In de voor de rechtbank Roermond aanhangig gemaakte betwistingsprocedure heeft [Holding X. B.V.] betwist dat haar schuld aan Intex Vastgoed B.V. opeisbaar is en dat de curator deze niet door opzegging opeisbaar kan maken. Dit verweer is door de rechtbank verworpen.
- [Holding X. B.V.] was houdster van aandelen in Transcargo B.V.
- Op of omstreeks 31 december 2007, dus nadat onder haar het executoriale derdenbeslag was gelegd, heeft [Holding X. B.V.] het aandelenpakket – nagenoeg haar enige substantiële actief/verhaalsobject - verkocht voor de somma van
€ 115.775,- en geleverd aan T.C. Warehousing B.V.
- Bestuurder van T.C. Warehousing is de dochter van [Y.], directeur en grootaandeelhouder van [Holding X. B.V.] Aandeelhouder van T.C. Warehousing is Stichting Administratiekantoor T.C. Warehousing waarvan [Y.] bestuurder is. [Holding X. B.V.] is bestuurder van Transcargo B.V.
- Bij brief van 9 augustus 2010 aan T.C. Warehousing B.V. en [Holding X. B.V.] heeft de curator op grond van artikel 3:45 BW de nietigheid ingeroepen van de verkoop en overdracht van de aandelen Transcargo B.V. als zijnde een onverplichte rechtshandeling waarvan partijen wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van schuldeisers, onder wie de curator, in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn.
3.3. De voorzieningenrechter overwoog in de beschikking waarvan beroep onder meer:
Onder [Y.] [dat is Holding [X.] B.V.] heeft de curator eerder ten laste van Intex Vastgoed B.V. – inmiddels executoriaal – derdenbeslag gelegd. De curator heeft als gevolg hiervan geen zelfstandig vorderingsrecht op [Y.]. Oftewel, [Y.] is geen schuldenaar van de curator in de zin van art. 3:45 BW, zodat de curator niet de mogelijkheid had om op de in art. 3:45 BW bedoelde gronden de nietigheid in te roepen van de aandelenverkoop in geding. [Y.] is evenmin degene op wiens goed voor de schuld van een ander verhaal kan worden genomen als bedoeld in art. 3:48 BW, omdat de curator geen verhaal kan nemen op het vermogen van [Y.]. (…) De curator meent een vordering te hebben op [Y.] uit hoofde van paulianeus handelen ten opzichte van de curator, wat om de hiervoor genoemde redenen onjuist is. De curator heeft niet het recht of de mogelijkheid zich te verhalen op de door [Y.] verkochte aandelen, nu [Y.] geen schuldenaar is van de curator in de zin van art. 3:45 BW en/of art. 3:48 BW.
De grieven keren zich tegen deze overwegingen.
3.4. Naar het oordeel van het hof zijn de grieven gegrond. Daartoe overweegt het hof als volgt.
3.4.1. Vooralsnog moet ervan worden uitgegaan – op grond van het vonnis van 23 mei 2007 (waarbij Intex Vastgoed B.V. is veroordeeld om aan de curator een geldsom te betalen), de beslissing van de rechtbank in de betwistingsprocedure en het daaropvolgende executoriale derdenbeslag – dat Intex Vastgoed B.V. een schuld heeft aan de curator, dat [Holding X. B.V.] een schuld heeft aan Intex Vastgoed B.V. en dat [Holding X. B.V.] op grond van het derdenbeslag gehouden is tot betaling van voornoemd bedrag van minimaal € 156.245,- aan de curator. Daarmee staat vast dat [Holding X. B.V.] heeft te gelden als schuldenaar van de curator (HR 5 november 1993, NJ 1994/640, rov. 3.4).
3.4.2. Door de aandelen in Transcargo B.V. te verkopen en over te dragen aan J.C. Warehousing B.V. heeft [Holding X. B.V.] de verhaalsmogelijkheden van de curator onmiskenbaar benadeeld.
3.4.3. Naar het oordeel van het hof is voldoende gesteld om voorshands aan te nemen dat aan alle aan de door art. 3:45 BW gestelde voorwaarden is voldaan.
3.4.4. De curator heeft verzocht verlof te verstrekken tot het leggen van conservatoir paulianabeslag op de door T.C. Warehousing B.V. gehouden aandelen in Transcargo B.V. tot afgifte van die aandelen, naar het hof begrijpt tot afgifte van de aandelen door T.C. Warehousing aan [Holding X. B.V.] teneinde, na terugkeer in het vermogen van [Holding X. B.V.], als verhaalsobject te kunnen dienen voor de vordering van de curator op [Holding X. B.V.] Het verzoek is toewijsbaar op de voet van art. 737 Rv waarbij het hof opmerkt dat voor verlenen van dit verlof niet noodzakelijk dat vrees voor verduistering wordt gesteld (hetgeen ook niet is gebeurd), art. 734 lid 4 Rv.
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verleent de curator verlof tot het leggen van vorenomschreven conservatoir beslag tot afgifte;
bepaalt dat de eis in de hoofdzaak moet worden ingesteld binnen veertien dagen na het leggen van het beslag.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Etten, mr. W.H.B. den Hartog Jager en, mr. E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2010.