ECLI:NL:GHSHE:2010:BN3305

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003277-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een fiets; res nullius en de bewijsvoering

In deze zaak gaat het om de diefstal van een fiets, waarbij de verdachte in hoger beroep is gegaan tegen een eerder vonnis van de politierechter. De verdachte had de fiets aangetroffen op twee vuilcontainers en beweerde dat hij deze had meegenomen omdat hij dacht dat het een 'res nullius' was, oftewel een goed waar niemand recht op had. De verdediging stelde dat er geen sprake was van wederrechtelijke toe-eigening, omdat de fiets al enige tijd onbeheerd was.

Het hof oordeelt echter dat de omstandigheden waaronder de verdachte de fiets vond, niet voldoende zijn om te concluderen dat de eigenaar afstand had gedaan van het goed. De fiets was afgesloten met een kettingslot en de verdachte had geen onderzoek gedaan naar de eigenaar. Bovendien had de verdachte tijdens zijn verhoor wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van de fiets, wat de geloofwaardigheid van zijn verhaal ondermijnt.

Het hof verwerpt het verweer van de verdachte en komt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De ernst van het feit wordt mede bepaald door de schade die dergelijke delicten toebrengen aan eigenaren en de overlast die zij veroorzaken. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor vermogensmisdrijven.

Uiteindelijk wordt de verdachte veroordeeld tot een geldboete van EUR 100,00, met de mogelijkheid om deze in termijnen te betalen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht, waarbij het bewezen verklaarde wordt vastgesteld en de verdachte wordt vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003277-09
Uitspraak : 5 augustus 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 21 september 2009 in de strafzaak met parketnummer 02-600480-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1952],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een geldboete ter hoogte van EUR 100,00, subsidiair 2 dagen hechtenis.
Van de zijde van verdachte is naar voren gebracht dat vrijspraak dient te volgen omdat er geen sprake is geweest van (poging tot) diefstal, nu de fiets in kwestie als ‘res nullius’ dient te worden beschouwd en derhalve aan niemand toebehoorde.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 28 maart 2009 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Sparta) geheel of ten dele toebehorend aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte;
subsidiair
hij op of omstreeks 28 maart 2009 te Breda ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wedderrechtelijke toe-eigening weg te nemen een goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan aan hem verdachte, opzettelijk een met een slot afgesloten (dames)fiets (merk Sparta) onder zich heeft genomen en daarmee is weggelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 maart 2009 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets toebehorend aan een ander dan aan hem, verdachte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, die in dat geval aan het arrest wordt gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een goed dat aan een ander toebehoort, aangezien hij de fiets aanvankelijk liggende op twee vuilcontainers had aangetroffen, deze fiets vervolgens terzijde heeft gesteld en pas enkele dagen later, toen deze fiets nog steeds stond waar hij die had geplaatst, heeft meegenomen. Uit deze omstandigheden heeft verdachte, volgens de raadsman, redelijkerwijs mogen afleiden dat te dezen sprake was van een res nullius, aangezien er onmiskenbaar door de rechthebbende afstand van was gedaan.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B.
Het is van oordeel dat de omstandigheden waaronder verdachte volgens zijn eigen verklaring de fiets bij het huis van de heer [betrokkene] heeft aangetroffen - welke omstandigheden heel wel het gevolg zouden kunnen zijn geweest van bijvoorbeeld baldadig gedrag - geenszins de gedachte wettigen dat van deze fiets door de eigenaar afstand zou zijn gedaan. Zulks te minder nu het rijwiel met een kettingslot was afgesloten. De in verdachtes verklaring besloten liggende mogelijkheid dat de fiets van de heer [betrokkene] zou zijn geweest heeft verdachte bovendien -wat heel eenvoudig zou zijn geweest- niet onderzocht. Dat de fiets oud en bemodderd was en dat de standaard was afgebroken doet naar het oordeel van het hof aan het vorenstaande niet af.
Het hof wijst de stelling van de verdediging dat van het rijwiel door de rechthebbende onmiskenbaar afstand was gedaan, dan ook van de hand.
C.
Voorts acht het hof onaannemelijk dat de verdachte zelf meende dat van het rijwiel afstand was gedaan en wel op grond van het feit dat deze ten overstaan van de politie sterk wisselende verklaringen heeft afgelegd.
Bij zijn staandehouding door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft hij namelijk verklaard dat de fiets eigendom was van zijn vrouw. Hij zou de fiets op haar verzoek hebben opgehaald omdat zij de sleutel van het slot kwijt was geraakt. Dit zou te verifiëren zijn bij zijn vrouw, van wie hij het telefoonnummer echter niet bij zich had, maar die zich op dat moment bij een vriendin zou bevinden in de [adres] nr. 2 te Breda.
Toen de verbalisanten, die bij navraag bij de meldkamer vernamen dat het opgegeven adres een bedrijfspand was, hem vervolgens kenbaar maakten dat bij hen twijfel was gerezen over het waarheidsgehalte van zijn betoog heeft verdachte verklaard dat de fiets weliswaar gestolen was, maar dat hij de fiets had gekregen van een zekere [betrokkene].
Pas bij gelegenheid van zijn verhoor in het politiebureau, heeft hij verklaard dat hij de met een (ketting-)slot afgesloten fiets in de [adres] te Breda bij de heer [betrokkene] voor de deur had aangetroffen, liggende boven op twee groene kliko’s waarvan de deksels open stonden, dat hij deze fiets eraf heeft gepakt en bij de heer [betrokkene] tegen de gevel heeft gezet en dat hij na enkele dagen, toen de fiets er nog steeds stond, heeft besloten die fiets voor eigen gebruik als reservefiets mee te nemen.
Nopens deze verklaringen heeft verdachte tegenover de politierechter verklaard deze zo wisselend te hebben afgelegd om “er onder uit te komen”.
D.
Het hof verwerpt het verweer op grond van hetgeen het hierboven onder B. en C. heeft overwogen.
E.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het feit heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin feiten als het onderhavige in het algemeen schade teweeg brengen aan eigenaars van fietsen dan wel betrokken verzekeraars, alsmede de mate van overlast en ergernis die door dergelijke delicten worden veroorzaakt aan gedupeerden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2010, waaruit blijkt dat hij reeds eerder is veroordeeld voor vermogensmisdrijven;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Diefstal.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis.
Bepaalt, dat de geldboete mag worden voldaan in 2 (twee) termijnen van 1 maand, elke termijn groot EUR 50,00 (vijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. E.F.G.M. Gelderman, voorzitter,
mr. H.D. Bergkotte en mr. M.A.M. Wagemakers,
in tegenwoordigheid van mr. R. Peters, griffier,
en op 5 augustus 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.