4.3.1. In de onderhavige procedure vordert [appellante] - in eerste aanleg - dat:
voor recht wordt verklaard dat London jegens haar volledig en derhalve voor 100% aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval;
London wordt veroordeeld om aan [appellante] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
de somma ad € 70.579,22, zijnde de verschenen materiële en immateriële schade van [appellante], berekend volgens schadestaat inclusief wettelijke rente t/m 31 december 2005;
de buitengerechtelijke advocaatkosten tot datum dagvaarding ad € 12.000,=;
de toekomstige schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en daarbij de rekenrente over de per januari 2006 te berekenen contante waarde te stellen op 1,5%;
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
[appellante] stelt, kort samengevat, dat bij haar ten gevolge van het ongeval klachten en beperkingen zijn ontstaan, dat zij voorafgaande aan het ongeval volledig werkzaam was in haar functie van administratief medewerkster bij het ABP, maar dat zij door het ongeval volledig (80-100%) arbeidsongeschikt is verklaard. Voorts was [appellante] in haar vrije tijd nagelstyliste, waaruit zij neveninkomsten genereerde. Door het ongeval lijdt [appellante] immateriële en materiële schade, onder meer bestaande uit verlies verdienvermogen, kosten medische behandelingen, reis- en telefoonkosten, kosten vanwege verlies zelfwerkzaamheid eigen woning en tuin, hogere premie ziektekostenverzekering.
4.3.2. London erkent aansprakelijk te zijn voor de gevolgen van het ongeval, maar betwist gemotiveerd aansprakelijk te zijn voor de door [appellante] gevorderde schade.
4.3.3. In het vonnis van 22 november 2006 overweegt de rechtbank, kort samengevat, dat gelet op de betwisting door London het causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval moet worden bewezen en dat de bewijslast dienaangaande op [appellante] rust. De rechtbank acht benoeming van een deskundige nodig en oordeelt dat vooralsnog kan worden volstaan met de benoeming van een neuroloog. In het kader van het beroep op eigen schuld verwerpt de rechtbank het primaire verweer van [appellante] dat zij op het moment van de aanrijding geen actieve verkeersdeelnemer was. Ten aanzien van het (subsidiaire) verweer van [appellante] dat het dragen van een autogordel bij een whip-lashtrauma een schadeverhogend effect zou hebben gehad, acht de rechtbank het aangewezen de deskundige daarover een vraag te stellen.
4.3.4. Bij vonnis van 10 januari 2007 wijst de rechtbank het verzoek van [appellante] tot verbetering van het vonnis van 22 november 2006 af.
4.3.5. Bij vonnis van 28 februari 2007 wordt [persoon 1], hoogleraar neurochirurgie, tot deskundige benoemd ter beantwoording van de in r.o. 4.7 (o.a. over causaal verband) en 4.10.4 (over niet-dragen autogordel) van het vonnis van 22 november 2006 geformuleerde vragen.
De deskundige brengt op 7 september 2007 zijn eindrapportage uit, waarin hij uitgebreid is ingegaan op de vele (kritische) opmerkingen van partijen.
4.3.6. In het eindvonnis van 7 mei 2008 oordeelt de rechtbank de bezwaren van [appellante] en London tegen het rapport ongegrond, waarna de rechtbank de conclusies van de deskundige overneemt. Kort samengevat concludeert de rechtbank op grond van dit rapport i) dat London aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [appellante] is overkomen en ii) dat [appellante] wegens eigen schuld de schade voor 50% zelf dient te dragen.
Ten aanzien van de afzonderlijke schadeposten oordeelt de rechtbank als volgt.
Inzake immateriële schade acht de rechtbank gelet op een functieverlies van 8% een bedrag van € 10.000,= redelijk, zodat vanwege de eigen schuld van [appellante] een bedrag van
€ 5.000,= wordt toegewezen.
De stallingskosten ad € 37,50 wijst de rechtbank volledig toe omdat deze enkel de auto betreffen en daarbij geen sprake is van eigen schuld van [appellante].
De reis- en telefoonkosten worden als niet weersproken voor 50% toegewezen, derhalve voor een bedrag van
€ 800,15.
Ook de gevorderde kosten voor neksteun en steunzolen worden als niet weersproken voor de helft, zijnde een bedrag van € 80,=, toegewezen.
Inzake de kosten huishoudelijke hulp dient London, uitgaande van een noodzaak van 2 uur huishoudelijke hulp per week ad € 7,50 per uur, een bedrag van € 7,50 per week te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente (50% eigen schuld).
De gevorderde kosten wegens wegvallen zelfwerkzaamheid in eigen woning en tuin en kosten inzake meer verbruik gas, water en licht worden als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
De door [appellante] in het kader van schadebeperking gevorderde hogere premie ziektenkostenverzekering en eigen bijdrage, welke schade vanaf 2003 tot de dag der dagvaarding
€ 1.479,17 bedraagt, wordt ook voor de helft, dus voor een bedrag van € 739,58 toegewezen.
Wat betreft het verlies van verdienvermogen wijst de rechtbank over de periode van maart 2003 t/m 14 november 2005 een bedrag van € 10.159,40 netto toe.
Het gestelde verlies aan neveninkomsten als nagelstyliste wijst de rechtbank als onvoldoende onderbouwd af.
De rechtbank wijst de gevorderde schadestaat voor de toekomstige schade toe, maar acht het niet opportuun de rekenrente vast te stellen op 1,5%.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten wijst de rechtbank conform de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II slechts een bedrag van € 1.788,= toe.