ECLI:NL:GHSHE:2010:BN0685
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- E.F.G.M. Gelderman
- N.J.L.M. Tuijn
- J. Buhrs-Platschorre
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging van verdachte op basis van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, die op 24 november 2008 via Schiphol Nederland is binnengekomen met een vervalst paspoort, heeft een beroep gedaan op artikel 31 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de strafvervolging, omdat de verdachte recht had op bescherming onder dit verdrag. Het openbaar ministerie betwistte dit en stelde dat er geen duidelijke indicatie was dat de verdachte onder de bescherming van artikel 31 viel.
Het hof heeft overwogen dat artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag rechtstreekse werking heeft en dat vervolging in dit geval een vervolgingsbelemmering oplevert. Het hof concludeerde dat het openbaar ministerie niet de nodige behoedzaamheid heeft betracht door de asielaanvraag van de verdachte niet af te wachten voordat tot vervolging werd overgegaan. De verdachte had zich onverwijld bij de autoriteiten gemeld en voldeed aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de strafvervolging, omdat de verdachte niet op voorhand kon worden uitgesloten van bescherming onder artikel 31.
De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor het openbaar ministerie om zorgvuldig om te gaan met de rechten van vluchtelingen en de toepassing van het Vluchtelingenverdrag.