ECLI:NL:GHSHE:2010:BM9992

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001665-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens niet voldoen aan vordering krachtens APV Tilburg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was aangeklaagd voor het niet voldoen aan een vordering van politieambtenaren, gedaan krachtens artikel 7 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Tilburg. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 27 december 2007, waarbij de verdachte en twee anderen zich niet hielden aan een bevel van de politie om afstand te houden van een aangehouden persoon. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van EUR 110,00.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de vordering van de politieambtenaren niet krachtens wettelijk voorschrift was gedaan. De relevante bepalingen in de APV Tilburg en de Politiewet 1993 gaven niet expliciet aan dat de betrokken ambtenaren gerechtigd waren om een vordering te doen die op straffe van overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht moest worden nageleefd. Het hof concludeerde dat er geen wettelijk voorschrift was dat de vordering rechtvaardigde, waardoor de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan het ten laste gelegde feit.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke wettelijke grondslagen voor politiebevoegdheden en de noodzaak voor ambtenaren om zich aan deze voorschriften te houden bij het uitoefenen van hun taken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001665-09
Uitspraak : 30 juni 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 24 april 2009 in de strafzaak met parketnummer 02-627582-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van EUR 110,00.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 december 2007 te Tilburg opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tilburg, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], ambtena(a)r(en) van politie Midden en West-Brabant, die was/waren belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was/waren belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambten(a)ar(en) hem had(den) bevolen, althans van hem had(den) gevorderd om zich te verwijderen, althans te verplaatsen/begeven in een door die ambtena(a)r(en) van politie Midden en West-Brabant aangegeven richting, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
Vrijspraak
De tenlastelegging is toegespitst op het misdrijf van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de feitelijke gang van zaken overweegt het hof als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen van de politie Midden en West-Brabant, district Tilburg, team Tilburg binnenstad, nummer PL204F/07-356127, d.d. 11 januari 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk agent en hoofdagent van politie wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd.
Op 27 december 2007 waren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], ambtenaren van politie Midden en West-Brabant, belast met het toezicht in het horecaconcentratiegebied in het centrum van Tilburg en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten. Omstreeks 01.50 uur hielden zij op de openbare weg, het Piusplein, een man aan. Terwijl de verbalisanten met de aangehouden man wachtten op transport, liep de verdachte samen met twee andere mannen voorbij. Eén van hen riep tegen de verbalisanten dat zij de aangehouden man moesten loslaten omdat het zijn buurman was, waarop de drie mannen naar de verbalisanten toeliepen. Eén van de mannen trachtte vervolgens de arm van de aangehouden man vast te pakken. [verbalisant 1] heeft de mannen daarop te kennen gegeven dat zij afstand dienden te houden. Nadat de mannen geen aanstalten gaven gehoor te geven aan het verzoek, heeft [verbalisant 1] hun gevorderd afstand te houden. Twee van de mannen, waaronder de verdachte, voldeden niet aan deze vordering en trachtten opnieuw de aangehouden man te ontzetten. Daarop is door de verbalisanten nogmaals met luide en duidelijk hoorbare stem aan de twee mannen gevorderd om het horecagebied te verlaten, waarbij zij wezen in welke richting de mannen zich dienden te verwijderen. De verdachte voldeed opnieuw niet aan de vordering, waarna hij werd aangehouden.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 juni 2010 heeft de verdachte verklaard dat hij samen met twee mannen op 27 december 2007 in het centrum van Tilburg was, dat hij zag dat een man werd aangehouden en dat één van zijn metgezellen tegen een bij de aanhouding betrokken ambtenaar van politie heeft gezegd dat zij de aangehouden man moesten loslaten omdat het zijn buurman was. Voort heeft de verdachte verklaard dat zijn metgezellen en hij, tezamen met een groep andere personen, in de buurt stonden van de aangehouden man en dat hij heeft gehoord dat hem tweemaal door een ambtenaar van politie werd gevorderd afstand te houden.
Op grond van bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte op 27 december 2007 te Tilburg opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, gedaan door [verbalisant 1], en [verbalisant 2] ambtenaren van politie Midden en West-Brabant, die waren belast met de uitoefening van enig toezicht en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen zich te verwijderen, geen gevolg gegeven aan deze vordering.
Het ten laste gelegde misdrijf van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht eist evenwel dat de vordering is gedaan krachtens wettelijk voorschrift.
Het hof overweegt omtrent dit bestanddeel als volgt.
In de tenlastelegging wordt bovengenoemd bestanddeel nader gespecificeerd als een vordering, krachtens artikel 7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tilburg (hierna: APV Tilburg), in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan.
Artikel 7 van de APV Tilburg, zoals dat op 27 december 2007 van kracht was, luidt – voor zover relevant – als volgt.
1. (…)
2. Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3. (…)
Blijkens de tekst vertoont artikel 7 van de APV Tilburg een sterke verwantschap met artikel 2.1.1.1 van de door veel gemeenten gebruikte model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De toelichting bij laatstgenoemd artikel luidt – voor zover relevant – als volgt.
Het gaat hier om bestaande politiebevoegdheden. Deze bevoegdheid berust op de artikelen 2 en 12 Politiewet. Deze bevoegdheid wordt in feite herhaald als van een gemeentelijke strafbepaling een aanwijzing, last, bevel of oordeel van een politieambtenaar een element vormt
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 29 januari 2008 (LJN: BB4108) ten aanzien van het in artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde vereiste dat het bevel of de vordering is gedaan krachtens wettelijk voorschrift overwogen, dat een dergelijk voorschrift uitdrukkelijk moet inhouden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. Naar het oordeel van het hof bepaalt artikel 7 van de APV Tilburg evenwel niet uitdrukkelijk dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. Immers, een zodanige bevoegdheid wordt in deze bepaling niet met zoveel woorden toegekend maar zou daarin moeten worden ingelezen.
De artikelen 2 en 12 van de Politiewet 1993, die – gezien de verwantschap tussen artikel 2.1.1.1 van de model-APV en artikel 7 van de APV Tilburg – ook in relatie lijken te staan tot laatstgenoemde bepaling, bevatten respectievelijk een algemene taakomschrijving voor de politie en de toewijzing van het gezag over de politie aan de burgemeester (waaronder het geven van “aanwijzingen”) in het kader van de handhaving van de openbare orde. Deze bepalingen kunnen evenmin worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift op basis waarvan vorderingen of bevelen kunnen worden gegeven waaraan op straffe van overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht moet worden voldaan.
Nu ook overigens geen wettelijk voorschrift voorhanden is, op grond waarvan de betrokken ambtenaar in onderhavig geval gerechtigd was tot het doen van de vordering, komt het hof tot het oordeel dat de vordering niet krachtens wettelijk voorschrift is gedaan, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. J.J. van der Kaaden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Walsweer, griffier,
en op 30 juni 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.