ECLI:NL:GHSHE:2010:BM6946

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001129-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren door een rechtspersoon met betrekking tot nikkelconcentratie in afvalwater

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Roermond. De verdachte, een rechtspersoon, werd beschuldigd van het opzettelijk overtreden van artikel 30a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De zaak kwam voort uit een meting van het afvalwater van de verdachte, waaruit bleek dat de concentratie nikkel in het geloosde afvalwater 8,5 mg/l bedroeg, wat hoger was dan de toegestane waarde van 4 mg/l. De verdachte had weliswaar maatregelen getroffen door troebelheidsmeters en een kleppensysteem te installeren, maar deze waren geplaatst na het in de vergunning omschreven meetpunt, waardoor de controle op de vergunningsvoorschriften niet adequaat kon plaatsvinden.

Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk in strijd met de vergunningsvoorschriften had gehandeld. De verdediging voerde aan dat het beschermde rechtsgoed niet was geschonden, maar het hof verwierp dit argument. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van EUR 15.000, waarvan EUR 12.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof benadrukte dat de inrichting van het bedrijfsproces van de verdachte zodanig was dat een adequate controle van de vergunningsvoorschriften onmogelijk was gemaakt, wat een professionele onderneming als de verdachte te verwijten viel. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001129-09
Uitspraak : 1 juni 2010
TEGENSPRAAK
PROMIS
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Roermond van 25 maart 2009 in de strafzaak met parketnummer 04/994664-08 tegen de verdachte,
[VERDACHTE RECHTSPERSOON] (VOORHEEN GENAAMD: [VOORMALIGE NAAM VERDACHTE RECHTSPERSOON]),
gevestigd te [plaats], [adres],
waarbij zij ter zake van het bewezen verklaarde werd ontslagen van alle rechtsvervolging.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 maart 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van EUR 15.000,00 waarvan EUR 5.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouwe van verdachte heeft primair bepleit dat de verdachte integraal van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken en subsidiair dat zij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair heeft de raadsvrouwe een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan zal worden vernietigd, aangezien het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 3 juli 2007 in de gemeente Arcen en Velden, zich al dan niet opzettelijk heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan een aan haar, verdachte, afgegeven vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, immers bedroeg in het afvalwater de concentratie aan nikkel in enig steekmonster 8,5 mg/l, in elk geval meer dan 4 mg/l.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
I.
In een proces-verbaal van buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] is onder meer het volgende naar voren gekomen.
"Het bedrijf [de verdachte], gevestigd [aan het adres], [te plaats], gemeente Arcen en Velden, vervaardigt en bewerkt onderdelen voor de vliegtuigindustrie. [...]
Het afvalwater wordt via de gemeentelijke riolering van de gemeente Arcen en Velden en de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Venlo geloosd op oppervlaktewater.
Door het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Peel en Maasvallei is op 4 november 2005 onder nummer [nummer van de vergunning] [...] een vergunning op grond van de WVO verleend. [...]
Op 3 juli 2007 werd van het bedrijfsafvalwater ter plaatse in het in artikel 3 van [deze] vergunning genoemde "Meetpunt na filterpers" een steekmonster genomen.
Uit de analysecijfers van de monstername op 3 juli 2007 blijkt dat in het geloosde afvalwater 10 mg/l Ni (nikkel) werd aangetroffen. Omdat voor Ni (nikkel) een meetonzekerheid van 15% geldt, dient de gemeten waarde hiermede nog gecorrigeerd te worden. De berekende waarde in de lozing van 3 juli 2007 bedraagt derhalve 10 x 0,85 = 8,5 mg/l Ni (nikkel)."
II.
Deze meting was gedaan door (de inmiddels gepensioneerde) [verbalisant 2]. Hij legde op 6 februari 2009 de volgende verklaring af.
"Op 3 juli 2007 ben ik naar het bedrijf [de verdachte] gevestigd te [plaats] gegaan om een monster van het afvalwater te nemen. Ik deed dit in opdracht van het laboratorium van het Waterschapsbedrijf Limburg te Roermond, waar ik werkzaam was als monsternemer. Hiertoe ben ik aangewezen als toezichthouder in het kader van de Algemene wet bestuursrecht. [...]
Nadat [een heftruckchauffeur mij zei dat de heer [naam bestuurder van de verdachte] "Urlaub hat" en niet aanwezig was] [...] heb ik mijn komst duidelijk gemaakt [en] wees hij mij de plaats waar ik het monster kon nemen. Hierna ben ik naar de kelder gegaan en heb daar een monster genomen op het voorgeschreven bemonsteringspunt."
III.
De vergunning die aan de verdachte is verleend, voor het lozen van bedrijfsafvalwater, koelwater, huishoudelijk afvalwater en hemelwater omvat voor zover hier van belang het volgende voorschrift.
Artikel 3
Het gehalte aan de in de onderstaande genoemde stoffen mag in het afvalwater terplaatse van het "Meetpunt na filterpers", zoals is aangegeven op de tekening genaamd "Gebouw B - riolering", nummer 99-533/MO8, d.d. 6 december 2004 (bijlage 1), de daarbij vermelde waarden niet overschrijden.
**Stoffen * Concentratie in proportioneel etmaalmonster in mg/l Concentratie in enig steekmonster in mg/l
Chroom 1,0 2,0
Nikkel 2,0 4,0
Koper 2,0 4,0
Zink 2,0 4,0
IV.
De gemachtigde van verdachte [A] verklaarde ter terechtzitting in hoger beroep de gemeten waarde nikkel niet te betwisten. Zijn verklaring houdt voor zover van belang het volgende in.
"Het resultaat van het genomen monster wordt niet betwist. Daar kan ik niet tegenin gaan. Het is immers zo dat de troebelheidsmeters zijn geplaatst na het in de vergunning omschreven meetpunt."
Nadere bewijsoverwegingen
De raadsvrouwe ter terechtzitting in hoger beroep heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat onvoldoende vast is komen te staan op welke wijze het monster is genomen en de meetresultaten achteraf evenmin konden worden gecontroleerd, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting van deze meetresultaten.
Naar het oordeel van het hof kan dat verweer echter geen doel treffen, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat het monster niet op de voorgeschreven wijze is genomen. Uit de verklaring van [verbalisant 2] blijkt daarentegen dat het monster op de gebruikelijke wijze en op de bij vergunning voorgeschreven plaats is genomen. De omstandigheid dat het contramonster niet aan een medewerker van verdachte is afgegeven, kan daaraan niet afdoen. Dat geldt temeer nu de gemachtigde van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep de meetresultaten niet betwist, zoals is weergegeven in hierboven opgenomen overweging IV.
Het hof overweegt ambtshalve nog dat de verdachte weliswaar troebelheidsmeters met een daaraan gekoppeld kleppensysteem heeft geïnstalleerd teneinde er zorg voor te dragen dat de toegestane concentratie afvalstoffen in het oppervlaktewater niet wordt overschreden, doch zij heeft deze geplaatst voorbij het in de vergunning omschreven "Meetpunt na filterpers". Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat de verdachte andere maatregelen heeft getroffen om de concentratie afvalstoffen op het meetpunt op peil te houden. Naar 's hofs oordeel heeft de verdachte door het bedrijfsproces zo in te richten opzettelijk in strijd met vorenomschreven vergunningsvoorschrift gehandeld.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 3 juli 2007 in de gemeente Arcen en Velden, zich opzettelijk heeft gedragen in strijd met een voorschrift verbonden aan een aan haar, verdachte, afgegeven vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, immers bedroeg in het afvalwater de concentratie aan nikkel in enig steekmonster 8,5 mg/l.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De raadsvrouwe heeft in een subsidiair standpunt bepleit dat de verdachte vanwege het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat het beschermde rechtsgoed van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren het voorkomen en bestrijden van verontreiniging van oppervlaktewater was en van de vergunning is dat de bescherming van het belang van een doelmatige werking van een zuivertechnisch werk, terwijl de verdachte met de troebelmeters en het kleppensysteem ervoor heeft gezorgd dat de toegestane concentratie afvalstoffen die in het oppervlaktewater terechtkomt niet wordt overschreden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aan de verdachte wordt verweten dat hij artikel 30a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren heeft overtreden. Anders dan de raadsvrouwe heeft aangevoerd, is het beschermde rechtsgoed daarvan niet sec het voorkomen en bestrijden van verontreiniging van oppervlaktewater, maar meer specifiek het mogelijk maken van een adequate controle van de vergunningsvoorschriften.
Het is aan de verdachte te wijten dat deze controle geen betrekking heeft op het afvalwater dat in het oppervlaktewater terechtkomt. Immers, heeft de verdachte de troebelmeters en het kleppensysteem aangebracht voorbij het in het voorschrift van de vergunning omschreven meetpunt. Daarbij komt nog dat dit door de verdachte aangelegde systeem niet bewerkstelligt dat de mogelijkheid van een overschrijding van de toegestane concentratie afvalstoffen wordt uitgesloten, aangezien het slechts de troebelheid van het afvalwater meet en niet de reeds in het afvalwater opgeloste metalen.
Gelet daarop is de stelling dat het beschermde rechtsgoed door de overtreding niet is geschonden onjuist, laat staan dat deze door de overtreding beter is gediend dan bij naleving het geval zou zijn geweest.
Het verweer wordt daarom verworpen.
Het hof overweegt voorts dat de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (waaronder artikel 30a) met ingang van 22 december 2009 is vervallen. Gelet op het bepaalde in artikel 2.25, tweede lid en onder a, van de Invoeringswet Waterwet vallen de voorschriften van de vergunning van verdachte - een vergunning met betrekking tot het vanuit een inrichting lozen met behulp van een werk dat op een ander werk is aangesloten - thans onder de Wet milieubeheer. Overtreding van een dergelijk voorschrift is strafbaar gesteld in artikel 18.18 van de Wet milieubeheer. Deze wijziging berust niet op een gewijzigd inzicht van de wetgever met betrekking tot de strafwaardigheid van het bewezen verklaarde, zodat het recht wordt toegepast dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 30a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren juncto artikel 1a, aanhef en onder 1°, en artikel 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht en strafbaar gesteld bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de Wet op de economische delicten, zoals deze bepalingen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk in strijd met een aan een vergunning verbonden voorschrift heeft gehandeld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 15.000,00 waarvan EUR 5.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van de strafmaat primair een rechterlijk pardon en subsidiair de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de aard en hoedanigheid van de verdachte rechtspersoon, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Hoewel de verdachte met aanbrengen van de troebelheidsmeters en het kleppensysteem maatregelen heeft getroffen om verontreiniging van het oppervlaktewater tegen te gaan, ziet het hof in die omstandigheid geen aanleiding voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, noch voor oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de inrichting van het bedrijfsproces dusdanig is geweest dat een adequate controle van de vergunningsvoorschriften - in dit geval het voorschrift betreffende de concentratie nikkel in het afvalwater - onmogelijk is gemaakt. Dat valt een professionele onderneming als de verdachte te verwijten.
In het de hiervoor genoemde maatregelen van de verdachte ziet het hof wel termen aanwezig de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete in die zin te matigen, dat een groter gedeelte voorwaardelijk op wordt opgelegd. Daarmee beoogt het hof enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de strafoplegging dienstbaar te maken aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof komt tot het oordeel dat na te melden geldboete passend en geboden is. Bij de vaststelling van de hoogte van die geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 51 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 30a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Overtreding van artikel 30a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 15.000,00 (vijftienduizend euro).
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot EUR 12.000,00 (twaalfduizend euro), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond van het feit dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. J.G. Sillevis Smitt,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 1 juni 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.G. Sillevis Smitt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.