ECLI:NL:GHSHE:2010:BM2024

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001645-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging door het gebruik van de naam 'Peggy Bundy' in het openbaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was beschuldigd van opzettelijke belediging van een vrouw door haar de woorden 'Peggy Bundy' toe te voegen. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij de aangeefster herkende en haar deze woorden toebracht in een context die hij als beledigend beschouwde. Het hof heeft vastgesteld dat de uitlatingen van de verdachte, gedaan op 22 februari 2008 in het openbaar, de strekking hadden om de aangeefster in haar eer en goede naam aan te tasten. De verdachte had de intentie om de aangeefster te beledigen, wat blijkt uit zijn verklaringen en de context waarin de woorden werden geuit. Het hof oordeelde dat de woorden 'Peggy Bundy', verwijzend naar een personage uit een televisieprogramma, in deze context als beledigend moesten worden beschouwd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van EUR 100,00, met een voorwaardelijke straf van twee jaar proeftijd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001645-09
Uitspraak : 6 april 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 23 april 2009 in de strafzaak met parketnummer 02-629351-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een geldboete van EUR 150,-, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij onschuldig is aan het hem ten laste gelegde feit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de inleidende dagvaarding is gehecht een ondertekende vordering wijziging tenlastelegging van de officier van justitie in het arrondissement Breda, gedateerd 23 april 2009. Aangezien het vonnis op grond van het bepaalde bij artikel 378, tweede lid onder c, Wetboek van Strafvordering, niet in een proces-verbaal terechtzitting is aangetekend kan het hof niet vaststellen of die vordering is toegewezen en of in eerste aanleg recht is gedaan op de gewijzigde tenlastelegging. Het dient er derhalve voor gehouden te worden dat dat laatste niet het geval is geweest. Het hof zal bijgevolg recht doen op grond van de oorspronkelijke tenlastelegging.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2008, te Breda, opzettelijk beledigend een persoon, genaamd [naam slachtoffer], op of aan de openbare weg, de Burcht, in elk geval in het openbaar en/of in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd de woorden : "Stinkhoer" en/of "Cokesnuiver" en/of "Peggy Bundy" en/of "Je doet me denken aan Peggy Bundy", althans (een) woord(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door het hof vastgestelde feiten
Het hof stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de in deze kolom opgenomen noten wordt verwezen, het volgende vast.
De verdachte heeft op 22 februari 2008, op de openbare weg, te weten: de Burcht te Breda, een persoon, genaamd [naam slachtoffer], mondeling toegevoegd de woorden: "Peggy Bundy".
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De verdachte heeft terechtzitting in hoger beroep, zonder overigens doordien een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dienaangaande in te nemen, aangevoerd dat hij onschuldig is aan de ten laste gelegde belediging van [slachtoffer].
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B.
Een uitlating, die iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan, moet als een strafrechtelijk verwijtbare belediging worden beschouwd, wanneer deze de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en die ander aan te randen in zijn eer en goede naam.
Of daarvan in een concreet geval sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan.
C.
De verdachte heeft bij zijn verhoor ten overstaan van de politie op 6 maart 2008 onder verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
- aangeefster die, zo bleek later, bij woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] werkte, in 2001 bij hem in de straat was komen wonen;
- hij op 22 februari 2008 de aangeefster zag lopen in het winkelcentrum De Burcht te Breda;
- hij haar direct herkende en dacht: “daar heb je die trut”;
- hij vervolgens naar aangeefster is toegelopen en op korte afstand van haar “Peggy Bundy” tegen haar heeft gezegd;
- Peggy Bundy een asociaal “wijf” is een uit een TV-serie;
- hij aangeefster ook zo ziet.
D.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte onder meer verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
- hij niet op vriendschappelijke voet stond met [naam slachtoffer];
- hij in 2003 door woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] uit zijn woning werd gezet;
- hij vermoedde dat aangeefster hier een rol in had gehad;
- degene die de TV-serie waarin de persoon Peggy Bundy voorkomt kent, weet dat Peggy Bundy een asociaal wijf is;
- de woorden “Peggy Bundy” waren bedoeld om [slachtoffer] te behandelen “zoals zij ook tegen mij vervelend was”;
- je die woorden “op je kunt nemen” (het hof begrijpt: je kunt aantrekken) of erboven kunt staan.
E.
In aanmerking genomen de context waarin de woorden “Peggy Bundy” door de verdachte werden geuit, hadden die onbetwijfelbaar de strekking om de aangeefster in het openbaar in haar eer en goede naam aan te tasten en was die aantasting ook verdachtes bedoeling.
Bijgevolg acht het hof bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer] opzettelijk heeft beledigd.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat hij:
hij op 22 februari 2008 te Breda, opzettelijk beledigend een persoon, genaamd [slachtoffer], op de openbare weg, de Burcht, mondeling heeft toegevoegd de woorden: "Peggy Bundy".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 266, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op grond daarvan is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van een dergelijke voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Eenvoudige belediging.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. H.D. Bergkotte en mr. M.A.M. Wagemakers,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 6 april 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.