zaaknummer HD 103.001.787
arrest van de zevende kamer van 30 maart 2010
1. [APPELLANT SUB 1],
2. [APPELLANTE SUB 2],
3. [APPELLANT SUB 3],
4. [APPELLANT SUB 4],
allen wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
appellanten,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
de openbare rechtspersoon WATERSCHAP BRABANTSE DELTA,
voorheen genaamd WATERSCHAP LAND VAN NASSAU,
gevestigd te Breda,
geïntimeerde,
advocaat: mr. V.E.W.M. van Wijmen,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 15 november 2005, 24 juni 2008, 13 januari 2009 en 19 mei 2009 inzake het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaaknummer 128184/HA ZA 04-47 tussen partijen gewezen vonnis van 9 maart 2005.
15. Het verdere verloop van het geding
15.1 Bij tussenarrest van 13 januari 2009 heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht, de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak in de personen mevrouw ing. C.P.J. Weemaes en de heer ing. P.M. Stroeken tot deskundige benoemd (verder in mannelijke enkelvoud: de deskundige) en het voorschot voor de deskundige bepaald op € 11.424,=. Bij tussenarrest van 19 mei 2009 heeft het hof een aanvullend voorschot van € 5.712,= bepaald.
15.2 De deskundige heeft een rapport d.d. 20 augustus 2009 ter griffie gedeponeerd.
15.3 [appellant sub 1 c.s.] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een memorie na deskundigenbericht te nemen waarna het Waterschap een antwoordmemorie na deskundigenbericht heeft genomen. De zaak is vervolgens op de rol voor fourneren komen te staan. [appellant sub 1 c.s.] heeft daarna mondeling pleidooi gevraagd en het Waterschap schriftelijk pleidooi, met welk laatste verzoek [appellant sub 1 c.s.] zich heeft verenigd zodat alleen nog sprake was van een eenstemmig vezoek om schriftelijk pleidooi en niet langer van een verzoek om mondeling pleidooi. Het verzoek om schriftelijk pleidooi is vervolgens op de rol geweigerd en de zaak is voor fourneren blijven staan.
15.4 Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. In beide procesdossiers ontbreken (vrijwel) alle bijlagen die bij het deskundigenrapport behoren. Het hof heeft hiervan kennis genomen uit het griffiedossier.
16. De verdere beoordeling
16.1 Het hof heeft de deskundige de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd uitgaande van gang van zaken zoals beschreven in de notitie "Wateroverlast augustus 2002":
in hoeverre zijn de maatregelen die het Waterschap heeft getroffen ter bestrijding-/beperking van de wateroverlast op 24 augustus 2002, bezien vanuit de belangen van het beheersgebied van het Waterschap als geheel, adequaat te achten;
in hoeverre is dit het geval, bezien vanuit de belangen van het bedrijf van [appellant sub 1 c.s.];
welke andere maatregelen stonden het Waterschap ter beschikking ter verdere bestrijding/beperking van de wateroverlast in het beheersgebied als geheel;
dezelfde vraag met betrekking tot het bedrijf van [appellant sub 1 c.s.];
in hoeverre zouden één of meer van de omstandigheden vermeld in de memorie van grieven onder punt 40, nrs. i t/m xiii tot een andere beantwoording van de vragen leiden;
wat acht de deskundige verder nog van belang.
16.2 In het deskundigenrapport worden aan deze vragen algemene en specifieke beschouwingen gewijd en als samenvatting van het rapport zijn deze vragen als volgt beantwoord:
De kern van de maatregelen bestond uit het inschakelen van de maximale bemalingscapaciteit van de gemalen, ondersteund door de plaatsing van noodpompen bij de gemalen. Dit sluit aan op de gangbare waterhuishouding in de bemalingsgebieden: waterafvoer via het slotenstelsel en de hoofdwatergangen afvoeren naar de boezems. Naast het treffen van maatregelen om de afvoer van water uit de bemalingsgebieden op de boezems te vergroten, door noodpompen bij de gemalen te plaatsen, is er binnen het beheersgebied specifieke aandacht uitgegaan naar het kassengebied langs de [weg].
De maatregelen die het waterschap heeft getroffen en de daaraan ten grondslag liggende strategie zijn, kwalitatief beoordeeld, vanuit de belangen van het beheersgebied en met het oog op de verwachte neerslag van 40 mm in een etmaal, adequaat te achten.
Of de uitvoering van de maatregelen als adequaat kan worden beschouwd, kunnen wij bij gebrek aan informatie niet beoordelen. Niet inzichtelijk is welke pompcapaciteit waar en wanneer is ingezet. Hierdoor valt niet te beoordelen in hoeverre de ingezette pompcapaciteit toereikend was om de verwachte 40 mm neerslag adequaat te kunnen afvoeren.
Het waterschap heeft maatregelen getroffen die specifiek gericht waren op ontlasting van het kassengebied waar het bedrijf van [appellant sub 1 c.s.] is gevestigd. Deze maatregelen zijn, kwalitatief beoordeeld, vanuit de belangen van de glastuinbouwbedrijven in het kassengebied, waaronder het bedrijf van [appellant sub 1 c.s.], adequaat te achten met het oog op de verwachte neerslag van 40 mm in een etmaal. Er was ons inziens geen aanleiding om aanvullend op de specifieke maatregelen in het kassengebied, bijzondere maatregelen te treffen bij het bedrijf van [appellant sub 1 c.s.].
Wij constateren dat er redelijkerwijs geen andere maatregelen ter beschikking stonden om de wateroverlast tijdens en na afloop van de extreme regenval verder te beperken of te bestrijden.
Ons inziens stonden het waterschap, bezien vanuit zijn beheerstaak, geen andere maatregelen ter beschikking om de wateroverlast bij het bedrijf van [appellant sub 1 c.s.] te bestrijden of te beperken.
De grieven leiden niet tot een andere beantwoording van de vragen 1 t/m 4. Voor zoverre deze relevantie met de vragen hebben is dit reeds meegenomen bij de beantwoording van de vragen 1 t/m 4.
Het bedrijf van [appellant sub 1 c.s.] ligt in het laagste deel van het kassengebied. De vraag is in hoeverre dit gegeven een aanleiding zou kunnen zijn voor het waterschap om bij verwachte zeer zware neerslag preventieve maatregelen te treffen om wateroverlast bij de kassen van [appellant sub 1 c.s.] (te proberen) te voorkomen.ierdoor val
16.3 De deskundige heeft bij zijn beschouwing over vraag 6 een suggestie gedaan voor een dergelijke preventieve maatregel, te weten het afdammen en leegpompen van de doodlopende sloot en het plaatsen van zandzakken rond de kassen, waardoor vertraging en beperking van de wateroverlast zou kunnen worden bereikt. Hieraan wordt toegevoegd:
Wij merken op dat op 24 augustus 2002 rond het middaguur een totale neerslagsom van 40 mm in een etmaal werd verwacht. Het waterschap had, zoals aangegeven bij de beantwoording van de overige vragen, geen reden om te veronderstellen dat de sloten de aangrenzende percelen in het lage deel van het kassengebied zouden inunderen bij een neerslagverwachting van 40 mm.
16.4 In het deskundigenrapport wordt aangegeven, kort gezegd, dat de getroffen maatregelen gezien de verwachte neerslag van 40 mm adequaat waren, maar dat de vraag of de uitvoering van deze maatregelen adequaat was bij gebrek aan feitelijke gegevens niet te beantwoorden is. Daarbij wordt in het rapport benadrukt dat de neerslag zoals deze zich uiteindelijk op 24 augustus 2002 in het kassengebied heeft voorgedaan, minimaal 130 mm in tien uur, niet was verwacht, niet was te voorzien en een onbeheersbare situatie opleverde. Het hof concludeert uit dit laatste dat de vraag of de getroffen maatregelen (die uitgingen van een neerslag van 40 mm) adequaat zijn uitgevoerd er niet meer toe doet omdat de situatie die het Waterschap verwachtte en mocht verwachten en waarop zijn maatregelen waren afgestemd, door een aanzienlijk ernstiger en onvoorzienbare werkelijkheid werd ingehaald.
16.5 Het rapport is in concept aan beide partijen toegestuurd en beide partijen hebben een reactie daarop gegeven. De reacties zijn als bijlagen 7 en 8 bij het rapport gevoegd; in het rapport zelf zijn deze uitvoerig besproken. Waar dit naar het oordeel van de deskundige nodig was, heeft dit geleid tot een aanpassing. Waar dit niet nodig werd geoordeeld is gemotiveerd aangegeven waarom niet.
16.6 [appellant sub 1 c.s.] hechtte aan een uitdrukkelijker vermelding van de suggestie over preventieve maatregelen bij het antwoord op de laatste vraag. Het hof heeft deze daarom hiervoor onder 16.3 kort aangegeven. De beantwoording van deze vraag door de deskundige heeft naar het oordeel van het hof niet de strekking om af te doen aan de antwoorden die bij de andere vragen zijn gegeven, maar om aan te geven op welke wijze in de toekomst de risico's van wateroverlast zouden kunnen worden beperkt. Dat blijkt ook uit de opmerking die aan de suggestie is toegevoegd en die erbij is aangehaald.
16.7 Naar aanleiding van de reactie van het Waterschap is de deskundige ingegaan op de door hem opgeworpen vraag of het Waterschap in de loop van 24 augustus 2002 meer had kunnen anticiperen op de hogere neerslagintensiteit die zich in de middag manifesteerde (par. 11.1 en 11.3). Bij gebrek aan gegevens verbindt de deskundige aan zijn opmerking hierover geen consequenties en beperkt zich tot de signalering dat het opmerkelijk is dat ten aanzien van [appellant sub 1 c.s.] in de loop van de middag van 24 augustus 2002 niet is besloten om door middel van preventieve maatregelen te anticiperen op de hogere neerslagintensiteit. Deze signalering leidt niet tot aanpassing van de bevindingen en conclusies van de deskundige.
16.8 Met betrekking tot de conclusies die kunnen worden verbonden aan het uitgebrachte rapport stelt het hof het volgende voorop. Het rapport voldoet aan de daaraan te stellen eisen van inzichtelijkheid en consistentie. Uit het rapport blijkt dat de deskundige zijn onderzoek gedegen heeft opgezet en uitgewerkt, dat hij daarbij partijen uitgebreid heeft betrokken en dat hij zich heeft voorzien van alle relevante gegevens en bescheiden. De deskundige heeft de aldus verkregen informatie, evenals zijn latere conclusies, helder en overzichtelijk weergegeven, waarbij ook blijkt op welke gronden zijn conclusies steunen. Het deskundigenbericht voldoet daarmee aan de eisen die daaraan in deze procedure kunnen en moeten worden gesteld.
16.9 Hetgeen partijen als commentaar op het rapport naar voren hebben gebracht doet aan de bruikbaarheid en overtuigingskracht ervan geen afbreuk. Het Waterschap kan zich in grote lijnen vinden in het rapport en heeft alleen op onderdelen enkele opmerkingen. Wat [appellant sub 1 c.s.] betreft is dat commentaar voldoende kenbaar uit zijn reactie op het conceptrapport. Voor zover nodig heeft de deskundige het commentaar van [appellant sub 1 c.s.] adequaat weerlegd. Met betrekking tot de onderbouwing van het antwoord op de laatste vraag is hiervoor met het commentaar rekening gehouden. Het rapport is naar het oordeel van het hof zeer verhelderend in zijn beschrijvingen en overtuigend in zijn analyse. Het hof neemt het rapport en de conclusies ervan over en maakt deze tot de zijne. Dit geldt ook voor het antwoord op vraag 5, zodat de daarin aangeduide omstandigheden verder geen afzonderlijke behandeling behoeven en het bewijsaanbod van [appellant sub 1 c.s.] op dat punt als niet relevant wordt gepasseerd.
16.10 De conclusies van de deskundige dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de uitgangspunten voor de beoordeling van het handelen en nalaten van het Waterschap zoals weergegeven in het tussenarrest van 24 juni 2008 onder 7.6. Ook brengt het hof in herinnering dat het hierbij gaat om de resterende grondslag voor de vorderingen van [appellant sub 1 c.s.], zoals aangegeven in dat arrest onder 7.9. Hiervan uitgaande leidt het rapport zonder meer tot de slotsom dat niet gezegd worden dat het optreden van het Waterschap ter bestrijding van de wateroverlast op 24 augustus 2002 jegens [appellant sub 1 c.s.] onzorgvuldig is geweest en dat het Waterschap daardoor jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. De signalering van de deskundige die hiervoor onder 16.7 is vermeld houdt wellicht enig commentaar op het optreden van het Waterschap in maar leidt, gelet op de situatie als geheel, niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat ook de resterende grondslag voor de vordering van [appellant sub 1 c.s.] wordt verworpen.
16.11 Voor het overige zijn door [appellant sub 1 c.s.] geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden zodat ook overigens het bewijsaanbod van [appellant sub 1 c.s.] als niet relevant wordt gepasseerd.
16.12 Een en ander leidt tot de slotsom dat de vordering van [appellant sub 1 c.s.], zoals in hoger beroep vermeerderd, niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd en de grieven, die verder geen afzonderlijke behandeling behoeven, worden verworpen. [appellant sub 1 c.s.] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten van het deskundigenbericht die door [appellant sub 1 c.s.] zijn voorgeschoten, blijven voor zijn rekening.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant sub 1 c.s.] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Waterschap begroot op € 3.685,= aan vast recht en op € 7.896,= aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Groot-van Dijken, Meulenbroek en Keizer en in het open-baar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 maart 2010.