ECLI:NL:GHSHE:2010:BL9985

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.035.796
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brants
  • A. Koens
  • M. Bijleveld-van der Slikke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nihilstelling alimentatie in verband met samenwoning en begunstiging lijfrentepolis

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de nihilstelling van de alimentatie in verband met de samenwoning van de vrouw en de vraag of de begunstiging van een lijfrentepolis door de vrouw ongewijzigd blijft. De man, appellant in principaal appel, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Breda van 24 maart 2009 aangevochten, waarin was bepaald dat de alimentatie voor de vrouw met ingang van 1 augustus 2007 op nihil werd gesteld. De vrouw, geïntimeerde in principaal appel, heeft incidenteel appel ingesteld en verzocht om de rechten op de lijfrente-uitkering van Nationale Nederlanden te bevestigen, ondanks de nihilstelling van de alimentatie.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 februari 2010, waarbij beide partijen werden gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De man heeft aangevoerd dat de lijfrentepolis, die hij op advies van zijn boekhouder heeft aangeschaft, een fiscale constructie was om voordeel te behalen na zijn verhuizing naar Finland. Hij stelt dat de vrouw geen recht meer heeft op de uitkeringen uit de polis na de nihilstelling van de alimentatie.

De vrouw daarentegen betoogt dat zij heeft meegewerkt aan de aanschaf van de lijfrentepolis, die volgens haar een afkoop van de alimentatie betrof met een gegarandeerde uitkering tot 1 juli 2015. Het hof heeft vastgesteld dat de man de lijfrentepolis heeft aangeschaft met het doel om fiscaal voordeel te behalen en dat de vrouw als onherroepelijk begunstigde was aangewezen. Het hof concludeert dat de beslissing van de rechtbank de rechten van de vrouw op de lijfrente-uitkering onverlet laat en dat de begunstiging niet wordt gewijzigd.

Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het meer of anders gevorderde af. De beslissing van de rechtbank inzake de nihilstelling van de partneralimentatie met ingang van 1 augustus 2007 laat de rechten van de vrouw op de lijfrente-uitkering onverlet.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 1 april 2010
Zaaknummer: HV 200.035.796/01
Zaaknummer eerste aanleg: 188387 FA RK 08-1813
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.J. Verpaalen,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H. van der Sluis-Westerlaan.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 24 maart 2009.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 juni 2009, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover deze betreft het oordeel dat de begunstigde van de koopsompolis niet gewijzigd wordt en, opnieuw rechtdoende, voor recht te verklaren dat de koopsompolis geen gedeeltelijke afkoop van de partneralimentatie inhoudt en dat de vrouw vanaf 1 augustus 2007 geen rechten daaruit kan claimen als ware er sprake van een afkoop.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 augustus 2009, heeft de vrouw verzocht het beroep van de man ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tevens heeft de vrouw incidenteel appel ingesteld en verzocht voor recht te verklaren, zulks onder aanvulling van voor- noemde beschikking, dat de beëindiging van de onderhoudsbijdrage voor de vrouw met ingang van 1 augustus 2007 de rechten van de vrouw op het genieten van de lijfrente uitkering van Nationale Nederlanden conform polisnummer [polisnummer] onverlet laat c.q. de begunstiging niet wordt gewijzigd.
2.2.1. Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 5 oktober 2009, heeft de man verzocht het incidenteel appel af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 februari 2010. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Verpaalen;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van der Sluis-Westerlaan.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 13 juli 2009;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 5 februari 2010;
- de brief met bijlage van de advocaat van de man d.d. 10 februari 2010;
- de ter zitting door mr. Verpaalen overgelegde pleitnota.
3. De beoordeling
In het principaal en incidenteel appel
3.1. Partijen zijn op 28 augustus 1986 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen zijn twee thans meerderjarige kinderen geboren.
3.2. Bij beschikking d.d. 2 juni 2004 heeft de rechtbank Breda, voor zover thans van belang, bepaald dat de man vanaf de dag dat de beschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, aan de vrouw ten behoeve van haar levensonderhoud zal voldoen een bedrag van € 1.100,- per maand en € 300,- per kind per maand ten behoeve van de minderjarige kinderen, een en ander zoals partijen in onderling overleg waren overeengekomen.
Op verzoek van de man heeft de rechtbank Breda bij de bestreden beschikking de voormelde beschikking gewijzigd en, voor zover thans van belang, de in die beschikking vastgestelde onderhoudsbijdrage voor de vrouw - in verband met de samenwoning van de vrouw - met ingang van 1 augustus 2007 nader vastgesteld op nihil. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de nihilstelling van de onderhoudsbijdrage niet leidt tot wijziging van begunstiging (op naam van de vrouw) van de lijfrente-uitkering van Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer].
3.3.1. De man en de vrouw kunnen zich met de beslissing van de rechtbank niet verenigen, en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.2. De man heeft aangevoerd dat hij de koopsompolis met lijfrente-uitkering in december 2004 op advies van zijn boekhouder heeft gekocht. De reden daarvan was de verhuizing van de man in januari 2005 naar Finland, waardoor de fiscale aftrek van de door de man te betalen partneralimentatie zou vervallen. De aankoop van de lijfrentepolis betrof derhalve een fiscale constructie. De man is van mening dat de vrouw met ingang van de nihilstelling van de partneralimentatie geen recht meer heeft op de uitkeringen uit voornoemde polis.
3.3.3. De vrouw heeft gesteld dat zij aan het verzoek van de man tot medewerking aan de aanschaf van lijfrentepolis heeft voldaan nu het een afkoop van de alimentatie betrof met een gegarandeerde uitkering van € 700,- per maand tot juli 2015. In het formulier tot aanvraag van die polis staat uitdrukkelijk vermeld dat het afkoop van alimentatie betrof tot aan de einddatum van de polis, te weten 1 juli 2015. Na overleg met haar financieel adviseur, is de vrouw daarmee akkoord gegaan. De vrouw is van mening dat haar recht op uitkering op grond van voornoemde polis onverkort geldt tot 1 juli 2015.
3.3.4. De grieven van de man en de vrouw richten zich derhalve tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de lijfrentepolis en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.4. Het hof overweegt het navolgende
3.4.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de man het initiatief heeft genomen tot aanschaf van de lijfrentepolis, op grond waarvan de man aan de verzekeringsmaatschappij een bedrag heeft betaald van € 76.363,-. De man beoogde daarmee alsnog fiscaal voordeel met betrekking tot een gedeelte van de partneralimentatie te behalen, nu de man dat fiscale voordeel vanaf 1 januari 2005, ten gevolge van zijn vertrek naar Finland, anders zou mislopen. De man heeft een brief van zijn tussenpersoon aan de vrouw d.d. 16 december 2004 met daaraan gehecht het aanvraagformulier voor de lijfrente-uitkering, overgelegd. Uit dit aanvraagformulier blijkt met zoveel woorden dat het een uitkering aan de vrouw betreft “in verband met afkoop van de alimentatieverplichting” ten bedrage van € 700,- per maand tot 1 juli 2015. De door de man ingeschakelde tussenpersoon heeft daarbij in zijn brief aan de vrouw vermeld dat het afstorten van de alimentatieverplichting bij een verzekeringsmaatschappij het voordeel had dat bij eventueel overlijden van de man de betaling door de verzekeringsmaatschappij tot laatstgenoemde datum zou doorlopen. Nu de vrouw tevens als onherroepelijk begunstigde was aangewezen mocht zij er vanuit gaan dat het voorstel van de man beoogde haar een onvoorwaardelijk recht toe te kennen op de lijfrente-uitkering tot de einddatum 1 juli 2015 zulks in de plaats van de bestaande (gedeeltelijke) alimentatieverplichting van de man jegens haar. De vrouw mocht daarop vertrouwen, ook in het geval de man de inhoud van de brief van de tussenpersoon d.d. 16 december 2004 zelf niet kende, respectievelijk dat de inhoud ervan niet met hem zou zijn besproken. Ten slotte blijkt ook expliciet uit de bewoordingen van de polis d.d. 27 januari 2005 dat deze verband houdt met gedeeltelijke afkoop van de alimentatieverplichting.
3.5. Het hof is op grond van het vorenstaande in onderlinge samenhang beschouwd, van oordeel dat de lijfrentepolis een (gedeeltelijke) afkoop van de partneralimentatie betrof op grond waarvan de vrouw gerechtigd is onveranderlijk maandelijks, tot 1 juli 2015, het bedrag van € 700,- te ontvangen. Het hof is derhalve van oordeel dat de beslissing van de rechtbank d.d. 24 maart 2009 inzake de nihilstelling van de partneralimentatie de rechten van de vrouw op de bovengenoemde lijfrente- uitkering van Nationale Nederlanden onverlet laat en niet tot wijziging van de begunstiging van de lijfrente-uitkering leidt.
4. De beslissing
Het hof:
op het principaal appel:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Breda van 24 maart 2009;
wijst af het meer of anders gevorderde;
op het incidenteel appel:
verklaart voor recht dat de beslissing van de rechtbank Breda d.d. 24 maart 2009 inzake de nihilstelling van de partneralimentatie met ingang van 1 augustus 2007 de rechten van de vrouw op de lijfrente-uitkering uit de polisnummer [polisnummer] onverlet laat en dat die begunstiging daardoor niet wordt gewijzigd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Brants, Koens en Bijleveld-van der Slikke op 1 april 2010.