Parketnummer : 20-001300-09
Uitspraak : 25 maart 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 8 april 2009 in de strafzaak met parketnummer 02-629893-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij de verdachte terzake van “mishandeling” werd veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroepen vonnis moet worden vernietigd en dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 augustus 2008 te Tilburg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meermalen, althans éénmaal (krachtig) met de (tot vuist gebalde) hand op/tegen zijn oog en/of neus en/of mond, althans in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door het hof vastgestelde feiten
Het hof stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de in deze kolom opgenomen noten wordt verwezen, het volgende vast.
De verdachte was op 9 augustus 2008 werkzaam als hoofdagent bij de politie Midden en West Brabant, district Tilburg. Die dag, omstreeks 03.53 uur, zagen de verdachte en zijn collega [verbalisant] tijdens hun surveillancedienst in de Tafelbergstraat een man in hun richting lopen vanuit de Generaal Smutslaan. Verbalisanten vermoedden dat de man dronken was, daar hij onvast ter been was en over straat zwalkte.
De verdachte sprak de man aan. Hij vertelde hem dat hij staande werd gehouden op basis van een melding dat er 2 mannen interesse hadden in geparkeerde auto’s. Verdachte vertelde de man voorts dat hij voldeed aan het signalement, vroeg de man zijn legitimatiebewijs te tonen en sommeerde hem te blijven staan. Verbalisanten merkten dat de man geen medewerking wilde verlenen en zagen dat hij van hen wegliep.
De verdachte trachtte de man tegen te houden met zijn hand. De man liep echter door en verbalisant [verbalisant] ging voor de man staan. De man hield kort stil maar liep vervolgens om [verbalisant] heen. Herhaaldelijk zeiden verdachte en [verbalisant] tegen de man dat hij moest blijven staan. Ze pakten de man vervolgens bij zijn arm beet maar deze bleef zich verzetten door met zijn armen om zich heen te zwaaien. De verbalisanten besloten de man aan te houden voor openbare dronkenschap, vertelden dit ook tegen de man en pakten hem elk bij een arm beet. De man bleef zich verzetten en de verbalisanten kregen hem niet onder controle. Verdachte sloeg de man vervolgens twee maal met zijn tot vuist gebalde hand op zijn gezicht. Het verzet van de man brak. De man kon vervolgens naar de grond worden gebracht. [verbalisant] de man onder controle probeerde te houden op de grond, probeerde deze weer overeind te komen en maakte een trappende beweging naar verdachte, waarop de verdachte hem nogmaals met zijn tot vuist gebalde rechterhand op zijn gezicht sloeg. Daarop staakte de man zijn verzet en konden de verbalisanten de aanhouding voltooien.
De arrestant, genaamd: [benadeelde], bleek als gevolg van het handelen van verdachte een aantal tanden te hebben gebroken en bij zijn linkeroog een hematoom en een zwelling te hebben opgelopen.
Op grond van de door het hof vastgestelde feiten zoals hiervoor weergegeven acht het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 9 augustus 2008 te Tilburg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meermalen krachtig met de tot vuist gebalde hand op zijn oog en mond heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
A.
Namens de verdachte is –zo verstaat het hof- ten verweer betoogd dat hij niet strafbaar is aangezien hij heeft gehandeld ter uitvoering van een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht.
B.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
i.
Bij de uitvoering van haar wettelijke taak is de politie op grond van artikel 8 van de Politiewet gerechtigd geweld te gebruiken wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt.
ii.
Uit de door het hof vastgestelde feiten, zoals hierboven weergegeven, volgt naar zijn oordeel dat het bewezenverklaarde, door de verdachte in de uitoefening van zijn taak als politieambtenaar toegepaste, geweld voldoet aan de daaraan te stellen eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
iii.
Het verweer slaagt derhalve.
De verdachte is niet strafbaar en zal mitsdien van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
Vordering van de benadeelde partij
[benadeelde], wonende te [adres], [woonplaats] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van
EUR 1277,55, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering.
Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij niet in deze vordering worden ontvangen omdat aan de verdachte noch een straf of maatregel wordt opgelegd noch een schuldig verklaring zonder toepassing van straf wordt uitgesproken.
Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Verklaart verdachte niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. H.D. Bergkotte, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. G.P.M.F. Mols,
in tegenwoordigheid van mr. R. Peters, griffier,
en op 25 maart 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.