Parketnummer : 20-000018-09
Uitspraak : 30 maart 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 19 december 2008 in de strafzaak met parketnummer 03/530614-07 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] [in 1980],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft - na heropening van het onderzoek - gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Voorts behelst zijn eis dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van EUR 65.902,50 en de daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken en dat de vordering van de benadeelde partij gelet daarop zal worden afgewezen. Daarnaast heeft de raadsman nog een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 17 april 2007, in de gemeente(n) Stein en/of Vaals, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (totaal ongeveer EUR 105.889,00) en/of meubels en/of goederen (ringen en/of speelgoed en/of scooter(s) en/of fietsen en/of horloge en/of kleding), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s), waarbij zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die weg te nemen gelden onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (pin)pas en/of een creditcard met daarbij behorende (pin)code.
subsidiair, althans indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen:
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 17 april 2007, in de gemeente(n) Stein en/of Vaals, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld (totaal ongeveer EUR 105.889,00) en/of meubels en/of goederen (ringen en/of speelgoed en/of scooter(s) en/of fietsen en/of horloge en/of kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) zij, verdachte, en/of zijn/haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als iemand die namens [A] voornoemd over diens (een) bankrekening kon/mocht beschikken en/of toegang tot de woning had en/of naast [A] voornoemd over (diens) goed(eren) kon/mocht beschikken, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 17 april 2007, in de gemeenten Stein en Vaals, op verschillende tijdstippen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [A], waarbij zij, verdachte, die weg te nemen gelden onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas en een creditcard met daarbij behorende pincode.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
De beslissing dat de bewezen verklaarde feiten door de verdachte zijn begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte bij gebrek aan voldoende overtuigend bewijs van het primair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de bekennende verklaring van verdachte onder druk van de politie is afgelegd toen de verdachte in een slechte fysieke toestand verkeerde. Bovendien heeft de getuige [B] verklaard dat de verdachte en aangever [A] het geld samen hebben uitgegeven. Daarom moet het ervoor gehouden worden dat de gelden met toestemming van [A] zijn uitgegeven en aldus geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De verdachte heeft op 19 juni 2008 tegenover de politie een bekennende verklaring afgelegd. De verklaring is uiterst gedetailleerd en omvat ook haar gezondheidsklachten. Het hof hecht in dat verband waarde aan het slot van haar verklaring. Op de vraag hoe zij zich behandeld voelde, antwoordde verdachte:
“Als een crimineel. Met mijn ziekte wordt hier te weinig rekening gehouden. Het is hier onmogelijk om hier juist met insuline en mijn ziekte om te gaan.”
Daaraan voegde zij ten aanzien van de door haar afgelegde verklaring desgevraagd aan toe:
“Die heb ik uit vrije wil afgelegd. Gisteren heeft een collega van jullie tegen mij gezegd, eerlijk duurt het langst denk daar maar over na. Dat heb ik vannacht gedaan. Ik wilde gewoon eerlijk zijn en zeggen wat er gebeurd is. Als het onderzoek klaar is, wil ik graag naar huis. Ik wil werk gaan zoeken en [A] terug gaan betalen.”
Met geen woord wordt gerept over mogelijke druk van de politie. De verdachte verklaarde zelfs over bepaalde zaken waarover [A] in zijn aangifte niet spreekt. De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verdachte, dat zij pas naar huis mocht op het moment dat haar lezing van de toedracht overeenkwam met die van haar ex-partner [C], is niet aannemelijk geworden. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat het verhoor van verdachte op 19 juni 2008 om 9.45 uur en het verhoor van [C] die dag om 14.00 uur plaatsvond.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn ook anderszins geen feiten en omstandigheden naar voren gekomen die zelfs maar een begin van aannemelijkheid vestigen voor de stelling dat de verklaring onder druk van de politie tot stand is gekomen.
Het hof ziet dan ook geen beletsel de verklaring tot bewijs te bezigen.
Uit deze verklaring van verdachte komt naar voren dat [A] haar zijn bankzaken toevertrouwde vanaf het moment dat hij zelfstandig in het appartement in Vaals is gaan wonen. Daarvan heeft de verdachte naar eigen zeggen misbruik gemaakt.
Zij verklaarde daarover dat [A] “het gemakkelijke type is dat je van alles wijs kunt maken”. In Stein had zij bovendien een scooter voor zichzelf en een scooter voor hun schoonmaakster [B] gekocht. De ene scooter kostte EUR 2.000,00 en de andere EUR 1.300,00. Zij vertelde [A] daarover dat deze scooters gekocht waren met geld dat zij uit een erfenis had verkregen. De in Beek gekochte wasmachine was daarentegen wel met de toestemming van [A] gekocht.
Anders dan de raadsman stelt, doet de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [B] geen afbreuk aan de hiervoor beschreven lezing van de toedracht. Integendeel, haar verklaring ondersteunt die lezing zelfs. Zij verklaarde immers dat zij van de verdachte een scooter had gekregen en dat [A] haar vertelde dat de wasmachine in Beek inderdaad met zijn toestemming was aangeschaft. Dat [A] [B] in het bijzijn van de verdachte vertelde dat er verder “niets aan de hand was”, kan daaraan niet afdoen.
Gelet op het vorenstaande oordeelt het hof dat de verdachte de geldbedragen zonder toestemming van [A] heeft opgenomen. Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
Strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten
De bewezen verklaarde feiten zijn telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid en onder 5°, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor de hiervoor bewezen verklaarde feiten.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft ten aanzien van de ernst van de bewezen verklaarde feiten in het bijzonder acht geslagen op de schaamteloze wijze waarop de verdachte met haar bewezen verklaarde handelen misbruik heeft gemaakt van [A] - haar toenmalige partner die verstandelijke beperkingen heeft - en het vertrouwen dat hij in haar had gesteld en voorts op de mate waarin de bewezen verklaarde feiten schade hebben veroorzaakt aan die [A].
In verband met de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 februari 2010 niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld en met de inhoud van het door Reclassering Nederland opgestelde rapport d.d. 8 maart 2010, waarin wordt geconcludeerd dat het recidiverisico hoog gemiddeld is, het risico op het onttrekken aan eventuele bijzondere voorwaarden laag wordt geschat en daarom reclasseringstoezicht geïndiceerd is.
Hoewel de ernst van de bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, zal het hof gelet op de persoon van de verdachte in dit geval daartoe niet overgaan. Het hof acht naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur de maximale werkstraf van 240 uren passend en geboden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal het hof als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht verbinden.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [A] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 122.995,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij het beroepen vonnis toegewezen tot een bedrag van EUR 65.902,50. De politierechter heeft daarbij kennelijk abusievelijk de wettelijke rente niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij
als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden bestaande uit materiële schade ten bedrage van EUR 65.902,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict - in dit geval te stellen op 17 april 2007, zijnde de laatste dag van de bewezen verklaarde periode - tot de dag der algehele voldoening. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof zal in verband met het bepaalde in artikel 561, derde en vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet overgaan tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat de verdachte niet de draagkracht heeft om de totale schadevergoeding te voldoen binnen twee jaren en drie maanden na de dag waarop dit arrest voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. Dat zou immers tot gevolg hebben dat reeds op voorhand vaststaat dat de verdachte de bij de schadevergoedingsmaatregel te bepalen hechtenis zal moeten ondergaan.
Het hof is van oordeel dat totdat de Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Stb. 2010, 1) in werking is getreden - daarmee zal onder meer het vierde lid van artikel 561 van het Wetboek van Strafvordering komen te vervallen - in een geval als het onderhavige het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel als onredelijk moet worden beschouwd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
Vernietigt beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat de bewezen verklaarde feiten als volgt worden gekwalificeerd.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond van het feit dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland te 's-Hertogenbosch en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten de op de beslaglijst vermelde computer van het merk Compaq.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [A] toe.
Veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij een bedrag van EUR 65.902,50 (vijfenzestigduizend negenhonderdtwee euro en vijftig cent) 65.902,50, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door voornoemde benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. J.M. Reijntjes,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 30 maart 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.