ECLI:NL:GHSHE:2010:BL5482

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002392-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op benzine station Gilze met afpersing door meerdere personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in 1989 en verblijvende in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, was veroordeeld voor afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen. De feiten vonden plaats op 30 september 2008 te Gilze, waar de verdachte samen met anderen een overval heeft gepleegd op een benzinepomp. Tijdens de overval werd de dienstdoende werknemer, [slachtoffer 1], onder bedreiging van geweld gedwongen om een kassalade met geld af te geven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoedingsmaatregel van EUR 2.500,00 aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1].

In hoger beroep heeft de verdachte betoogd dat hij niet betrokken was bij de overval. Het hof heeft echter de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] als geloofwaardig aangemerkt, die stelden dat de verdachte wel degelijk bij de overval betrokken was. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De schadevergoeding aan de benadeelde partij werd bevestigd, evenals de onttrekking aan het verkeer van een stroomstootwapen dat aan de verdachte toebehoorde. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat opgelegd, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002392-09
Uitspraak : 11 februari 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 26 juni 2009 in de strafzaak met parketnummer 02-801143-08 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
thans verblijvende in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, te Alphen aan den Rijn,
waarbij:
- verdachte ter zake van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel werd opgelegd ten bedrage van EUR 2.500,00;
- de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd toegewezen tot een bedrag van EUR 2.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, en voor het overige niet-ontvankelijk werd verklaard;
- de teruggave werd gelast aan verdachte van 2 schoenen, merk Nike Air Max, kleur: grijs en 1 camouflagebroek, kleur groen;
- 1 stroomstootwapen, kleur: zwart, werd onttrokken aan het verkeer.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroepen vonnis moet worden vernietigd en verdachte moet worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 september 2008 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade met een geldbedrag van 450 Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- gemaskerd een tankstation is/zijn binnengegaan en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Blijf rustig, we komen niet voor jou. We doen je niks, we willen alleen maar geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Schiet nou maar op, we doen je niks, we willen geld, geld, geld" en/of "Geef mij alles, heel de la. Vlug, vlug, vlug" en/of "Je gaat niemand bellen, je schakelt niemand in", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door het hof vastgestelde feiten
Het hof stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de in deze kolom opgenomen noten wordt verwezen, het volgende vast.
Op 30 september 2008 omstreeks 21.00 uur heeft een overval plaatsgevonden op het [slachtoffer 2] tankstation aan de [adres] te Gilze in de gemeente Gilze en Rijen. Hierbij is een kassalade met daarin een geldbedrag buit gemaakt.
Één van de daders van deze overval was [getuige 1].
De twee bij deze overval betrokken daders waren gemaskerd en hebben de dienstdoende werknemer, [slachtoffer 1], tijdens de overval de volgende woorden toegevoegd: "Schiet nou maar op, we doen je niks, we willen geld, geld, geld" en "Geef mij alles, heel de la. Vlug, vlug, vlug". Voorts hebben de daders op [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
Namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien hij bij het ten laste gelegde misdrijf niet betrokken is geweest.
Daartoe is aangevoerd dat geloof dient te worden gehecht aan de voor verdachte ontlastende verklaringen afgelegd door verscheidene personen, te weten [getuige 5], [getuige 3] en [getuige 4]. In het licht van die verklaringen moeten de door [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen, die wijzen op verdachtes betrokkenheid bij de aan hem ten laste gelegde overval, als onbetrouwbaar worden aangemerkt.
Ter onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring afgelegd door[getuige 5] op 2 februari 2009 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft de verdediging erop gewezen dat zij blijkens deze verklaring uit eigen beweging heeft verteld dat zij door de moeder van verdachte was benaderd om hem een alibi te verschaffen. Voorts heeft de verdediging erop gewezen dat de echtgenoot van [getuige 5], te weten [getuige 6] op 9 februari 2009 eveneens uit eigen beweging tegenover de politie een voor verdachte potentieel belastende verklaring heeft afgelegd betrekking hebbende op het daags na de overval samen met verdachte ophalen van spullen in de buurt van het tankstation waar de overval had plaatsgevonden. Het is derhalve in het geheel niet de intentie van deze getuigen, buren van de verdachte, geweest om deze de hand boven het hoofd te houden.
Gelet op deze omstandigheden dient de verklaring van [getuige 5], onder meer inhoudende dat zij op 30 september 2008 verdachte rond 21.05 uur, gekleed in een roze truitje, voorbij haar woning in de richting van het Westerpark heeft zien lopen, als betrouwbaar te worden aangemerkt. Hieruit volgt dat verdachte niet bij de overval te Gilze, die nagenoeg op het zelfde tijdstip plaatsvond, betrokken kan zijn geweest.
Voorts is door de verdediging aangevoerd dat zowel [getuige 3] als [getuige 4] als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris hebben verklaard dat zij van één van de medeverdachten van de overval, te weten [getuige 2], hebben gehoord dat verdachte niets met de overval te maken zou hebben gehad.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B.
[getuige 1] heeft -voor zover hier van belang- tegenover de politie verklaard dat het initiatief van de overval bij verdachte lag, dat hij op 30 september 2008 bij[voornaam getuige 2] en [voornaam verdachte] (het hof begrijpt: [getuige 2] en verdachte) in de auto is gestapt, dat in de auto over geld werd gesproken, dat zij in Gilze een paar keer langs een benzinepomp zijn gereden, waarna [getuige 2] de auto een straat vlakbij de benzinepomp is ingereden. Hij, [getuige 1], en verdachte zijn toen uitgestapt en direct naar de benzinepomp gelopen, alwaar zij de overval hebben gepleegd.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd met [verdachte] .
C.
[getuige 2] heeft -voor zover hier van belang- tegenover de politie verklaard dat hij samen met [voornaam verdachte] en [voornaam getuige 1] met een door hem bestuurd motorvoertuig naar Gilze is gereden, alwaar zij hem vroegen om hen af te zetten, ergens om de hoek een paar honderd meter verwijderd van een benzinepomp.
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [getuige 2] voorts verklaard dat hij alvorens hij bij de bewuste benzinepomp sigaretten is gaan halen, twee jongens, te weten [voornaam verdachte] en [voornaam getuige 1], uit zijn auto heeft laten stappen en dat hij met [voornaam verdachte] heeft bedoeld [verdachte].
D.
Het hof hecht geloof aan die verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] omdat deze elkaar over en weer op belangrijke onderdelen versterken, waarbij niet zonder betekenis is dat [getuige 1] in zijn verklaring ook zichzelf heeft belast.
In het bijzonder vindt de verklaring van [getuige 1] op een onderdeel, te weten waar hij verklaart dat hij direct na de overval samen met [voornaam verdachte] nabij de plaats des misdrijfs kleding heeft achtergelaten, bevestiging in de door [getuige 6] tegenover de politie afgelegde verklaring inhoudende dat hij samen met verdachte in de vroege ochtend na de dag van de overval op een plek niet ver gelegen van de plaats des misdrijfs een tas met kleding is gaan halen.
Wat hieromtrent namens verdachte naar voren is gebracht, zoals hierboven onder A. weergegeven, weegt tegen deze vaststellingen niet op.
E.
Hetgeen in de kolom A nog nopens de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] namens verdachte naar voren is gebracht maakt dit niet anders. In zijn ter terechtzitting in hoger beroep als getuige afgelegde verklaring heeft [getuige 2] immers zonder enig voorbehoud ontkend tegen [getuige 3] en/of [getuige 4] gezegd te hebben dat verdachte niet bij de overval betrokken zou zijn geweest.
F.
Het hof acht de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] op grond van het hierboven overwogene geloofwaardig en zal die tot bewijs bezigen.
Het verweer wordt dientengevolge verworpen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 30 september 2008 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade met enig geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader:
- gemaskerd een tankstation zijn binnengegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] hebben gericht en
- die [slachtoffer 1] dreigend hebben toegevoegd: "Schiet nou maar op, we doen je niks, we willen geld, geld, geld" en "Geef mij alles, heel de la. Vlug, vlug, vlug".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto 312, tweede lid, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en maatregelen
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De eerste rechter heeft verdachte ter zake van deze feiten, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het hier gaat om bedreiging met geweld tegenover het slachtoffer, waardoor de rechtsorde wordt geschokt en in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg worden gebracht;
- de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van dergelijke feiten nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
In verband met de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2009, waaruit blijkt dat hij reeds eerder ter zake van vermogensdelicten door een strafrechter is veroordeeld;
- de overige persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan heeft het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren tot uitgangspunt genomen.
Aangezien verdachte eerder onder meer voor drie gevallen van -kort gezegd- diefstal met geweld (straatroof) en één poging daartoe tot jeugddetentie is veroordeeld en dit hem er niet van heeft weerhouden onderhavig vermogensdelict te plegen, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een gevangenisstraf van die duur.
Alles in aanmerking genomen acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden.
Schadevergoeding
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer 1] als gevolg bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, die het hof heeft begroot op een bedrag van EUR 2.500,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 2.500,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 2.500,00, te vermeerderen met -kort gezegd- de wettelijke rente. De voeging duurt in zoverre van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het bedrag van EUR 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
En ten aanzien van evenvermelde schadevergoedingsmaatregel en civiele vordering:
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover een mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voorts zal het hof bepalen dat indien en voor zover een mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Het beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven schoenen van het merk Nike Air Max en de camouflage broek, op de beslaglijst vermeld onder respectievelijk nummer 16 en 43, zullen worden teruggegeven aan verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Het op de beslaglijst onder nummer 18 vermelde stroomstootwapen behoort aan verdachte toe en is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit aangetroffen.
Omdat dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van een soortgelijke feit als thans bewezen is verklaard en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet, zal dit voorwerp aan het verkeer worden onttrokken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36d, 36f, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [adres], [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de aan verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaalt dat de aan verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Bepaalt dat indien en voorzover een mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat indien en voorzover een mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
een stroomstootwapen, kleur: zwart.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
2 schoenen, merk Nike Air Max, kleur: grijs en een camouflagebroek, kleur groen.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. H.D. Bergkotte en mr. W.J. Kolkert,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 11 februari 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.