ECLI:NL:GHSHE:2010:BL4071

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001019-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aanhouding en belediging van opsporingsambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was aangeklaagd voor wederspannigheid en belediging van opsporingsambtenaren. De feiten vonden plaats op 24 augustus 2008 te Geertruidenberg, waar de verdachte door een in uniform geklede opsporingsambtenaar werd aangehouden op verdenking van het overtreden van de Wegenverkeerswet en het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de aanhouding heeft de verdachte zich verzet en beledigende woorden geuit richting de verbalisanten. Het hof oordeelde dat de aanhouding onrechtmatig was, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij een strafbaar feit. Hierdoor was de politie niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De verdachte werd vrijgesproken van de wederspannigheid, maar het hof achtte de belediging wel bewezen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan eenvoudige belediging, meermalen gepleegd, en werd veroordeeld tot een geldboete van EUR 500,00, met een subsidiaire hechtenis van 10 dagen bij gebreke van betaling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete ook honoreerde.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001019-09
Uitspraak : 9 februari 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 10 maart 2009, parketnummer 02-629456-08 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-600458-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen tot een geldboete van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis, met tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 8 oktober 2007 voorwaardelijk opgelegde geldboete van EUR 190,00 subsidiair 4 dagen hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 24 augustus 2008 te Geertruidenberg toen (een) aldaar dienstdoende en in uniform geklede opsporingsambtenaar (te weten [verbalisant]) haar, verdachte, op verdenking van het overtreden van artikel 7 lid 1 sub a Wegenverkeerswet 1994 en/of artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en had vastgegrepen en/althans vast had, teneinde haar ter voorgeleiding aan een hulpofficier van justitie ten spoedigste over te brengen naar het politiebureau te Oosterhout, zich met geweld tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, heeft verzet door te proberen haar, verdachtes, arm in een andere richting te bewegen dan dat bovengenoemde opsporingsambtenaar die arm wilde brengen;
2.
zij op of omstreeks 24 augustus 2008 te Geertruidenberg opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant] en/of [verbalisant 2] (beiden hoofdagent van politie Midden en West Brabant), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd (onder meer) de woorden "klootzak" en/of "flikker" en/of "je hebt een kut kop" en/of “teringlijers" en/of "mietje", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht -anders dan de advocaat-generaal en verdachtes raadsvrouwe- niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Aan het onderzoek ter terechtzitting zijn wel aanwijzingen ervoor te ontlenen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde handelingen, maar niet dat die hebben plaatsgevonden nadat zij door een verbalisant rechtmatig was aangehouden
Niet is namelijk aannemelijk geworden dat de rol van de verdachte tijdens de daaraan voorafgaande autorit een andere was dan die van passagier. Om die reden kon bij verbalisant [verbalisant] dan ook redelijkerwijs niet de verdenking rijzen dat zij betrokken was bij een verkeersongeval, terwijl er in het geheel geen aanwijzingen voor bestonden dat dat door een gedraging van haar was veroorzaakt.
In het proces-verbaal van aanhouding heeft [verbalisant] gerelateerd dat de aanhouding tevens stoelde op artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. Dienaangaande heeft te gelden dat, nu verdachte in het geheel niet verzocht is zich te identificeren, bij de verbalisant evenmin een redelijk vermoeden van schuld van overtreding van dat wetsartikel kon ontstaan.
Van feiten en omstandigheden die zouden moeten leiden tot de vaststelling dat verdachte is aangehouden op verdenking van het gepleegd hebben van enig (ander) strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, is evenmin gebleken.
Uit dit één en ander trekt het hof het gevolg dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, zodat de verbalisanten te dezen niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren.
Dit leidt er toe dat verdachte tevens zal worden vrijgesproken van de onder 2. ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat de belediging door de verdachte werd aangedaan aan ambtenaren gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 24 augustus 2008 te Geertruidenberg opzettelijk beledigend
[verbalisant] in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd (onder meer) de woorden "klootzak" en "flikker" en "je hebt een kut kop" en teringlijers" en "mietje",
en
[verbalisant 2] in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord “teringlijers”.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt -ook in zijn onderdelen- slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaard feit of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 266, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Namens verdachte is bepleit dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder dat een straf wordt opgelegd. Daartoe is betoogd dat bij de bewezen verklaarde beledigingen geen omstanders aanwezig waren en dat die woorden niet beledigend waren bedoeld maar een uiting vormden van frustratie over eerder die nacht plaatsgevonden gebeurtenissen.
Het hof zal de verdediging daar niet in volgen.
Aan het beledigend karakter van de bewezenverklaarde uitlatingen kan de omstandigheid, dat geen omstanders aanwezig waren, noch de gestelde gemoedstoestand van de verdachte afdoen. Gezien de grove aard van de beledigingen en de omstandigheid dat verdachte eerder voor belediging is veroordeeld, acht het hof het niet raadzaam te bepalen dat geen straf zal worden opgelegd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Breda van 9 december 2008, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van
8 oktober 2007 onder parketnummer 07-600458-07 opgelegde voorwaardelijke geldboete van EUR 190,00, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14g, 23, 24, 24c, 57 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 2 bewezen verklaarde oplevert:
Eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis
van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 8 oktober 2007 onder parketnummer
07-600458-07, te weten van:
een geldboete van EUR 190,00 (honderd negentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H.D. Bergkotte, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. F.A.G.M. Vluggen,
in tegenwoordigheid van mw. H. van Zandbeek, griffier,
en op 9 februari 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.