8.2. In aanvulling op de feiten, zoals het hof deze in het tussenarrest heeft vastgesteld, is in dit hoger beroep het volgende van belang.
8.2.1. Aan [Y.] zijn op 31 januari 2001 door Beheer-en Exploitatiemaatschappij [Z.] B.V. (hierna: Beheer-en Exploitatiemij) de aandelen geleverd in Machinefabriek [Z.] B.V. (hierna: Machinefabriek). Machinefabriek was 100% aandeelhoudster en bestuurster van [X.] Engineering bv (hierna: Engineering). [Y.] werd derhalve (indirect) 100% aandeelhouder in Engineering. Tevens werd hij medebestuurder van Engineering.
8.2.2. Voorafgaand aan deze transactie maakten Machinefabriek en Engineering deel uit van de [Z.] Groep. Onder meer maakten voorts deel uit van deze groep [X.] Holding B.V. (hierna: Holding), Centrale Administratie [Z.] B.V., Beheer-en Exploitatiemij en Handelsmaatschappij [Z.] B.V.
8.2.3. In 1997 had Engineering van Holding een lening ontvangen ten bedrage van f 2.930.852,--. Van deze lening stond eind 2001 nog een aflossingstermijn open van f 100.000,-- (€ 45.378,05). Op 5 december 2001 heeft Holding ter zake aan Engineering een aanmaning gezonden.
Op 13 februari 2002 is Engineering door Holding gedagvaard en op 12 maart 2002 is zij vervolgens bij verstek veroordeeld om een bedrag van € 50.542,98 met rente en kosten aan Holding te voldoen. In de daaropvolgende verzetprocedure heeft Engineering bij verzetdagvaarding van 19 april 2002 een incident tot oproeping in vrijwaring van Beheer-en Exploitatiemij opgeworpen. Engineering voerde daartoe aan dat op 15 februari 2002 tussen Engineering en Beheer-en Exploitatiemij een vaststellingsovereenkomst was gesloten, waarin Engineering (onder meer) werd gevrijwaard voor alle verplichtingen aan derden, daterende van vóór 1 januari 2001. Op 10 december 2002 (aldus [Y.] in de cva) of op 9 juli 2003 (aldus Holding in haar pleidooi onder
nr 12) heeft de rechtbank Breda het vrijwaringsverweer verworpen en Engineering veroordeeld het gevorderde aan Holding te betalen. Het hof zal in het navolgende de datum van 10 december 2002 aanhouden.
8.2.4. Op enig moment, naar [Y.] onbetwist heeft gesteld: voordat hij de aandelen overnam, waren de bankrekeningen van Machinefabriek en Engineering onder toezicht gesteld van de afdeling Bijzondere Kredieten Begeleiding van ABN AMRO bank. Dit houdt onder meer in dat betalingen op deze rekeningen direct in mindering werden gebracht op het aan de rekeninghouders verstrekte krediet (en zij hier dus zonder toestemming van de bank niet over konden beschikken ten behoeve van de bedrijfsvoering).
8.2.5. In een brief van 2 mei 2001 aan Beheer-en Exploitatiemij en aan Machinefabriek had de bank meegedeeld dat zij van mening was dat de overdracht van de aandelen van Machinefabriek slecht was geregeld en dat zij hierin aanleiding kon zien het krediet aan Machinefabriek in te trekken. In afwachting van de verkrijging door de bank van in die brief genoemde gegevens was de bank vooralsnog bereid de bestaande kredietverlening aan Machinefabriek te handhaven (op een lager peil) (prod 10 mva). Aan Machinefabriek en Engineering werd bij overeenkomst van 12 juni 2001 gezamenlijk een hernieuwd (verlaagd) krediet verstrekt van f 2.050.000,-- onder in die overeenkomst genoemde voorwaarden en zekerheden, waaronder een pandrecht op alle vorderingen, een hoofdelijke aansprakelijkheid van Machinefabriek en Engineering voor elkaars schulden en een net-worth verklaring verstrekt door Beheer-en Exploitatiemij (prod. 5 mva). Dit krediet was door de bank dagelijks opzegbaar (prod. 9 mva).
8.2.6. Op 27 december 2001 schreef de bank aan Machinefabriek en Engineering dat Beheer-en Exploitatiemij de net-worth verklaring had opgezegd (prod. 11 mva). De bank sommeerde de vennootschappen uiterlijk 4 januari 2002 mee te delen welke vervangende zekerheden zij haar konden bieden. Als er geen conveniërende zekerheden zouden worden geboden, zou de bank op 4 januari 2002 het krediet opzeggen. Voorts schortte de bank per direct de bevoegdheid op om van de bestaande kredietfaciliteit gebruik te maken, hetgeen betekende dat de bank geen uitgaand betalingsverkeer op de rekeningen meer toestond.
Machinefabriek en Engineering hebben aan de bank geen aanvullende zekerheden verstrekt. De bank heeft echter het krediet niet op 4 januari 2002 opgezegd.
8.2.7. Machinefabriek had, zo staat als onvoldoende betwist vast, op 1 januari 2002 € 143.295,62 (f 315.782,--) opeisbaar van Engineering te vorderen.
8.2.8. Op 1 januari 2002 was het saldo op de bankrekening van Engineering bij ABN AMRO bank € 39.506,31 (prod 8 mva). Daarvan zijn vervolgens, naast bankkosten, op 16 februari 2002 betalingen afgegaan tot een totaalbedrag van € 20.536,33.
Blijkens de overgelegde onderliggende facturen zijn deze betalingen ten goede gekomen aan crediteuren van Machinefabriek.
Op 20 februari 2002 is het restant (€ 18.971,08) op de rekening van Engineering bij ABN AMRO bank overgemaakt naar de bankrekening van Machinefabriek bij ABN AMRO bank.
8.2.9. Engineering hield ook een bankrekening aan bij Rabobank. Hierop stond op 1 januari 2002 een bedrag van
€ 3.077,23. Vervolgens hebben, blijkens de overgelegde bankafschriften, vele mutaties plaatsgevonden. Uit de onder- liggende facturen valt na te gaan dat deze mutaties voor het overgrote deel betrekking hebben op de bedrijfsvoering van Machinefabriek in 2001 en begin 2002. Na 19 maart 2002 hebben eigenlijk geen mutaties meer plaatsgevonden die zagen op de bedrijfsvoering van Machinefabriek, met uitzondering van een “interne overboeking” op 28 maart 2002 van € 7.500,-- naar de ABN AMRO-rekening van Machinefabriek, een creditering op 3 september 2002 van € 8.574,89 en een betaling op 12 september 2002 van € 8.100,-- aan Maveco B.V. (een vennootschap waarvan [Y.] de aandeelhouder is) onder de omschrijving “crediteuren [Z.] betalen via Maveco”. Daarna stond op deze rekening nog € 559,26.