ECLI:NL:GHSHE:2010:4336

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
20-003999-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na terugverwijzing door de Hoge Raad in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 december 2010 uitspraak gedaan na terugverwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan de teelt van hennep, maar de Hoge Raad vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar het hof. Het hof overwoog dat de verdachte, door de loods onder te verhuren aan onbekenden, willens en wetens de kans had aanvaard dat er een hennepkwekerij zou worden opgezet. Echter, bij het onderzoek in hoger beroep bleek dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om het opzet op medeplichtigheid aan te tonen. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk en een geldboete, maar het hof oordeelde dat de eerdere veroordeling niet kon worden gehandhaafd. Het hof sprak de verdachte vrij, omdat de bewezenverklaring niet kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De uitspraak van de Hoge Raad had duidelijk gemaakt dat de eerdere bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van de wet. Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de opzet op medeplichtigheid konden onderbouwen, waardoor de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003999-09
Uitspraak : 9 december 2010
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad, op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 augustus 2006, parketnummer 01-826653-06 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, en tot een geldboete van EUR 2.000,--, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 27 juni 2005 tot en met 22 augustus 2005 te Eindhoven tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk en al dan niet in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 268 hennepplanten en/of delen daarvan en/of ongeveer 11.400 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan welaangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 juni 2005 tot en met 22 augustus 2005 te Eindhoven met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk en al dan niet in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 268 hennepplanten en/of delen daarvan en/of 11.400 hennepstekken , althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op in of omstreeks van 27 juni 2005 tot en met 22 augustus 2005 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pandvoor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Vrijspraak
Bij arrest van 21 mei 2007 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ten laste van verdachte bewezen verklaard dat hij het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe is onder meer het volgende overwogen:
“Uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de processtukken blijkt het volgende:
  • verdachte heeft verschillende malen vanaf 2002 (bedrijfs)ruimtes gehuurd die hij – naar zijn zeggen – vervolgens heeft onderverhuurd aan anderen, in welke ruimtes vervolgens hennepkwekerijen zijn aangetroffen ( [dossiernummer 1] : in 2002 in Tilburg, pagina’s 29-30, in 2003 in Dongen, pagina’s 33-34, in 2004 te Nieuwendijk, pagina 36, in 2004 te Kaatsheuvel, pagina’s 34-35);
  • verdachte heeft in 2002-2003 te Waalwijk zelf een hennepkwekerij gehad (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en verklaring van de verdachte d.d. 9 januari 2003, [dossiernummer 1] , pagina’s 31-33);
  • verdachte heeft op 15 mei 2004 een bedrijfsruimte (loods) aan de [adres] te Eindhoven gehuurd voor EUR 14.000,- exclusief BTW per jaar van een zekere [naam verhuurder] . Verdachte heeft deze ruimte gehuurd om – naar zijn zeggen – sterrenkijkers te produceren. Verdachte is verschillende malen in gebreke geweest bij het betalen van zijn huurpenningen aan [naam verhuurder] (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, tevens verklaring van de verdachte d.d. 1 september 2005, [dossiernummer 2] , pagina’s 40-41);
  • verdachte heeft vervolgens de van [naam verhuurder] gehuurde loods onderverhuurd aan – naar zijn zeggen – twee personen die de loods zouden gebruiken voor het opslaan van meubels. Verdachte kende – naar zijn zeggen – geen adresgegevens van deze personen en had evenmin hun telefoongegevens. Verdachte beschikte slechts over een kopie van een identiteitsbewijs waarop een foto met een man erop te zien was die leek op één van de huurders (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep);
  • verdachte heeft [naam verhuurder] niet om toestemming gevraagd om de loods te mogen onderverhuren, noch was hem dit contractueel toegestaan (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep);
  • ook in deze loods is een hennepkwekerij aangetroffen, d.d. 22 augustus 2005 ( [dossiernummer 2] , pagina’s 24-25);
  • verdachte heeft geen controle uitgeoefend op het gebruik van de loods door de onderhuurders (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep).
Het hof overweegt dat verdachte – door de loods onder te verhuren aan personen die hij niet kende of kon traceren en gezien in het licht van zijn bovengenoemde ervaring met hennepkwekerijen – willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in genoemde loods een hennepkwekerij zou worden opgezet. Het hof acht derhalve (voorwaardelijk) opzet op medeplichtigheid aan het opzettelijk kweken van hennep, bewezen.”
De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 november 2009 het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 21 mei 2007 vernietigd en de zaak naar hetzelfde hof terugverwezen. In genoemd arrest overwoog de Hoge Raad:
“Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte opzet heeft gehad op de medeplichtigheid aan de teelt van hennep, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.”
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 november 2010 zijn geen feiten en omstandigheden naar voren genomen die tezamen en in verband met de reeds hierboven genoemde feiten en omstandigheden alsnog de opzet op de medeplichtigheid aan de teelt van hennep constitueren.
Het hof is mitsdien van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 9 december 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.