In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 december 2010 uitspraak gedaan na terugverwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan de teelt van hennep, maar de Hoge Raad vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar het hof. Het hof overwoog dat de verdachte, door de loods onder te verhuren aan onbekenden, willens en wetens de kans had aanvaard dat er een hennepkwekerij zou worden opgezet. Echter, bij het onderzoek in hoger beroep bleek dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om het opzet op medeplichtigheid aan te tonen. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk en een geldboete, maar het hof oordeelde dat de eerdere veroordeling niet kon worden gehandhaafd. Het hof sprak de verdachte vrij, omdat de bewezenverklaring niet kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De uitspraak van de Hoge Raad had duidelijk gemaakt dat de eerdere bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van de wet. Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de opzet op medeplichtigheid konden onderbouwen, waardoor de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de ten laste gelegde feiten.