Mondelinge behandeling 23 juni 1999
Hof: De zaken 97/20484, 97/20485, 97/20486, 97/20487, 97/20488, 97/20489, 97/20490, 97/20492, 97/20494, 97/20496, 97/20497, 97/20498 en 97/20499 worden gelijktijdig behandeld. Voor zover het de boete betreft in het openbaar. Er zijn drie strafzaken: G, faillissementsfraude en artikel 68 AWR. De strafkamer van het Hof heeft in de G-zaak vorige week uitspraak gedaan?
B: Er is hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de Rechtbank.
I: In de artikel 68 AWR-zaak is vonnis gewezen. Hiertegen is hoger beroep ingesteld. Het vonnis d.d. 31 maart 1999 wordt overgelegd.
B: Hiertegen bestaat geen bezwaar.
Hof: Uit dit vonnis blijkt dat A in persoon veroordeeld wordt voor artikel 225 Sr, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is voor wat betreft de artikel 68 AWR-zaak. De straf is 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Moet de boete over 1991 niet vervallen?
I: Mijns inziens niet, niet-ontvankelijkverklaring geeft geen samenloop.
Hof: Hoe staat het met de invordering?
I: B.V.: fl. 35.000 betaald; fl. 19.000 verrekend en fl. 7,8 mln staat open. Belanghebbende: fl. 8,2 mln schuld, waarvan fl. 13.000 betaald, fl. 68.000 verrekend en fl. 8,1 mln openstaat. Belanghebbende en de B.V. zijn failliet. Wat de inning betreft zitten wij hier voor des keizers baard.
Hof: Wat is er gebeurd met de omzetbelastingzaken?
I: De naheffingsaanslagen zijn opgelegd, er is bezwaar gemaakt en er is uitspraak gedaan, maar geen beroep ingesteld. Het betreft ± fl. 3 mln inclusief boetes en rente.
I: De pleitnota van belanghebbende heb ik per fax ontvangen. Ik heb geen bezwaar tegen overlegging van de bijlagen. Ik neem kennis van de brieven van de curator van 2 juni 1999, 22 juni 1999 en 23 juni 1999. Ik heb geen bezwaar tegen overlegging. Ik heb geen bezwaar tegen overlegging van de brieven van belanghebbende van 21 juni 1999 en 22 juni 1999 met bijlagen.
B: Ik ken de brief van 22 juni 1999 van de curator, maar die van 23 juni 1999 niet. Die zal ik van hem krijgen. Die stukken kunnen tot de gedingstukken worden gerekend. De brief van de Inspecteur van 18 juni 1999 met bijlagen kunnen tot de gedingstukken worden gerekend.
Hof: Inzake de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. De termijn voor de motivering liep tot 18 november. Op 17 november komen 36 bladzijden binnen. Op 18 november ontvangt de Inspecteur een volledig exemplaar van de curator. Een half jaar later besluit de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Het Hof is voorlopig van oordeel dat het bezwaar niet niet-ontvankelijk is.
I: De vermogensbelasting is niet gemotiveerd.
Hof: Het bezwaar tegen de aanslag vermogensbelasting 1993 is wél gemotiveerd. De jaren 1994 en 1995 zijn anders. Wat betreft de omkering van de bewijslast wordt gesteld dat belanghebbende vragen niet heeft beantwoord. Belanghebbende stelt de stukken niet te hebben. Het Hof krijgt het beeld dat belanghebbende wel volledig inzagerecht en kopierecht had, zij het onder toezicht.
B: Dat is hetgeen de officier van justitie stelt. Ik heb daar gezeten met ambtenaren in mijn nek die steeds vragen stelden. Dat was een verkapt verhoor. De controleverslagen zaten er niet bij. Uit het feit dat bij de curator geen vorderingen zijn ingediend kan toch worden afgeleid dat alles betaald is?
Hof: Waar is de brief van de officier van justitie van 20 september 1996?
I: Die leg ik over.
B: Geen bezwaar tegen overlegging.
B: Ik moet toch het dossier van D in kunnen zien? Dat is afgewezen in verband met onderzoeksbelang. Met betrekking tot het horen merk ik op, dat daaraan niet is voldaan.
Hof: Naar ons voorlopige oordeel moet u serieus rekening houden met omkering van de bewijslast. U had voldoende toegang tot de stukken en u heeft niets gedaan. Let wel, het betreft hier een voorlopig oordeel.
B: Ik heb wel iets gedaan, maar dat werkte niet.
Hof: Er zijn ook vragen waarop u zonder stukken wel antwoord had kunnen geven en ook dat heeft u niet gedaan. U had toegang tot de stukken en daaraan doet niet af dat de voorwaarden daarvoor u niet aanstonden. Inspecteur, het Hof heeft niet de uitstelbrief van 23 september 1996 die wordt genoemd in de uitspraak inzake de vennootschapsbelasting 1991.
I: Deze leg ik over.
B: Geen bezwaar tegen overlegging.
Hof: Het aangegeven vermogen in vermogensbelasting 1991 is fl. 418.000. Daartegen is wel een gemotiveerd bezwaar ingediend. Is een vermindering verleend?
I: Nee, dat had moeten gebeuren, maar is niet gebeurd.
Hof: Door de belastingschulden verdampt toch de hele correctie?
I: Zodra de aanslagen onherroepelijk komen vast te staan zal dat zo zijn.
Hof: Voor 1994 geldt hetzelfde. Aanslag over 1995 is conform de aangifte opgelegd, desondanks is er toch bezwaar ingediend. Zullen wij de vermogensbelasting 1991 en 1992 terugbrengen naar de aangifte onder de toezegging van de Inspecteur dat deze, indien de uitkomst over 1991 en 1992 daartoe aanleiding geeft, nog een verdere vermindering zal verlenen?
I: Akkoord.
B: Akkoord. Ik claim dienaangaande geen vergoeding van proceskosten.
Hof: Belanghebbende, op blz. 1 van het beroepschrift lijkt u te stellen dat de Inspecteur niet bevoegd is.
B: De ambtenaar die de navorderingsaanslag heeft opgelegd mag niet tevens uitspraak op bezwaar doen. Ik wilde dat nog nader uitzoeken.
Hof: Dat leidt niet tot vernietiging.
B: Er heeft nu niet iemand met een frisse blik naar de zaak gekeken.
I: Er is steeds overleg geweest met twee collega's. Bovendien had de curator daartegen geen bezwaar.
Hof: Ook het niet horen leidt niet tot vernietiging van de aanslag. Bovendien heeft de Hoge Raad voor de WARB uitdrukkelijk beslist dat wij de zaak niet mogen terugwijzen. Nu meer inhoudelijk: voor 1991 zijn er al 38 geschilpunten. Deze variëren van fl. 50.000 tot fl. 150.000 per geschilpunt. Het Hof wil dan ook 1992-1994 in de ijskast plaatsen en vooralsnog alleen 1991 behandelen. D zit in 1991 en dat is een grote correctie. Ook indien de bewijslast zou worden omgekeerd moet belanghebbende in staat worden gesteld bewijs te leveren. Het zeuren om stukken moet afgelopen zijn, dat moet geregeld worden.
I: Het getuigenaanbod van F vervalt, nu zijn verklaring is overgelegd. In reactie op de pleitnota van belanghebbende: de termijn begint niet te lopen op 8 november.
Hof: U kent reeds ons voorlopige oordeel. Belanghebbende krijgt de gelegenheid alsnog bewijs te leveren. Belanghebbende moet reageren voor inkomsten- en vennootschapsbelasting 1991 tezamen. Daarna komt 1992 aan de orde en als dat af is 1993.
I: Dit verbaast mij. Belanghebbende probeert de hele tijd uitstel te krijgen en dat wordt door het Hof verleend.
Hof: Tot nu toe hebben beide partijen zich vastgebeten in de formele kant. De materiële kant van de zaak is zwaar onderbelicht gebleven. Belanghebbende voert bijvoorbeeld verweer tegen de correctie D. De controleambtenaar rept daar niet over en merkt het bedrag als inkomen aan. De Inspecteur baseert zich geheel op de omkering van de bewijslast omdat vragen niet zijn beantwoord of de administratie ondeugdelijk is.
I: Belanghebbende heeft tot op de dag van vandaag geen vragen beantwoord. Het uitstel verbaast mij. De administratie is volstrekt ondeugdelijk op essentiële punten, bijvoorbeeld G. Wat zeggen stukken uit de administratie dan nog? Zie bijvoorbeeld H: zij heeft fl. 100.000 minder teruggekregen dan zij aan belanghebbende heeft betaald.
Hof: Voor de kwestie inzake H is misschien wel fl. 800.000 bijgeteld, terwijl de verklaring zegt dat er fl. 100.000 aan is overgehouden.
I: Dit roept dan weer de vraag waarvan de terugbetaling is geschied. De ene vraag roept de andere op. Belanghebbende heeft nooit inzage in de stukken willen hebben. Hij heeft al jaren de gelegenheid gehad de stukken in te zien.
B: De Inspecteur heeft snel uitspraak op bezwaar gedaan. Ik heb toch niet jaren de tijd gekregen?
I: Belanghebbende heeft de door mij gestelde vragen niet beantwoord, hij heeft daar geen moeite voor gedaan. Hij wendt zich niet eens tot de officier van justitie.
B: De Inspecteur heeft geen oog voor de realiteit. Ik had duizenden dossiers. Ik had bovendien wel wat anders aan mijn hoofd.
Hof: Als er geld van D is dan doet belanghebbende dat toch niet voor niets?
B: Er zijn toch declaraties? Ook voor H zijn er declaraties. Ik ben aangepakt door drie rechtszaken.
Hof: Het cijfermatige gegoochel is niet goed te volgen. U dreigt slachtoffer te worden van uw eigen rookgordijn.
B: Ik had geen rookgordijn. D bleef risico lopen dat de Inspecteur aanslagen op zou gaan leggen. Hij heeft met de Inspecteur een compromis bereikt om fl. 35.000 te betalen. Er is niet gegoocheld inzake D.
Hof: Ergens moet toch de schuld aan D op de balans verschijnen?
I: D zegt dat de 5 ton niet van hem zijn. De transactie van 500.000 DM zegt mij niets. D heeft dat keer op keer verklaard. Ik weet niet van wie het geld is. En als ik dat niet weet tel ik het bij. De bewijslast ligt bij belanghebbende. Hij heeft rente niet verantwoord en andere bedragen niet aangegeven. Daarmee heeft hij onjuiste aangifte gedaan.
Hof: De uitspraak die wij gaan doen moet wel stand houden. Daarom zal het Hof belanghebbende in de gelegenheid stellen nader bewijs te leveren. Als er sprake is van witwassen dan vloeit niet alles aan belanghebbende toe, maar heeft hij waarschijnlijk een goede provisie genoten. Het is niet uitgesloten dat een groot aantal correcties stand houdt. Maar is de aanslag in de huidige vorm niet een overkill? En u, belanghebbende, hoe ziet u de einduitkomst?
B: Ik was niet wit. In 1991 ben ik vrij gelaten uit de gevangenis in Frankrijk. Sindsdien woon ik in Nederland.
Hof: Staan er schulden op de balans?
B: Ja.
I: Die balans had belanghebbende allang aan mij kunnen overleggen.
Hof: Als D helemaal schoon is door een compromis dan had hij daarmee gewoon aangifte kunnen doen.
I: Blz. 3 van bijlage O: J zegt daar dat tonnen kwijt zijn die niet te traceren zijn.
Hof: Is de bestuurdersaansprakelijkheid ingeroepen?
I: Faillissement loopt nog. Curator heeft gezegd dat hij er wel over dacht.
Hof: De Ontvanger kan dat toch ook?
I: Niet bij faillissement.
Hof: Van de aanslagen gaat misschien iets af, maar waarschijnlijk geen grote bedragen.
B: Ieder bedrag zal ik in de toekomst moeten terugverdienen. Ik geef geen commentaar op de vraag of ik nog meer heb.
Hof: U zult levenslang nog aan de fiscus moeten betalen.
B: Dat zal zo zijn.
Hof: Tenzij u de fiscus iets kunt bieden.
B: Daarop heb ik geen commentaar. Ik heb niets aan te bieden. Als ik ergens nog iets had dan waren zij daar allang achter gekomen. Ik vind het erg dat er zoveel is misgegaan. Ik blijf doorvechten. Ik bijt mij erin vast.
Hof: Die strijdlustige houding zien wij niet terug in de stukken.
B: Zoals u daarstraks heeft gezegd heb ik mij ook vastgebeten in de formele aspecten. Om mij te verdedigen moet ik daartoe wel de gelegenheid krijgen. Ik ben bijvoorbeeld vrijgesproken voor de leaseauto. De processtukken brachten op dat punt uiteindelijk de oplossing.
I: Ik heb mij niet alleen op de formele aspecten vastgebeten. Mijn zeer uitgebreide brief van maart 1997 is een resultaat van twee weken overleg met de accountant.
Hof: Is het getuigenaanbod van blz. 41 'eerste reactie' door D en K gericht aan het Hof?
B: Ja, Ik weet dat K regelmatig in Nederland is en dat, als hij opgeroepen wordt, hij dan komt.
Hof: Wij weten nog niet of wij de getuigen zullen oproepen.
B: Ik zal hem vragen te komen.
Hof: Het Hof heeft zich beraden op het bezwaar van de Inspecteur dat belanghebbende nog gelegenheid zou krijgen bewijs te leveren. Het verzoek van belanghebbende om deze gelegenheid te krijgen is niet alleen van processuele aard. Hij wil die gelegenheid ook krijgen om aan te tonen dat de aanslagen te hoog zijn. Stel dat het verhaal van D waar is, dan dreigt dubbele heffing. En met betrekking tot het Zwitserland-verhaal geldt dat tegenover een opname een storting kan staan. Of er overtuigend kan worden aangetoond dat de opnamebriefjes dezelfde zijn als de stortingsbriefjes is de vraag.
I: En wat gebeurt als belanghebbende de stukken niet wil inzien?
Hof: Dat blijft niet zonder consequenties voor belanghebbende. Ook de Inspecteur heeft er belang bij dat belanghebbende over de stukken kan beschikken. U kunt daarin bemiddelen bij de officier van justitie.
I: Dat is juist. In een andere zaak kreeg belanghebbende kort na ons advies inzage.
B: Dat betrof inzage in 13 ordners in de zaak G Chemie.
I: Mijn indruk is dat belanghebbende meer heeft. Hoe kan hij anders weten hoe, wanneer en tot welke bedragen is gestort en opgenomen enz?
Hof: Belanghebbende krijgt tot 1 september 1999 de tijd om voor alle resterende aanslagen nader bewijs te leveren. Hij moet post voor post aangeven waarom die correctie ten onrechte is geschied. Voor 1991 zijn dat al 39 posten. Belanghebbende heeft al inzage- en kopierecht. Het is niet ideaal, maar daar kan het Hof niets aan doen. De reactie van belanghebbende gaat voor antwoord naar de Inspecteur. Daarna komt een nieuwe zitting en daar kan belanghebbende getuigen meebrengen, zoals D, K en andere getuigen. Van die getuigen wordt u verzocht bij brief aan het Hof opgave te doen.
B: Op uw vraag deel ik u mede geen bezwaar meer te hebben tegen de overlegging van de conclusie van dupliek.