- De medeverdachte [medeverdachte] heeft eveneens verklaard bij de overval betrokken geweest te zijn.
Het ging [verdachte] en hem daarbij om geld en bankkaarten (het hof begrijpt: bankpasjes).
Op 20 april 2006 zijn zij in Eindhoven in de straat van het voorval aangekomen. Ze wisten van te voren niet welk huis ze zouden kiezen. Ze besloten een woning te pakken. [verdachte] liep voorop. Ze zagen dat er een vrouw binnen was. [verdachte] zei dat hij eerst zou kijken of er meerdere mensen waren. In dat geval zou [verdachte] niet naar binnen gaan maar een of ander verhaal ophangen. Als alleen die vrouw thuis was zou [verdachte] naar binnen gaan. Hij, [medeverdachte], zou enige momenten later komen.
[verdachte] heeft een soort papier opgeraapt. [verdachte] zou het papier gebruiken als er een man aan de deur zou komen. Hij zou dan een smoes vertellen. [verdachte] heeft aangebeld en is naar binnen gegaan.
Hij, [medeverdachte], hoorde gegil en geschreeuw. Hij liep naar binnen en zag dat een vrouw op de grond lag. [verdachte] hield die vrouw vast.
Hij, [medeverdachte], deed de deur dicht. [verdachte] pakte de vrouw vast en legde haar in de woonkamer op de begane grond. [verdachte] vroeg haar om geld en pasjes.
Hij, [medeverdachte], wist welke spullen hij zou gaan vragen. Hij wist dat [verdachte] om de pincode zou gaan vragen. Dit hadden ze tevoren afgesproken
[verdachte] vroeg [medeverdachte] om een sloop. Hij, [medeverdachte], heeft met die sloop het gezicht van die vrouw bedekt. Hij zag dat [verdachte] geld en pasjes nam uit de portemonnee van die vrouw.
[verdachte] had de pasjes in zijn hand en vroeg de pincodes.
Hij, [medeverdachte], had een bivakmuts opgedaan. Dat was al in de hal.
Het was een bivakmuts die gemaakt was van een mouw van een trui. Het was een bivakmuts met twee gaten voor de ogen. Hij had die van tevoren al bij zich.
Hij had tevoren twee soortgelijke bivakmutsen, een aansteker in de vorm van een pistool en handboeien bij zich. Dit pistool was van hem. Hij ging met het pistool naar binnen. Het had een zwart met zilveren kleur. Het pistool is binnen tegenover de bewoonster gebruikt om haar bang te maken.
[verdachte] en hij wilden de vrouw mee naar zolder nemen om haar achter te laten. Dat gaf hun wat tijd om weg te komen.
Ze hebben haar naar zolder gebracht. Ze hadden haar geboeid. Hij, [medeverdachte], had haar geboeid in de woonkamer.
Op zolder is hij, [medeverdachte], degene geweest die een van haar handen heeft losgemaakt. Toen hij dat deed hoorde hij de stofzuiger beneden in huis. Toen raakten ze in paniek. Ze wisten niet meer hoe ze weg moesten komen. Ze hebben aan de vrouw gevraagd wie het was. Zij vertelde toen dat het de werkster was. Ze hebben aan de bewoonster gevraagd om de huishoudster ook naar boven te laten komen. Dit met het idee dat ze beiden dan in dezelfde ruimte zaten en zij, [verdachte] en [medeverdachte], makkelijker weg konden komen.
De bewoonster heeft toen vanaf het bed de huishoudster naar boven geroepen.
Hij, [medeverdachte], stond achter de deur van de zolderkamer en zag dat de deur geopend werd. De persoon die de deur opende heeft dan zicht op het bed en had ook zicht op [verdachte]. Hij, [medeverdachte], hoorde gillen en hoorde dat er snel de trap naar beneden werd afgerend. Hij zag vervolgens dat [verdachte] achter die persoon aanging.
Hij is toen ook naar beneden gegaan.
Hij zag in de woonkamer [verdachte]. Hij zag dat [verdachte] de werkster sloeg. Hij, [medeverdachte], heeft toen het raam opengedaan want hij wilde wegkomen. Hij heeft niet de voordeur geopend omdat de deurklink kapot was. Toen hij beneden kwam was de deurklink al kapot. De werkster lag op de grond. [verdachte] sloeg haar. [verdachte] riep dat deze vrouw de deurklink kapot had gemaakt en dat ze niet via de voordeur naar buiten konden.
Dat was de reden dat hij, [medeverdachte], het raam had open gedaan.
Hij riep tegen [verdachte] om te komen. Hij zag dat de werkster [verdachte] vasthield en in zijn kruis greep. Hij zag dat [verdachte] niet weg kon. Hij is toen naar [verdachte] gelopen. Hij heeft de betreffende vrouw toen met het door hem meegebrachte pistool geslagen.
Daarna is hij uit het raam geklommen. [verdachte] is achter hem aangekomen.
Nadat zij buiten waren realiseerden zij zich dat zij de door hun meegebrachte rugtas niet meer bij hun hadden. De rugtas was rood van kleur en hierin zaten persoonlijke spullen, zoals verzorgingspullen.
Toen hij, [medeverdachte], besefte dat hij de rugtas niet bij zich had, is hij weer via het raam naar binnen geklommen om de rugtas te gaan halen.
Hij heeft toen de rugtas gepakt en is weer door het raam naar buiten geklommen. Eenmaal buiten zag hij dat er veel mensen aanwezig waren. Toen een persoon aan zijn rugtas trok, liet hij deze los.
Hij is toen weggerend van het huis.