ECLI:NL:GHSHE:2009:BK8084

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 001483-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorlopige hechtenis van een verdachte in het kader van tijdelijke overlevering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2009 uitspraak gedaan over de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren op 12 februari 1976 in Beni Touzine, Marokko. De verdachte was verdacht van gekwalificeerde doodslag, gepleegd op 12 september 2007 te Roosendaal. Hij was op 10 januari 2008 in België aangehouden op basis van een Europees aanhoudingsbevel en werd tijdelijk overgeleverd aan Nederland voor verschillende periodes. De rechtbank te Breda had op 1 december 2009 het verzoek van de verdachte tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, waarop de verdachte in hoger beroep ging.

Het hof overwoog dat de verleende duur van het bevel tot gevangenhouding van negentig dagen niet was overschreden. Het hof stelde vast dat de tijd dat de verdachte rechtens van zijn vrijheid was beroofd in België, niet meetelde voor de Nederlandse voorlopige hechtenis. De tijdelijke overleveringen eindigden telkens op de door de Belgische autoriteiten gestelde data, waardoor de tijd van voorlopige hechtenis in Nederland niet liep. Het hof concludeerde dat er geen redenen waren om de voorlopige hechtenis op te heffen, gezien de ernstige bezwaren die nog steeds van kracht waren.

Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep van de verdachte afgewezen en de beslissing van de rechtbank bevestigd. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht, waarmee de zaak werd afgesloten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: AVNR. 001483-09
Parketnummer 1e aanleg: 02-811961-07
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch, gezien de akte van de griffier van de rechtbank te Breda van 4 december 2009, waarbij namens:
[verdachte]
geboren 12 februari 1976 te Beni Touzine (Marokko)
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
thans verblijvende in P.I. Breda - HvB De Boschpoort
hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Breda van
1 december 2009, bij welke beslissing het verzoek tot opheffing van de aan
[verdachte] opgelegde voorlopige hechtenis werd afgewezen.
gezien de beslissing waarvan beroep;
gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsman;
overwegende, dat het hof instemt met genoemde beslissing en de gronden waarop deze berust;
De voorgeschiedenis:
Verdachte is – verdacht van gekwalificeerde doodslag op 12 september 2007 te Roosendaal - op grond van een door de officier van justitie te Breda uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel 31 december 2007 op 10 januari 2008 in België aangehouden.
De procureur des konings te Antwerpen heeft aan de officier van justitie meegedeeld dat die aanhouding mede was “voor andere redenen op Belgische titel”, te weten tenuitvoerlegging van in België opgelegde vrijheidsstraffen.
Op verzoek van de officier van justitie in Breda heeft de procureur des konings ingestemd met tijdelijke overlevering van verdachte onder door hem bij brief van 28 februari 2008 gestelde voorwaarden, en wel voor de periode van 5 maart 2008 tot 30 april 2008,
telkens te 14.00 uur telkens aan de grens Essen – Roosendaal en Nispen.
Nadien heeft de procureur des konings, steeds onder gelijkluidende voorwaarden, nog ingestemd:
met een tweede tijdelijke overlevering van 21 oktober 2008 tot en met 29 oktober 2008,
met een derde tijdelijke overlevering van 19 januari 2009 tot en met 22 januari 2009 en
en met een vierde tijdelijke overlevering van 11 juni 2009 tot en met 17 juni 2009.
Op 4 november 2009, kennelijk na ommekomst van nog in België te executeren vrijheidsstraffen, is verdachte door België aan Nederland uitgeleverd / overgeleverd.
Na de eerste tijdelijke overlevering op 5 maart 2008 is verdachte in verzekering gesteld, en op 7 maart 2008 is door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Breda een bevel tot bewaring verleend voor een termijn van veertien dagen.
Bij beschikking van 19 maart 2008 heeft de rechtbank Breda de gevangenhouding verleend voor een termijn van negentig dagen.
Op de terechtzitting van 1 december 2009 van de rechtbank Breda heeft de raadsman verzocht om verdachte in vrijheid te stellen, nu er geen basis meer is voor voorlopige hechtenis, aangezien opgemelde termijn van negentig dagen al lang overschreden is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, telkens als verdachte naar Nederland kwam, het bevel gevangenhouding weer herleefde en dat telkens aan het einde van de tijdelijke overlevering de voorlopige hechtenis van rechtswege werd geschorst.
Het hof overweegt als volgt.
In de terminologie van artikel 68 van het Wetboek van Strafvordering loopt een van kracht zijnd bevel voorlopige hechtenis niet gedurende de tijd dat verdachte uit andere hoofde rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Dat nu is in de onderhavige kwestie het geval.
Naar het oordeel van het hof dient onder het rechtens van zijn vrijheid zijn beroofd als bedoeld in genoemd artikel 68 mede te worden verstaan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf in een ander land, zoals in casu België. Verdachte werd weliswaar meerdere malen (tijdelijk) overgeleverd aan Nederland door de Belgische justitiële autoriteiten, maar die overlevering eindigde telkens op de door die Belgische autoriteit daartoe als voorwaarde gestelde datum, zodat op die laatstbedoelde data telkens de tijd, dat verdachte uit anderen hoofde rechtens van zijn vrijheid was beroofd, weer aanving en om die reden telkens het van kracht zijnde Nederlandse bevel voorlopige hechtenis derhalve niet liep, zoals bedoeld in de eerste volzin van genoemd artikel 68.
Onweersproken is dat, rekening houdend met opgemelde periodes van tijdelijke overlevering, opgeteld bij de termijn tussen de datum van overlevering,
te weten 4 november 2009 en de datum van de terechtzitting op 1 december 2009,
de verleende duur van het bevel gevangenhouding van negentig dagen niet is overschreden.
Ook anderszins zijn er geen redenen om de voorlopige hechtenis op te heffen, nu de ernstige bezwaren en de gronden nog onverkort van kracht zijn.
Het hof verwerpt aldus het hoger beroep.
BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:
Wijst af het hoger beroep;
Bevestigt de beslissing waarvan beroep;
Aldus gedaan op 23 december 2009
door mr. J.P.F. Rijken, voorzitter, mr. F.J.M. Walstock en mr. G.P.M.F. Mols,
in tegenwoordigheid van mw. L.C.W. Wingens, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 23 december 2009
Gezien d.d.
De directeur van P.I. Breda - HvB De Boschpoort