Parketnummer : 20-000630-09
Uitspraak : 3 december 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 februari 2009, parketnummer 01-889047-08, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 01-839001-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Tilburg te Tilburg,
waarbij:
- verdachte ter zake van
o "medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd"
o "schuldheling"
o "medeplegen van: opzetheling"
o "deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven"
o "medeplegen van: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd"
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
- de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in hun vordering niet-ontvankelijk werden verklaard;
- een aantal in het vonnis nader genoemde in beslag genomen voorwerpen werd onttrokken aan het verkeer;
- een aantal in het vonnis nader genoemde in beslag genomen voorwerpen verbeurd werd verklaard;
- een aantal in het vonnis nader genoemde in beslag genomen voorwerpen werd teruggegeven aan verdachte;
- de tenuitvoerlegging werd gelast van een gedeelte groot 3 maanden van de onder parketnummer 01-839001-06 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van datgene dat van het aan de verdachte tenlastegelegde is bewezen verklaard.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor de onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren;
de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen;
- zal beslissen over de in beslag genomen goederen conform de beslissing van de rechtbank.
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2007 tot en met 13 mei 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op na te melden tijdstippen, op na te melden plaatsen, na te melden goederen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of een of meer van zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
- (zaakdossier 5/delict 7H-023-LN) in of omstreeks de periode van 14 maart 2005 tot en met 13 mei 2008, te Eindhoven, althans in Nederland, 76, althans een aantal, NEC LCD-schermen (type 2190UXI) en/of
- (zaakdossier 19/delict 8L-077-LN) in of omstreeks de periode van 2 april 2008 tot en met 13 mei 2008 te Eindhoven, althans in Nederland, een computer (merk HP Pavilion) en/of
- (zaakdossier 25/aangifte Canon Europa d.d. 15-01-08) in of omstreeks de periode van 14 januari 2008 tot en met 13 mei 2008 te Eindhoven, een fotocamera merk Canon Powershot;
(zaaksdossier 17/delicten 8D-073-BN en 8H-072-LN) hij op of omstreeks 16 maart 2008 te Oss tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een trekker (kenteken [kenteken]) met oplegger (kenteken [kenteken]) en/of 879, althans een aantal colli Lenco computerapparatuur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming door het forceren van het portierslot en/of het stuurslot van voormelde trekker;
(zaaksdossier 17/delicten 8D-073-BN en 8H-072-LN) hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2008 tot en met 17 maart 2008 te Oss en/of te Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een trekker (kenteken [kenteken]) met oplegger (kenteken [kenteken]) en/of 879, althans een aantal colli Lenco computerapparatuur, in elk geval enig goed, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormelde trekker met oplegger en computerapparatuur wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2007 tot en met 12 mei 2008 te Brunssum en/of te Eindhoven, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke pers(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of [bedrijf] en/of een meer andere rechtsperso(o)n(en) en hem, verdachte, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk, het plegen van gewoonteheling en/of opzetheling en/of valsheid in geschrifte (zie zaaksdossier 140 Wetboek van Strafrecht en de bovenvermelde tenlastegelegde feiten);
hij op of omstreeks 13 mei 2008 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 9,77 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of 3/4 methyleen-dioxymethamfetamine en/of
- 2,68 gram, althans enige hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- 8,71 gram, althans enige hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of MDA en/of MDEA en/of 3/4 methyleen-dioxymethamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. In deze weergave zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde schiet het bewijs, dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de daar genoemde fotocamera van diefstal afkomstig was, tekort. Bijgevolg zal het hof de verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Het hof acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. primair en het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het als volgt.
Met betrekking tot het onder 2. primair ten laste gelegde is het hof - met de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel dat wettig bewijs voor strafbare betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de trekker met oplegger en de Lenco computerapparatuur ontbreekt.
Wat betreft het onder 3. ten laste gelegde is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat enkele van de in de tenlastelegging genoemde personen aangemerkt kunnen worden als medeplegers van een bepaald strafbaar feit dan wel van bepaalde strafbare feiten. Dat er daarbij sprake was van een, voor het bestaan van een criminele organisatie vereist, gestructureerd samenwerkingsverband is evenwel niet gebleken.
Met betrekking tot het onder 2. subsidiair ten laste gelegde is het hof van oordeel dat, hoewel er in de loods goederen zijn aangetroffen die vermoedelijk juist uit de evengenoemde oplegger waren geladen, niet kan worden bewezen dat het hierbij om Lenco computerapparatuur ging. Mitsdien zal het hof de verdachte ook van dit onderdeel vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1., 2. subsidiair en 4. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks de periode van 14 maart 2007 tot en met 13 mei 2008 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen een aantal NEC LCD-schermen (type 2190UXI) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en/of een of meer van zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
hij omstreeks de periode van 2 april 2008 tot en met 13 mei 2008 in Nederland een computer (merk HP Pavilion) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
hij in de periode van 16 maart 2008 tot en met 17 maart 2008 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen voorhanden heeft gehad een trekker (kenteken [kenteken]) met oplegger (kenteken [kenteken]), terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van voormelde trekker met oplegger wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
hij op 13 mei 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en amfetamine en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
B.
i.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het eerste onderdeel van het onder 1. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat het bewijs dat verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de NEC LCD-schermen wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren, tekortschiet.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
ii.
Uit de hierboven bedoelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte 30 NEC LCD-schermen à 375 euro per stuk heeft gekocht van een persoon met wie hij sportte en waarvan hij alleen de voornaam kende. Voorts blijkt dat verdachte bij de aankoop van die schermen, waarmee een totaalbedrag van euro 11.250 was gemoeid, geen factuur heeft ontvangen en zich tevreden heeft gesteld met de uitleg van de verkoper dat de schermen afkomstig waren uit een faillissement. Het hof is van oordeel dat verdachte onder die omstandigheden bij het voorhanden krijgen van de LCD-schermen minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het goederen betrof die door misdrijf verkregen waren.
C.
i.
Door en namens de verdachte is voorts ten verweer betoogd dat hij van het tweede onderdeel van het onder 1. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat het bewijs dat verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de HP Pavilion computer wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was, tekort schiet.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
ii.
Verdachte heeft een computer gekocht van [medeverdachte 1], een persoon met wie hij zich, gelijk hieronder overwogen, eerder schuldig had gemaakt aan de heling van een trekker met oplegger. Bijgevolg mocht van verdachte verwacht worden dat hij bij [medeverdachte 1] zou informeren naar de herkomst van die computer. Dat verdachte daartoe is overgegaan is gesteld noch gebleken. Door onder die omstandigheden de computer te kopen heeft verdachte bij het voorhanden krijgen van die computer minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het een goed betrof dat door misdrijf verkregen was.
D.
i.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat:
- verdachte slechts heeft bemiddeld bij de stalling van de trekker met oplegger en niet heeft geweten dat hier om een gestolen trekker/oplegger en/of gestolen lading handelde;
- medeverdachte [medeverdachte 2] zich moet hebben vergist in zijn verklaring omtrent betrokkenheid van verdachte bij het lossen van de oplegger;
- als het hof zou menen dat [medeverdachte 2] de waarheid spreekt omtrent het handelend optreden van verdachte, dat nog niets zegt omtrent wetenschap of vermoeden bij verdachte met betrekking tot het gestolen karakter van de vrachtwagen en de lading.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
ii.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende.
Op 16 maart 2008 werd tussen 19.15 uur en 20.15 uur een oranje trekker, voorzien van het kenteken [kenteken], en een oplegger, voorzien van het kenteken [kenteken], weggenomen te Oss.
Op 16 maart 2008 om 20.30 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door verdachte. Verdachte vroeg naar het adres dat [medeverdachte 1] hem had gegeven: is dat Melick? [medeverdachte 1] antwoordde daarop: Roermond. Verdachte zei dat hij dacht dat "hij" onderweg was, maar dat [medeverdachte 1] dat dadelijk zou horen.
Op 16 maart 2008 om 20.32 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door verdachte. Verdachte vroeg of hij (een derde) er zo kan komen zonder problemen. [medeverdachte 1] antwoordde: ja. Verdachte zei ook: met die dinge dat die daar zo naar binnen kan rijden. [medeverdachte 1] zei: ja ja. Verdachte zei: hij is onderweg.
Op 16 maart 2008 om 20.35 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door verdachte. Verdachte zei: hun zijn nu aan het rijden. Ze komen vanuit Nijmegen. Ze komen van een heel andere kant af. [medeverdachte 1] zei: ja is goed. Een half uurtje of zo. Verdachte zei een kwartiertje van te voren bellen? [medeverdachte 1] zei: is goed.
Op 16 maart 2008 om 21.55 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door verdachte. Verdachte zei: hij is er zo. [medeverdachte 1] zei: ik ben er dus. Verdachte zei: dan hoor ik het zo.
Op 16 maart 2008 om 22.08 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door verdachte. Verdachte vroeg of [medeverdachte 1] hem even wil bellen want die bak ging niet over die route. Verdachte zei [telefoonnummer]. Even bellen. [medeverdachte 1] zei: is goed.
Op 16 maart 2008 om 22.10 uur belde [medeverdachte 1] naar [telefoonnummer] en een onbekende man nam op. De man legde uit waar hij zich bevond en [medeverdachte 1] legde uit hoe de man moest rijden. De man vroeg gaat dat met die bak. [medeverdachte 1] zei ja. De man zei dat het een megatrailer is. [medeverdachte 1] vroeg hoe hoog is die. De man zei 4 zoveel. [medeverdachte 1] zei dan kan hij hier niet eens naar binnen en dat hij niet wist hoe hoog de poort hier is. De man zei dat ze wel zullen kijken, anders laten ze de banden een beetje leeg. Vervolgens legde [medeverdachte 1] verder uit hoe de man moest rijden.
Op 17 maart 2008 om 00.42 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door verdachte. Verdachte zei was het iets met die auto. [medeverdachte 1] zei ja, weet ik niet. Moet ik even kijken. Ik denk het wel. [verdachte] zegt Oh dan hebben we weer een goede dag.
Op 17 maart 2008 werd vanaf 7.55 uur de loods van medeverdachte [medeverdachte 1], aan de [adres] te Roermond, door de politie geobserveerd. Men zag onder meer dat:
- om 12.35 uur verdachte, [persoon 1] en [medeverdachte 2] de loods binnengingen;
- om 13.35 uur de grote rolpoort van de loods geopend werd en een oranje trekker, voorzien van het kenteken [kenteken], gedeeltelijk de loods uitgereden werd;
- om 14.10 uur een opvallende surveillance auto van de politie ter plaatse kwam;
- om 14.12 uur verdachte in zijn auto stapte en wegreed.
In de loods trof de politie vervolgens voornoemde trekker alsmede de oplegger voorzien van het kenteken [kenteken] aan.
iii.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn betrokkenheid bij deze trekker en oplegger hierin bestond dat hij voor een persoon genaamd [persoon 2] aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gevraagd of er in diens loods een trekker met oplegger gestald mocht worden.
iv.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 16 juni 2008 bij de politie een verklaring afgelegd die onder inhoudt dat:
- verdachte hem op 16 maart 2008 heeft gebeld met de vraag of hij een trekker met een oplegger in zijn loods kon plaatsen;
- de door verdachte genoemde [persoon 2] toen de trekker met oplegger heeft gebracht;
- hij vervolgens naar de loods is gereden en toen die [persoon 2] heeft binnen gelaten.
v.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 29 mei 2008 bij de politie een verklaring afgelegd die onder meer inhoudt dat hij samen met verdachte, [persoon 1] en twee hem onbekende mannen de vrachtwagen heeft gelost. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof niet van feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan aan de geloofwaardigheid van deze verklaring - die deels steun vindt in hetgeen hierboven onder ii., iii. en iv. is weergegeven - zou moeten worden getwijfeld.
vi.
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden in onderling (tijdsverband) en samenhang bezien acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat voormelde trekker en oplegger van diefstal afkomstig waren ongeloofwaardig. Niet alleen hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 16 maart 2008 zeer kort nadat de trekker met oplegger waren gestolen herhaaldelijk telefonisch contact gehad over deze trekker met oplegger, maar ook hebben zij kort na middernacht gesproken over de vraag of het iets is met die auto. [medeverdachte 1] zegt dat hij denkt van wel, waarop verdachte mededeelt dat ze weer een goede dag hebben. De inhoud van dat gesprek verhoudt zich niet met de verklaring van verdachte die er op neer komt dat hij slechts voor een persoon genaamd [persoon 2] bemiddeld zou hebben in de stalling van de trekker met oplegger in de loods van [medeverdachte 1]. Het hof leidt uit de inhoud van dat gesprek in combinatie met het - ook door verdachte - op 17 maart 2008 in de namiddag lossen van de lading van de oplegger af dat verdachte en [medeverdachte 1] met name geïnteresseerd waren in de lading van die trekker. Dat zij (of een van hen) met recht over die lading kon beschikken is gesteld noch gebleken. Uit al het vorenstaande volgt, naar het oordeel van het hof, dat verdachte wist dat de trekker en oplegger van diefstal afkomstig waren.
E.
i.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het onder 4. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat hij de aangetroffen verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daartoe is aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in zijn woning. Hij denkt dat zijn partner, [partner], de verdovende middelen voor hem de woning heeft verborgen.
ii.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat het er voor gehouden moet worden dat degene in wiens woning verdovende middelen worden aangetroffen, wetenschap heeft van de aanwezigheid van die verdovende middelen in die woning. Dat geldt te meer indien deze worden aangetroffen op een toegankelijke plaats, hetgeen in deze het geval was. De bewezenverklaarde middelen zijn aangetroffen in de woonkamer van de woning van verdachte in een lage kast met laden . Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die het standpunt van verdachte, inhoudende dat hij met de aanwezigheid van die middelen in zijn woning niet bekend was, aannemelijk maken. Integendeel, zijn stelling dat [partner] de verdovende middelen in de woning voor hem heeft verborgen vindt weerlegging in de verklaring van die [partner] die er - zakelijk weergegeven - op neer komt dat de aangetroffen amfetamine van haar is en dat zij denkt dat de overige verdovende middelen - aangezien die niet van haar zijn - van verdachte zijn.
F.
Het hof verwerpt bijgevolg alle bewijsverweren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a., van het Wetboek van Strafrecht iuncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1., van diezelfde wet en bij artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a., van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2. bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a., van het Wetboek van Strafrecht iuncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1., van diezelfde wet.
Het onder 4. bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid, van diezelfde wet iuncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1., van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort weergegeven - het medeplegen van opzetheling van een aantal NEC LCD-schermen en een trekker met oplegger, opzetheling van een HP Pavilion computer en het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van materialen bevattende MDMA, cocaïne en amfetamine.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van - kort weergegeven -
- het medeplegen van opzetheling van een aantal NEC-LCD schermen, een Canon Powershot fotocamera en een trekker met oplegger
- schuldheling van een HP Pavilion computer
- deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
- het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van materialen bevattende MDMA, cocaïne en amfetamine
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte voor de door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde, voor zover betrekking hebbend op de Canon Powershot fotocamera, en het onder 3. ten laste gelegde en komt aldus tot een bewezenverklaring van minder feiten dan de eerste rechter en van minder feiten dan waarvan de advocaat-generaal bij het bepalen van haar vordering is uitgegaan.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat feiten als de onder 1. en 2. bewezen verklaarde de diefstal(len) van waardevolle goederen als de onderhavige bevorderen, feiten waardoor aanzienlijke schade wordt veroorzaakt aan de eigenaars van de betreffende goederen dan wel betrokken verzekeraars.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 oktober 2009, waaruit blijkt dat hij meermalen door een strafrechter is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet;
- het hem betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 3 maart 2006;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof verder acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met de onderhavige (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan acht het hof oplegging van de gevorderde gevangenisstraf in dit geval een passende reactie, ook nu minder wordt bewezenverklaard dan waarvan de advocaat-generaal in haar vordering is uitgegaan.
Van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Samsung monitor zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Ten aanzien van de na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een fototoestel met bijbehorende doos, een NEC monitor en een HP Pavilion computer, kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. Daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet. Op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet zullen deze voorwerpen daarom aan het verkeer worden onttrokken.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 25.821,99. De benadeelde partij is door de eerste rechter in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij kan niet in deze vordering worden ontvangen omdat het feit waarop de vordering betrekking heeft niet aan het oordeel van het hof onderworpen is.
Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf zal worden afgewezen, omdat die, naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, reeds bij arrest van 29 april 2009 door dit hof is gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14h, 14i, 14j, 36b, 36c, 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2. primair en 3. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1., 2. subsidiair en 4. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1. Medeplegen van opzetheling.
2. Medeplegen van opzetheling.
3. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
- diverse pillen en zakjes met MDMA en cocaïne, BRZ55.H08.1110.8;
- drugs in een flesje, Lemon Free Way GHB, BRZ55.H08.1301;
- 2 zakjes met drugs inhoud, 1 flesje Prodigy, BRZ55.H08.1302;
- een fles, inhoud: GHB, BRZ55.H08.4012;
- een zak(je), inhoud: wiet, BRZ55.H08.4015;
- een zakje met restsporen cocaïne, BRZ55.H08.4016.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- een fototoestel, Canon Powershot A 460, BRZ55.H08.1105;
- een NEC LCD-monitor, BRZ55.H08.1107;
- een doos van Canon digitale camera Powershot A460, BRZ55.H08.1121.01;
- een computer, HP Pavilion a6000, BRZ55.H08.4004.
Gelast de teruggave aan verdachte van een Samsung BR21CS LCD monitor, BRZ55.H08.1124.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde 1], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te 's-Hertogenbosch van 29 juli 2008, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch van 3 mei 2006 onder parketnummer 01-839001-06 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Aldus gewezen door
mr. H.D. Bergkotte, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.M.G. Smit,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 3 december 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.