ECLI:NL:GHSHE:2009:BK6601

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
OV 958.09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 591a Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 december 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek was ingediend door een gewezen verdachte die verzocht om een vergoeding uit 's Rijks kas voor de kosten van rechtsbijstand. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen de verzoeker was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de verzoeker recht had op rechtsbijstand. De opgegeven kosten voor de rechtsbijstand werden voldoende onderbouwd en het hof oordeelde dat deze kosten niet als bovenmatig konden worden aangemerkt.

De raadsvrouw van de verzoeker had verzocht om een hogere vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden die door de raadsvrouw waren aangevoerd niet voldoende waren om een hogere vergoeding dan het forfaitaire bedrag toe te kennen. Het hof heeft uiteindelijk een vergoeding van EUR 1.665,05 toegekend, maar het meer of anders verzochte werd afgewezen. De voorzitter van het hof heeft de tenuitvoerlegging van deze beslissing bevolen en gelast dat het bedrag binnen zes weken aan de raadsman van de verzoeker zou worden betaald.

Uitspraak

Beslissing van de raadkamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van:
[gewezen verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [woonplaats], [adres],
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn raadsman mr. J.C. Oudijk,
te [plaats],[adres].
Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding uit 's Rijks kas ter zake van de kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Onderzoek van de zaak
Het verzoek is op 17 november 2009 door de raadkamer in het openbaar behandeld.
Het hof heeft kennis genomen van de conclusie van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verzoeker naar voren is gebracht.
De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek.
Beoordeling
Het verzoek is tijdig ingediend.
Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, blijkt dat de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd parketnummer het laatst voor dit hof werd vervolgd en is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Uit de aard van de strafzaak vloeit de wenselijkheid voor de gewezen verdachte voort om zich van rechtsbijstand te voorzien. De opgegeven kosten worden genoegzaam gestaafd door de overgelegde declaratie en het beloop daarvan valt - mede gelet op omvang en verloop van de strafzaak - niet als bovenmatig aan te merken. Aan de hand van deze norm komt ter zake van kosten van rechtsbijstand een bedrag van EUR 1.665,05 (incl. BTW) voor vergoeding in aanmerking.
In aanvulling op het verzoekschrift heeft de raadsvrouw van verdachte ter terechtzitting van het hof verzocht om voor het indienen van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling daarvan niet het forfaitaire bedrag van EUR 540,00 toe te kennen, maar EUR 700,00. Deze verhoging is volgens de raadsvrouw geïndiceerd omdat zij vanaf het kantoor in Venlo een lange reistijd heeft en zij speciaal voor deze zaak naar ’s-Hertogenbosch is afgereisd. Zij baseert zich daarbij op een aanbeveling van de NVVR waarin voor sommige gevallen een hogere vergoeding dan het standaardtarief wordt aanbevolen.
De advocaat-generaal acht het disproportioneel om de vergoeding voor het indienen van een verzoekschrift en de mondelinge behandeling daarvan hoger vast te stellen dan het forfaitaire bedrag.
Het hof overweegt het volgende.
Bij de vaststelling van de forfaitaire bedragen is uitgegaan van de gemiddelde kosten voor het indienen en mondeling behandelen van verzoekschriften. Dat daar voor de ene zaak meer (reis)tijd mee gemoeid is dan voor een andere, is daarin meegewogen. Het hof is van oordeel dat de door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden niet een toekenning van een hoger bedrag dan het forfaitaire bedrag rechtvaardigen. Het hof wijst het verzoek in zoverre af.
Gelet op al het voorgaande wordt een vergoeding toegekend van EUR 1.665,05 (duizend zeshonderdvijfenzestig euro en vijf cent).
BESLISSING:
Het hof:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van EUR 1.665,05 (duizend zeshonderdvijfenzestig euro en vijf cent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door mr. K. van der Meijde, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 december 2009.
De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van deze beslissing en gelast de griffier van dit hof binnen zes weken na deze uitspraak aan verzoeker te betalen een bedrag van EUR 1.665,05 (duizend zeshonderdvijfenzestig euro en vijf cent) door overmaking daarvan aan de raadsman van verzoeker, mr. J.C. Oudijk, op rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].