ECLI:NL:GHSHE:2009:BK6342
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- H. Harmsen
- J.F. Dekking
- S.B.M. Voorhoeve
- Rechtspraak.nl
Vormverzuim bij verhoor verdachte en toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een verwijzingszaak van de Hoge Raad waarin enkel de straf aan het oordeel van het hof was onderworpen. De verdachte was op 15 maart 2006 aangehouden en had niet de gelegenheid gekregen om een advocaat te raadplegen voor zijn eerste verhoor. Dit vormverzuim, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, leidde tot de vraag of de verklaringen van de verdachte, afgelegd tijdens dat verhoor, als bewijs konden worden gebruikt. Het hof oordeelde dat het verzuim had geleid tot een situatie waarin de verdachte niet op een eerlijke manier was gehoord, wat in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf, maar de verdediging pleitte voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, wat zou leiden tot strafvermindering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet de gelegenheid is geboden om een advocaat te raadplegen, en dat hij uitdrukkelijk had aangegeven dat hij een advocaat wilde spreken. Dit vormverzuim leidde tot de conclusie dat de verklaringen van de verdachte niet als bewijs konden worden gebruikt. Het hof oordeelde dat, hoewel het verzuim niet leidde tot bewijsuitsluiting, het wel moest worden gecompenseerd door middel van strafvermindering. Uiteindelijk heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, en het vonnis waarvan beroep te vernietigen, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen. De uitspraak werd gedaan op 24 november 2009.