ECLI:NL:GHSHE:2009:BK5775

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000820-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen verschoonbare termijnoverschrijding bij instellen hoger beroep door verdachte die in Nederland verblijft

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 10 februari 2009. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië, was op 10 februari 2009 in persoon gedagvaard, maar heeft niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen hoger beroep ingesteld. De verdediging stelde dat de dagvaarding niet in het Engels was gesteld, de moedertaal van de verdachte, en dat dit in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof overwoog echter dat artikel 6 EVRM enkel vereist dat de verdachte in een begrijpelijke taal op de hoogte wordt gesteld van de strafrechtelijke beschuldigingen, en niet noodzakelijkerwijs van andere informatie zoals de oproepingsfunctie of de procedure voor hoger beroep. Het hof concludeerde dat de verdachte, die al geruime tijd in Nederland woonde en bekend was met het Nederlandse strafvorderlijke systeem, voldoende in staat was om de betekenis van de dagvaarding te begrijpen. De verdachte had bovendien de verantwoordelijkheid om zich te laten informeren over de juridische procedures. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000820-09
Uitspraak : 28 september 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 10 februari 2009 in de strafzaak met parketnummer 02-628939-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn hoger beroep omdat verdachte dit niet tijdig heeft ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Volgens het bepaalde in artikel 408, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering kan hoger beroep worden ingesteld gedurende veertien dagen na de einduitspraak indien de dagvaarding aan de verdachte in persoon is betekend.
In het onderhavige geval is de dagvaarding om ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 10 februari 2009 om 13.30 uur te verschijnen aan verdachte in persoon uitgereikt op 10 februari 2009 om 13.00 uur in de penitentiaire inrichting te Tilburg.
Bij (verstek)vonnis van 10 februari 2009 heeft de politierechter de verdachte veroordeeld.
Het hoger beroep is op 10 maart 2009 - en dus meer dan veertien dagen na de einduitspraak - ingesteld.
Verdachtes raadsvrouwe heeft aangevoerd dat er sprake is van een verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn door verdachte doordat de dagvaarding in de Nederlandse taal – welke verdachte onvoldoende machtig is – was gesteld. Verdachtes voertaal is Engels. De raadsvrouwe heeft voorts aangevoerd dat verdachte op grond van artikel 6 van het EVRM aanspraak heeft op een dagvaarding in zijn eigen taal. Indien hij een dagvaarding in de Engelse taal had ontvangen, dan had hij op de achterkant daarvan de mogelijkheden tot het instellen van hoger beroep kunnen lezen, aldus de raadsvrouwe.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof overweegt dat art. 6 EVRM weliswaar voorschrijft dat een verdachte in een voor hem begrijpelijke taal op de hoogte wordt gesteld van hetgeen hem strafrechtelijk wordt verweten (de tenlastelegging), doch dat dit niet zonder meer geldt voor andere informatie zoals de oproepingsfunctie van de dagvaarding of de informatie met betrekking tot het instellen van rechtsmiddelen. Hierbij gaat het om de vraag of de verdachte heeft kunnen begrijpen wat de status en betekenis is van het hem uitgereikte stuk. Daarbij heeft een in Nederland verblijvende verdachte een eigen verantwoordelijkheid om zich eventueel te laten informeren over de betekenis van dat van justitie afkomstige stuk.
Uit de processtukken blijkt dat verdachte reeds geruime tijd in Nederland verblijft. In de beschikking van de Staatssecretaris van justitie d.d. 2 december 1998, waarbij de verdachte ongewenst vreemdeling is verklaard, wordt vermeld dat de verdachte naar diens eigen zeggen in 1995 in Nederland is binnengekomen. De oudste strafrechtelijke veroordeling in Nederland dateert (volgens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 augustus 2009) van 28 februari 1995. Sedertdien is de verdachte vijftien keer strafrechtelijk veroordeeld waarbij in tien zaken hoger beroep is ingesteld. Verdachte is dus bekend met het Nederlandse strafvorderlijke systeem.
Daarnaast is de dagvaarding aan verdachte in een penitentiaire inrichting uitgereikt. Aangenomen kan worden, mede gelet op het feit dat de eigen taal van de verdachte het Engels is, dat verdachte aldaar gelegenheid had om zonodig navraag te doen over de status en de betekenis van het hem uitgereikte stuk.
Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte in voldoende mate heeft begrepen, althans heeft kunnen begrijpen, wat de betekenis was van de hem in persoon uitgereikte dagvaarding.
Het hof is daarom van oordeel dat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding bij het instellen van hoger beroep.
De verdachte is daarom niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. H.P. Vonhögen,
in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoekstra, griffier,
en op 28 september 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.P. Vonhögen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.