ECLI:NL:GHSHE:2009:BK5229

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002041-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk opzet op doodslag in het verkeer met twee dodelijke slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor doodslag, meermalen gepleegd. De verdachte, geboren in 1973 en woonachtig in België, was betrokken bij een verkeersongeval op 10 oktober 2008 te Ulicoten, waarbij twee fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dodelijk gewond raakten. De verdachte reed met een snelheid tussen de 74 en 101 km/u en vertoonde slingerend rijgedrag, wat leidde tot de fatale aanrijding. Tijdens de rechtszaak voerde de verdediging aan dat de verdachte geen voorwaardelijk opzet had, omdat zij in een staat van geestelijke verwarring verkeerde, aangeduid als een 'kortstondige kortsluiting in de hersenen'. Dit verweer werd door het hof verworpen, omdat uit deskundigenrapporten bleek dat de verdachte wel degelijk besef had van haar handelen, ook al was zij verminderd toerekeningsvatbaar. Het hof oordeelde dat de verdachte met haar rijgedrag de aanmerkelijke kans op de dood van de fietsers had aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor acht jaar. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om de verkeersveiligheid te waarborgen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002041-09
Uitspraak : 2 december 2009
TEGENSPRAAK
(promis)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 28 mei 2009 in de strafzaak met parketnummer 02-801172-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [woonplaats] (België), [adres],
thans verblijvende in PI Breda Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda,
waarbij verdachte wegens “doodslag, meermalen gepleegd” is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar, met verbeurdverklaring van verdachtes personenauto [personenauto].
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen, bewezen zal verklaren hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd (“doodslag, meermalen gepleegd”), en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar en met verbeurdverklaring van verdachtes personenauto [personenauto].
De raadsman heeft namens de verdachte bepleit primair vrijspraak en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair.
zij op of omstreeks 10 oktober 2008 te Ulicoten, gemeente Baarle-Nassau, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een (bestel-)auto, voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van zijn/haar/hun fiets(en) gereden, door met de door haar bestuurde (bestel-)auto, met hoge/aanzienlijke snelheid en/of slingerend over de weg, (achter) tegen de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of van die [slachtoffer 2] te rijden en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zelf te rijden, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn overleden.
subsidiair.
zij op of omstreeks 10 oktober 2008 te Ulicoten, gemeente Baarle-Nassau, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Meerleseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en of onnadenkend en/of ondeskundig rijdend met dat door haar bestuurde motorrijtuig over die Meerleseweg (richting Ulicoten), terwijl (op korte afstand) voor haar aan de rechterzijde van die weg, twee fietsers, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in dezelfde richting als verdachte fietsten, en/of slingerend en/of met hoge of aanzienlijke, althans hogere dan ter plaatse toegestane, in elk geval met een gegeven de verkeerssituatie te hoge snelheid, tegen de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zelf aan te rijden, waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn gedood.
Bewijsmotivering
Verkeersongeval
Op 10 oktober 2008 om 14.53 kreeg de politie een melding van een verkeersongeval op de Meerleseweg te Ulicoten. Ter plaatse zagen de verbalisanten een blauwe bestelauto – een [personenauto] – op zijn kop in de sloot liggen. Onder de voorzijde van het voertuig lag het lichaam van een man, met de benen bekneld. Deze man was reeds overleden.
Om de hoek (hof: hoek Armeshof/Meerlesestraat) lag het lichaam van een vrouw in de sloot. Deze vrouw was reeds overleden.
De latere verdachte [verdachte] stond op de weg. Zij werd door een omstander aangewezen als de bestuurster van de [personenauto].
De overleden man bleek te zijn: [slachtoffer 1]. Vastgesteld is dat de heer [slachtoffer 1] door een verkeersongeval een niet-natuurlijke dood is gestorven ten gevolge van multiple traumata.
De overleden vrouw bleek te zijn: [slachtoffer 2]. Vastgesteld is dat mevrouw [slachtoffer 2] door een verkeersongeval een niet-natuurlijke dood is gestorven ten gevolge van multiple traumata.
Technische bevindingen
Uit technisch onderzoek van de aangetroffen situatie, de auto en de fietsen is gebleken dat de [personenauto] in een drift raakte, waarna het voertuig zich over een afstand van circa 54 meter over de rijbaan van de Meerleseweg verplaatste. Het aangetroffen driftspoor nam een aanvang op de met beton verharde rijbaan van de Meerleseweg. De oorzaak van de drift is niet gelegen in het corrigeren van het voertuig na onverhoopt in de berm geraakt te zijn. De auto raakte met de linker zijkant de achterzijde van de damesfiets, ten gevolge waarvan de damesfiets met de bestuurster (hof: mevrouw [slachtoffer 2]) linksom tegen de [personenauto] sloeg. Hierdoor hebben de damesfiets en het lichaam van de bestuurster een onbekende baan afgelegd waarna de bestuurster in de sloot terecht kwam.
Ongeveer drie meter na de botsing met de damesfiets kwam de [personenauto] in botsing met de herenfiets, die eveneens aan de achterzijde werd aangereden. Uit het sporenonderzoek aan de auto, de herenfiets en een boom bleek dat op het moment van de botsing de herenfiets met de achterzijde tussen de [personenauto] en een boom heeft gezeten. De achtervelg en het achterspatbord waren met grote kracht samengedrukt waarbij de linkerachterasmoer van de herenfiets een indruk in de boom maakte.
De auto sloeg om de boom heen en kwam met de zijde tegen het talud van de sloot tot stilstand. Hierbij raakte de bestuurder van de herenfiets (hof: de heer [slachtoffer 1]) bekneld tussen de [personenauto] en het talud van de sloot.
De Meerleseweg is te Ulicoten bestaat uit één rijbaan met twee rijstroken. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. De weg is ter plaatse 4,20 meter breed.
De snelheid van de [personenauto] bedroeg ten minste 74 kilometer per uur en ten hoogste 101 kilometer per uur.
Getuige [getuige]
Getuige [getuige] verklaart dat zij op 10 oktober 2008 over de Meerleseweg te Ulicoten reed. Ze zag een haar tegemoetkomende auto, een donkerblauwe [personenauto], uit de richting van Meerle met hoge snelheid en slingerend over de weg rijden. De auto had de gehele rijbaan nodig. De rijbaan is ter plaatse niet breed. [getuige] reed met de auto naar de kant omdat ze uit angst voor een aanrijding niet durfde te riskeren om door te rijden en de [personenauto] te passeren.
[getuige] zag twee haar tegemoet komende fietsers rijden, ter hoogte van de Ameshof. Ze was bang dat gezien het rijgedrag van de bestelauto dat de fietsers aangereden zouden worden. De [personenauto] reed eerst links de berm in en draaide vervolgens rechtsom om zijn as. De [personenauto] raakte de fietsers, die ten val kwamen. De [personenauto] kwam gedeeltelijk in de sloot terecht.
Nadat de bestuurster van de [personenauto] uit de auto was gestapt hoorde [getuige] de bestuurster zeggen: “Ik heb al anderhalf jaar een rotjaar. Ik ga door het lint. Ik heb mij afgereageerd op de weg”, of woorden van gelijke strekking.
Verklaringen verdachte bij de politie
Verdachte verklaarde dat op 10 oktober 2008 allerlei dingen door haar hoofd speelden. Ze wilde al enige tijd stoppen met werken, maar haar partner wilde dat niet. Verdachte wilde door haar partner onderhouden worden. Ze voelde zich door hem verplicht om te werken. Ze moest die middag gaan werken en stapte in haar auto, een blauwe [personenauto]. Ze voelde zich niet goed, razend, rottig, kwaad en “financieel vermoord”.
De kwaadheid bestond uit vervelende gevoelens die ze niet elders kwijt kon en die ze heeft afgereageerd in het verkeer. Ze had het gevoel dat ze iets moest doen, maar ze wist niet wat. Daardoor is ze onnozel gaan doen in het verkeer. Op de “grote baan”, de Meerleseweg in de richting van Ulicoten, is ze anders gaan rijden. Ze voelde zich niet al te goed in haar hoofd, maar op dat moment werd het teveel. Ze voelde zich nog rottiger dan ze zich eerder al voelde. Ze is daardoor agressiever gaan rijden. Met agressief rijden bedoelt verdachte met overdreven snelheid rijden en slingeren. Ze reed harder dan was toegestaan. Ze is slingerend/schommelend over de weg gereden. Ze reed daarbij midden over de weg. Ze heeft meerdere malen het stuur op en neer bewogen waardoor de auto ging slingeren. De auto begon te schudden. Op een gegeven moment duurde het te lang en toen kon ze de auto niet onder controle houden. Ze had geen grip meer op de weg. De auto begon te glijden als op een ijsplek. Toen is ze aan de kant, met de auto op zijn kop in de sloot terecht gekomen.
Verdachte heeft de fietsers niet gezien omdat ze zich zo aan het afreageren was.
Met de slingerende bewegingen wilde ze iets bereiken naar haar partner toe. Ze wilde hem duidelijk de vraag stellen wat hij nu belangrijker vond, centen of een gehandicapt persoon. Ze wilde een ongeluk veroorzaken met betrekking tot zichzelf. Hij zou erachter komen als er een ongeluk van zou komen. Ze heeft geen rekening gehouden met verkeer vóór of achter zich. Ze heeft daar gewoon niet naar gekeken. Er ging slechts door haar hoofd dat er iets moest gebeuren. De situatie was al te lang bezig. Ze liet haar gevoelens gaan. Ze had een gevoel naar zelfmoord toe.
Verklaring verdachte in eerste aanleg
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 14 mei 2009 verklaard dat zij ten tijde van het tenlastegelegde afgezonderd van alles was. Ze is met het stuur van links naar rechts gaan zwaaien. Haar hoofd hield ze daarbij naar beneden gericht. Er ging van alles door haar heen.
Ze zat vol negatieve gevoelens en wist niet wat ze met zichzelf aan moest.
Verdachte reed bijna dagelijks over de Meerleseweg en was er goed bekend.
Verklaring verdachte in hoger beroep d.d. 18 november 2009
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de Meerleseweg niet zo heel breed is. Wanneer men te maken krijgt met een tegemoetkomende auto is het goed mogelijk elkaar te passeren. Wanneer het tegemoetkomende verkeer bestaat uit een breed landbouwvoertuig is het passeren minder makkelijk en moet soms de eigen snelheid worden aangepast of zelfs uitgeweken worden naar de berm. Wanneer er fietsers op de rijbaan vóór de auto uit rijden en er is sprake van een tegemoetkomende auto, moet gewacht worden met het passeren van de fietsers totdat het tegenliggende verkeer is gepasseerd. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij als bestuurster van een auto weet dat je altijd rekening moet houden met de omgeving waarin gereden wordt en dat de snelheid moet worden aangepast aan de verkeerssituatie.
Verdachte heeft voorts verklaard zich te kunnen herinneren dat zij korte trekkende bewegingen aan het stuur heeft gemaakt, waarna haar auto is gaan slingeren.
Ze had het “zwaar in haar hoofd” en daar wilde ze iets aan doen. Ze voelde een neiging tot zelfmoord.
Verweren verdediging
De advocaat-generaal heeft de bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, doodslag, meermalen gepleegd, gevorderd en daartoe aangevoerd dat verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet had op de dood van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Verdachtes raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers heeft aanvaard, omdat
1. bij verdachte de bewustheid van de kans dat het tenlastegelegde gevolg zou intreden, ontbrak. Verdachte zou niet hebben nagedacht over wat er zou kunnen gebeuren omdat er een “kortstondige kortsluiting in de hersenen” plaatsvond.
2. bij verdachte geen sprake is geweest van het bewust aanvaarden van de kans op de dood van de medeweggebruikers.
Ad 1.
De raadsman beroept zich ten aanzien van de door hem gestelde “kortstondige kortsluiting in de hersenen” op de rapporten van de gedragsdeskundigen, waaruit blijkt dat verdachte aan diverse stoornissen lijdt. De psychiater heeft voorts geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een explosie van woede ontstond waarbij zij niet meer in staat was helemaal helder na te denken en ten volle de gevolgen van haar handelen te overzien. De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte zich bevond in een heftige gemoedsbeweging, waarbij haar affecten haar dusdanig overspoelden dat zij niet alleen haar zelfbeheersing verloor, maar ook de realiteitstoetsing door de hevige affectstuwing verminderde. Ook spreekt de psycholoog van een kortsluiting in de zin van een intrapsychische ontlading.
Het hof overweegt het volgende.
Bij de beoordeling van dit verweer stelt het hof voorop dat er pas geen sprake meer kan zijn van opzet, indien bij de verdachte zou blijken van een zodanige ernstige geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat de verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken.
De raadsman miskent in zijn betoog dat beide gedragsdeskundigen slechts een gedeeltelijke beperking van de verstandelijke capaciteit van verdachte beschrijven. De psychiater beschrijft immers dat verdachte “niet meer in staat was om helemaal helder te denken en ten volle de gevolgen van haar handelen te voorzien”. Daarmee wordt geïmpliceerd dat verdachte voor een gedeelte nog wel degelijk helder kon denken en de gevolgen kon overzien.
De psycholoog vermeldt uitdrukkelijk dat verdachte weliswaar besef had van haar handelen, doch dat zij zich bevond in een toestand van enige bewustzijnsvernauwing, althans een verstoring van de realiteitstoetsing. Ten aanzien van de “kortsluiting” vermeldt de psycholoog uitdrukkelijk dat in situaties van oplopende emotionele druk dat alles kan leiden tot een kortsluiting. De psycholoog heeft echter niet geconcludeerd dat een dergelijke kortsluiting zich heeft voorgedaan, dan wel dat die kortsluiting ook een volledige verstoring van de denkcapaciteit met zich mee heeft gebracht. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de psycholoog verklaard dat zich bij verdachte een spanning opstapelde met waanideeën. Verdachte zag geen uitweg meer waardoor haar bewustzijn enigszins werd vernauwd. De consequentie hiervan is dat ze haar handelen minder kon overzien. Ook uit de verklaring en het rapport van de psycholoog volgt dus dat het denken werd beïnvloed, maar niet dusdanig dat verdachte in het geheel geen zicht meer had op haar handelen.
Ook overigens is niet uit de processtukken gebleken dat zich een dusdanige “kortsluiting in de hersenen” heeft voorgedaan waardoor verdachte in het geheel niet meer bewust kan zijn geweest van haar handelen. Aldus is niet aannemelijk geworden dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Ad 2.
Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman – samengevat – betoogd dat uit de feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat verdachte de kans op het intreden van de dood bewust heeft aanvaard. Het is aannemelijk dat verdachte de fietsers niet heeft gezien, hoewel het buiten kijf staat dat zij de fietsers had kunnen waarnemen. Verdachte heeft niet bewust ingereden op de fietsers. Dat zij de fietsers heeft geraakt is een gevolg van een stuurcorrectie die verdachte heeft uitgevoerd om op de weg te blijven en tengevolge waarvan de auto om zijn as is gaan wentelen.
Het hof overweegt het volgende.
Uit bovengenoemde technische bevindingen, de verklaringen van getuige [getuige] en de verklaringen van verdachte, stelt het hof vast dat verdachte met een snelheid tussen de 74 en 101 kilometer per uur heen en weer trekkende bewegingen aan het stuur is gaan maken waardoor zij met haar auto over de volle breedte van de weg is gaan slingeren, waarna de auto in een drift is geraakt en verdachte de macht over het stuur kwijt raakte. Verdachte hield op een gegeven moment ook haar hoofd naar beneden zodat zij geen zicht meer had op de weg en de omgeving. De fietsers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden vervolgens dodelijk geraakt door het voertuig van verdachte.
Daarnaast stelt het hof vast dat verdachte heeft verklaard de gehele dag al te verkeren in een gemoedstoestand van onvrede met haar situatie en woede. Tijdens het rijden werden die gevoelens nog erger en verdachte wilde een daad stellen: er moest “iets” gebeuren.
Hoewel het hof uit de verklaring van verdachte niet kan opmaken of verdachte nu zelfmoord wilde plegen, wilde zorgen dat zij gehandicapt zou raken, slechts materiële schade aan haar auto wilde veroorzaken of dat zij aan het lot wilde overlaten wat er met haar en/of haar auto zou gebeuren, stelt het hof in ieder geval vast dat verdachte met haar rijgedrag wilde bewerkstelligen dat haar ter plaatse een ongeluk in het verkeer zou overkomen.
Weliswaar gaat het hof er vanuit dat verdachte daarbij niet (boos) opzet heeft gehad om de toevallig op dat moment aanwezige fietsers dodelijk te raken, maar verdachte heeft met haar gedragingen zoals hierboven vermeld wel willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat medeweggebruikers, in dit geval twee fietsers, door haar toedoen zouden komen te overlijden. Daarbij overweegt het hof nog dat uit haar verklaring ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat verdachte wist dat ook fietsers gebruik maken van de betreffende weg.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 10 oktober 2008 te Ulicoten, gemeente Baarle-Nassau, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een (bestel-)auto, voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun fietsen gereden, door met de door haar bestuurde (bestel-)auto, met hoge snelheid en slingerend over de weg achter tegen de fietsen van die [slachtoffer 1] en van die [slachtoffer 2] te rijden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft op dezelfde gronden waarop is betoogd dat verdachte op het moment van haar daad ieder inzicht in de reikwijdte van haar gedragingen ontbeerde, aangevoerd dat het bewezenverklaarde feit haar niet kan worden toegerekend zodat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt als volgt.
Twee gedragsdeskundigen hebben een onderzoek gedaan naar verdachtes geestvermogens. De gedragsdeskundigen hebben het volgende geconstateerd.
Bevindingen drs. F.C.P. Zuidhof, forensisch GZ-psycholoog.
Psycholoog Zuidhof heeft – kort samengevat – beschreven dat verdachte een gemiddeld intelligente, doch verder psychisch erg kwetsbare en afhankelijke c.q. steunbehoeftige vrouw is, die weinig psychische druk aan kan en reeds vanaf de vroege volwassenheid een chronisch wantrouwen en achterdocht beleeft ten opzichte van anderen dan wel instituties, waarbij hun beweegredenen worden geïnterpreteerd als kwaadwillig. Verdachte voldoet daarmee aan de criteria van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis. In geval van toenemende stress laat zij episodisch al vele jaren een paranoïd-psychotische symptomatologie zien, dan weer minder, dan weer sterk op de voorgrond, doch in feite immer aanwezig. Haar krampachtige verlangen naar een symbiotische relatie, waarin zij volledig verzorgd en bescherm wordt, wijst tevens naar een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Zij gaat daarbij tot het uiterste om volledige verzorging en steun te krijgen. Voorts is er sprake van jarenlange alcoholafhankelijkheid.
Wordt de situatie van het moment van het tenlastegelegde in ogenschouw genomen, dan bevond verdachte zich in een hevige gemoedsbeweging, waarbij haar affecten haar dusdanig overspoelden dat zij niet alleen haar zelfbeheersing verloor, maar ook de realiteittoetsing door de hevige affectstuwing verminderde. Deze gemoedstoestand kwam voort uit jarenlange gevoelens van dat anderen haar moedwillig kwellen, van ervaren jarenlange psychische overmacht, van langdurige aanpassing, van eveneens langdurig opgekropte woede en het alsmaar ondervinden dat zij als persoon niet werkelijk gehoord werd.
Er was bij verdachten ten tijde van het tenlastegelegde sprake van een vermenging van een heftige affectieve opwindingstoestand enerzijds en anderzijds een waancoloriet van paranoïde inhoud. Op grond van deze aspecten is het waarschijnlijk dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde weliswaar besef had van haar handelen, doch dat zij zich bevond in een toestand van enige bewustzijnsvernauwing, althans een verstoring van de realiteitstoetsing, waardoor zij verblind werd voor de mogelijke consequenties van haar gedrag voor anderen c.q. goederen.
Psycholoog Zuidhof concludeert dat verdachte moet worden beschouwd als verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het tenlastegelegde.
Bevindingen N.A. Marcos-Kingsale, psychiater.
Psychiater Marcos-Kingsale heeft – kort samengevat – beschreven dat betrokkene lijdt aan een waanstoornis, aan alcohol-afhankelijkheid en aan een paranoïde en afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Betrokkene heeft een diepgaand wantrouwen en achterdocht die qua tijd en omvang verder reikt dan de waanstoornis. Dit heeft geleid tot opgekropte frustraties en opgekropte woede over vanuit haar beleving haar aangedaan onrecht door partner en Belgische Staat. Voorafgaande aan het tenlastegelegde ontstond een explosie van woede, waarbij betrokkene niet meer in staat was helemaal helder te denken en ten volle de gevolgen van haar daden te overzien. Alle opgekropte boosheid en woede werden voelbaar. Vanuit deze gedachte, irritatie en woede begon ze sneller te rijden en met de auto te slingeren.
Psychiater Marcos-Kingsale concludeert dat, gezien de invloed van de stoornis op het tenlastegelegde, verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Gelet op de geconstateerde problematiek achten beide deskundigen behandeling, waaronder begrepen een medicamenteuze behandeling met antipsychotica, en begeleiding noodzakelijk. En hoewel een dergelijke behandeling bij voorkeur in een juridisch kader zou dienen plaats te vinden, achten zij het opleggen van een maatregel niet wenselijk.
Conclusie hof
Het hof volgt de conclusies van de gedragsdeskundigen en legt deze ten grondslag aan de beslissing. Het hof beschouwt verdachte aldus ten tijde van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar. Dit oordeel van het hof impliceert dat het bewezen verklaarde feit aan verdachte kan worden toegerekend. Het hof verwerpt aldus het door de raadsman gevoerde verweer dat het feit de verdachte niet kan worden toegerekend.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De eerste rechter heeft verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar opgelegd. De officier van justitie is hiertegen in beroep gekomen omdat zij de opgelegde gevangenisstraf te veel vond afwijken van de door haar gevorderde acht jaar gevangenisstraf. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep eveneens acht jaar gevangenisstraf gevorderd.
Verdachtes raadsman heeft het hof verzocht om – indien het hof tot een strafoplegging zou komen – een gevangenisstraf van maximaal vier jaren op te leggen opdat een gedeelte van die vier jaren voorwaardelijk zou kunnen worden opgelegd. Als bijzondere voorwaarde zou daarbij opgelegd kunnen worden – zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen – een behandeling in een forensisch psychiatrische afdeling of een psychiatrische polikliniek, in het kader van een verplicht reclasseringstoezicht.
Het hof overweegt het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte is in een explosie van woede met haar auto over de gehele breedte van de weg gaan slingeren. Verdachte had daarbij een snelheid tussen de 74 en 101 kilometer per uur. Op een gegeven moment hield ze haar hoofd naar beneden en lette ze niet meer op de weg of de omgeving. Kennelijk maakte het verdachte niet uit of ze daarbij een boom, een tegemoetkomende auto of fietsers zou raken. Deze volstrekte onverschilligheid ten aanzien van andersmans lot heeft twee toevallig aanwezige fietsers het leven gekost.
In het algemeen wordt voor een enkelvoudige doodslag een gevangenisstraf voor de duur van zes à acht jaar opgelegd. In de onderhavige zaak is er sprake van twee dodelijke slachtoffers. Derhalve zou een gevangenisstraf voor de duur van acht à tien jaar op zijn plaats zijn.
Nu verdachte – als hierboven omschreven – moet worden beschouwd als verminderd toerekeningsvatbaar, zal het hof de gevangenisstraf beperken tot de hierboven genoemde ondergrens van zes jaar.
Gezien bovenstaande overwegingen met betrekking tot de ernst en omstandigheden van het feit, ziet het hof geen ruimte om verdachte een gevangenisstraf voor de duur van maximaal vier jaar waarvan een gedeelte voorwaardelijk op te leggen met bijzondere voorwaarden, zoals door de raadsman bepleit. Het hof is van oordeel dat een behandeling weliswaar is geïndiceerd door de gedragsdeskundigen, maar – nu dat een dergelijke strafmodus zou inhouden dat verdachte slechts een beperkte gevangenisstraf zou kunnen worden opgelegd – bij de afweging van de strafmodaliteit het opleggen van een langdurige gevangenisstraf prevaleert.
Ontzegging rijbevoegdheid
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen. Daarbij overweegt het hof in het bijzonder dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 november 2009 heeft verklaard dat zij meermalen uiting heeft gegeven aan haar woede –aanvallen door hard en gevaarlijk te rijden met haar auto. Het hof acht het dan ook zeer van belang dat verdachte gedurende vele jaren geen motorrijtuig zal besturen.
Beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto [personenauto], volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Doodslag, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 (acht) jaren.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten een personenauto [personenauto].
Aldus gewezen door
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. N.J.M. Ruyters en mr. H.P. Vonhögen,
in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoekstra, griffier,
en op 2 december 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.P. Vonhögen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.