ECLI:NL:GHSHE:2009:BK4061

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000553-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen met crimineel verkregen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar het hof kwam tot een andere conclusie. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van EUR 48.100,-- en een BMW, waarvan het hof oordeelde dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2005 en 28 juni 2007, waarbij de verdachte samen met anderen handelde in strijd met de Opiumwet. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de illegale activiteiten van haar ex-echtgenoot en dat zij van de criminele herkomst van de goederen op de hoogte was. De verdachte ontkende echter dat het geld en de auto van haar waren en stelde dat deze door haar ex-echtgenoot waren verkregen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen wist van de criminele activiteiten, maar ook dat zij financieel profiteerde van de opbrengsten daarvan. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 100 uren. Het hof verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd en gelastte de teruggave van enkele voorwerpen aan derden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 420bis en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000553-09
Uitspraak : 18 november 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 februari 2009 in de strafzaak met parketnummer 01/839249-07 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [datum in 1956],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij de verdachte ter zake van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde werd vrijgesproken, doch ter zake van:
- het onder 1 bewezen verklaarde medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- het onder 2 bewezen verklaarde medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren alsmede een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast werden in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer, verbeurd verklaard of teruggegeven aan de verdachte.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is door de officier van justitie, blijkens de bijlage van de appelakte, uitdrukkelijk beperkt tot de vrijspraak van hetgeen de verdachte onder 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd.
De door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten zijn mitsdien niet aan het oordeel van het hof onderworpen, terwijl dat eveneens geldt voor de daarmee verbandhoudende beslissingen met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen die onder de nummers 2 tot en met 9, 12, 13 en 18 tot en met 22 op de beslaglijst zijn vermeld.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte (partieel) zal vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde, namelijk voor zover het de Volkswagen Golf betreft, en het onder 3 primair ten laste gelegde voor het overige bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, als vermeld onder 1, 11, 14 tot en met 17, 23 en 24 op de beslaglijst.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover thans aan de orde - ten laste gelegd dat:
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 juni 2007, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten (een) hoeveelheid/hoeveelheden euro's (te weten EUR 48.100,--), althans van enige valuta en/of één of meer auto's (te weten een BMW en/of een Volkswagen Golf) en/of één of meer ander(e) voorwerp(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
die/dat voorwerp(en), - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en/of heeft/hebben zij en/of haar mededader(s) dat/die voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van één of meer voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, zulks terwijl zij,verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op/in of omstreeks de periode 20 oktober 2005 tot en met 28 juni 2007 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een hoeveelheid geld (te weten 48.100 euro) en/of één of meer auto('s) (te weten een BMW en/of een Volkswagen Golf) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld en/of die auto('s) wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging bedoelde Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken]) heeft witgewassen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het aangetroffen geldbedrag van EUR 48.100,-- niet van de verdachte is en dat de BMW, voorzien van kenteken [kenteken BMW], is gefinancierd door middel van een lening, terwijl het openbaar ministerie niet heeft aangetoond dat die voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf, laat staan dat de verdachte daarvan wetenschap had.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
Bij een doorzoeking van verdachtes woning aan het [adres] te [pleegplaats 1] op 28 juni 2007 werden in de vitrinekast geldbedragen van EUR 22.600,-- en EUR 500,-- en op de verwarmingsketel een geldbedrag van EUR 25.000,-- aangetroffen. Bij dit adres stond eveneens een BMW, type 335i, voorzien van kenteken [kenteken BMW] geparkeerd. In de woning werden verder onder meer diverse verpakkingen met wiet en wietresten, weegschalen, een geweer, een gasalarmpistool inclusief patronen en een geldtelmachine aangetroffen.
Ten aanzien van de aangetroffen geldbedragen
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de geldbedragen in de vitrinekast van haar ex-echtgenoot [A] zijn. Tegenover de politie verklaarde zij over het geld in de vitrinekast verder dat zij dat geld mocht gebruiken voor boodschappen.
[C, de ‘schoonzoon’ van verdachte en medeverdachte A] heeft verklaard dat [A] hennep verhandelde aan Polen en dat hij weleens heeft gezien dat het geld daarvoor aan [A] in de woonwagen van zijn schoonmoeder (het hof begrijpt: de verdachte) werd overhandigd, vervolgens werd geteld met een geldtelmachine en werd opgeborgen in de, zich in die woonwagen bevindende, spiegelkast. Het waren behoorlijke pakketten met bankbiljetten.
Bovendien is van belang dat de door de verdachtes ex-echtgenoot gedreven autohandel was gevestigd aan [het adres van autobedrijf] te [pleegplaats 2] en derhalve niet (meer) op het [naam/adres woonwagenkamp] te [pleegplaats 1].
Het hof trekt daaruit, mede gelet op de grote hoeveelheid geld die is aangetroffen, de conclusie dat niet alleen het geld in de vitrinekast maar ook dat op de verwarmingsketel afkomstig is uit de hennephandel van verdachtes ex-echtgenoot. Dit geldt temeer nu de verdachte voor de aanwezigheid van het geld op de verwarmingsketel in haar woning geen aannemelijke verklaring heeft gegeven.
Ten aanzien van verdachtes wetenschap dat het crimineel geld was, wijst het hof nog op de volgende verklaring van de verdachte.
“Het is waar dat in het huis waar ik woon wordt gehandeld in hennep. […] Er zijn enkele klanten van buitenlandse afkomst die in het weekend bij ons komen kopen. Ik ben niet diegene die dit regelt. Dat doet iemand anders en die naam noem ik niet. […] De hennep die bij mij thuis gekocht wordt, wordt op een bepaalde manier verpakt. […] Ik heb bepaalde gesprekken gevoerd waarin ik dingen moest regelen. Ik heb die afspraken niet zelf bedacht, mij werd verteld dat ik dat moest doen. En dus heb ik dat gedaan. […] Wanneer de buitenlandse klanten die altijd in het weekend komen voor het eerst zijn gekomen weet ik niet meer. […] Ik ging altijd het huis uit als ze er waren. […] Ik kreeg geld om van te leven en als ik iets nodig had dan kreeg ik het. […] [Als die mensen van buitenlandse afkomst komen ga ik weg.] Ik weet wat er dan gebeurt, maar ik wil er gewoon niet bij zijn. […] Ik nam het risico voor lief.”
Daaruit leidt het hof af dat de verdachte ervan op de hoogte was dat haar ex-echtgenoot [A] in haar woning hennep verhandelde aan buitenlanders en dat zij daarom ook wist dat het in haar woning opgeborgen geld uit misdrijf afkomstig was. Op het [woonwagenkamp] werd immers niet ook de autohandel gedreven.
Ten aanzien van de BMW voorzien van kenteken [kenteken BMW]
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat zij in januari of februari 2007 aan [voornaam A] (het hof begrijpt: haar ex-echtgenoot [A]) een BMW op internet liet zien. Hij heeft daarop haar oudere BMW (het hof begrijpt: de BWM voorzien van kenteken [kenteken ingeruilde BMW]) ingeruild voor deze auto. De nieuwe BMW met het kenteken [kenteken BMW] heeft ongeveer EUR 85.000,-- gekost. Later verklaarde zij dat deze BMW haar cadeau was gedaan door haar moeder, [B], en haar ex-echtgenoot [A]. Zij hadden daartoe een lening afgesloten.
Volgens de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer stond de auto met het kenteken [kenteken BMW] op naam van [B] en vertegenwoordigde deze een waarde van EUR 84.120,--.
De auto werd gekocht bij automobielbedrijf [bedrijf]. De directeur verklaarde ten aanzien van de overdracht tegenover de politie het volgende.
“De personenauto van het merk BMW type 330 CI Cabrio en voorzien van het kenteken [kenteken ingeruilde BMW] […] werd gekocht bij ons bedrijf door [A]. […] De koopovereenkomst dateert van 8 april 2005. Het factuurbedrag bedraagt 41.000 euro. […] Het voertuig is op naam gezet van [B]. [...] Dat is gebeurd nadat [A] een uittreksel van het geboorteregister bij ons bedrijf had afgegeven. De afspraak met [A] was dat het factuurbedrag in drie keer contant werd betaald. De eerste contante betaling werd door [A] gedaan op 26 april 2005 en betrof 14.000,00 euro. De tweede werd door [A] gedaan op 7 mei 2005 en was 13.000,00 euro. Het resterende bedrag van 14.000,00 euro werd contant betaald op 21 mei 2005. […] Van deze contante betalingen zijn geen kwitanties geschreven. […] Van deze contante betalingen is door ons bedrijf geen MOT-melding gedaan. Het is mogelijk dat ik tegen [A] heb verteld dat bij contante betalingen van minder dan 15.000,00 euro er geen meldingsplicht is ter zake de MOT-melding.
[A] is in de maand februari 2007 bij ons automobielbedrijf geweest ter zake aan- en verkoop van een personenauto. Het betrof de aankoop van de personenauto van het merk BMW type 335I Cabrio en voorzien van het kenteken [kenteken BMW].
[A] wilde een personenautovoertuig inruilen. Het betrof het voertuig van het merk BMW type 330 CI Cabrio en voorzien van het kenteken [kenteken ingeruilde BMW].
Het factuurbedrag van de BMW 335I betrof 84.120,00 euro. De inruilwaarde van de BMW type 330 CI Cabrio betrof 28.620,00 euro. Het te betalen bedrag was 55.500,00 euro. […] Ook werd de afspraak gemaakt met [A] dat op de achterzijde de naam van zijn vrouw “[NAAM]” werd geplaatst. […]
Op 9 juni 2007 is via een bankoverdracht de betaling gedaan […] van een bedrag van 55.000,00 euro. […] Het resterende bedrag van 500,00 euro werd door [A] contant betaald. Nadat de betaling was voldaan is de personenauto opgehaald door de heer en mevrouw [achternaam A].”
De verdachte heeft tegenover de politie bevestigd dat zij de auto “mee opgehaald” heeft (het hof begrijpt: samen met [A]). Zij heeft tevens ter terechtzitting van het hof bevestigd dat haar roepnaam “ [NAAM]” is.
Tegen de achtergrond van de verklaring van de boekhouder van het autobedrijf van [A], dat hij sinds enkele jaren de boekhouding deed en dat de winstmarge ieder jaar nihil was en het bij het autobedrijf aantreffen van diverse goederen voor het opzetten van een hennepkwekerij, en mede gelet op de omstandigheden dat [A] in hennep handelde en de aankoop van de ingeruilde BMW op een - minstgenomen - vreemde wijze geschiedde, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat in ieder geval die ingeruilde BMW met crimineel geld is gefinancierd en dat op die manier de in de tenlastelegging bedoelde BMW (met kenteken [kenteken BMW]) ten minste deels middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof kan daarmee in het midden laten of [A] met de beweerdelijk door hem en [B] afgesloten lening ten belope van EUR 50.000,-- al dan niet de criminele herkomst van dat geld heeft willen verhullen. Immers, het is reeds voldoende om vast te stellen dat een deel van het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte - nu zij, zoals reeds is overwogen, ervan op de hoogte was dat [A] hoge inkomsten had verkregen door middel van het verhandelen van hennep - wist dat zij met het accepteren van het ‘cadeau’, een BMW met een waarde van EUR 84.120,--, een auto voorhanden zou krijgen waarvan zij wist dat die middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Met het vorenoverwogene wordt de door de raadsman bepleite vrijspraak van de verdachte weersproken. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 april 2005 tot en met 28 juni 2007 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten een hoeveelheid euro's, te weten EUR 48.100,--, en een auto, te weten een BMW, voorhanden heeft gehad, terwijl zij en haar mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 420bis, eerste lid, aanhef en onder b, junctis de artikelen 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, en 57, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In verband met de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, is het hof - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (een deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte op de hoogte was van de illegale activiteiten van haar ex-echtgenoot, daaraan heeft medegewerkt en van de inkomsten daaruit heeft geprofiteerd;
- de omstandigheid dat het (middellijk of onmiddellijk) herinvesteren van uit misdrijf verkregen gelden de integriteit van het financiële en economische verkeer heeft geschonden;
- de omstandigheid dat verdachte zich van het bovenstaande geen enkele rekenschap heeft gegeven en kennelijk uitsluitend heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
De omstandigheid dat de verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 september 2009 nauwelijks eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, is voor het hof geen aanleiding een andersoortige straf op te leggen.
Beslag
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het 3 ten last gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken], alsmede de daarbij behorende voorwerpen (sleutel en kentekenbewijs), zullen worden teruggegeven aan [B], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken 2], alsmede de daarbij behorende voorwerpen (kentekenbewijs, rekening en sleutel) zullen worden teruggegeven aan [D], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven rijbewijs kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt en daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting is het hof aannemelijk geworden dat de onder 24 tot en met 27 op de beslaglijst vermelde voorwerpen (te weten de flessen met daarin al dan niet gespaard muntgeld) niet uit enig misdrijf zijn verkregen. Het hof zal daarom de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 3 bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen en geldbedragen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
1. Geldbedrag van EUR 22.000,--;
10. Personenauto, met kenteken [kenteken BMW], BMW 525i;
11. Geldbedrag van EUR 25.000,--;
23. Geldautomaat, geldtelmachine;
28. Geldbedrag van EUR 500,--;
29. Geldautomaat, geldtelmachine;
34. Geldbedrag van EUR 22.600,--..
Gelast de teruggave aan [B] (geboren op [datum in 1932] te [geboorteplaats] van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
14. Personenauto, met kenteken [kenteken], Volkswagen Golf TDI;
15. Sleutel, autosleutel [kenteken];
17. Kentekenbewijs, kenteken [kenteken].
Gelast de teruggave aan [D] (geboren op [datum in 1987] te [geboorteplaats] van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
30. Personenauto, met kenteken [kenteken 2], Volkswagen Golf, bps 07-074123;
31. Kentekenbewijs, deel 1 en 2 van de personenauto met kenteken [kenteken 2];
32. Rekening, factuur aankoop Golf [kenteken 2];
33. Sleutel, autosleutel Golf [kenteken 2].
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
16. Rijbewijs.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
24. Fles;
25. Fles met een vlakke deksel, met een inhoud van EUR 2.029,00;
26. Fles;
27. Fles met een handvat deksel, met een inhoud van EUR 1.999,00.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J.M.W.M. van den Elzen en mr. J.F. Dekking,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 18 november 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.