Parketnummer : 20-001930-08
Uitspraak : 18 november 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 mei 2008 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, met de parketnummers
01/839125-07 en 01/820523-08, tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [datum in 1958],
wonende te [woonplaats], [woon/verblijfadres verdachte],
waarbij de verdachte van het bij parketnummer 01/839125-07 onder 1, 3 primair en subsidiair en het bij parketnummer 01/820523-08 ten laste gelegde werd vrijgesproken, doch ter zake van:
- het bij parketnummer 01/839125-07 onder 2 bewezen verklaarde “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”;
- het bij parketnummer 01/839125-07 onder 4 bewezen verklaarde “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III”;
- het bij parketnummer 01/839125-07 onder 5 bewezen verklaarde “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod”
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 192 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast werden in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer, verbeurd verklaard of teruggegeven aan de rechthebbende.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is door de officier van justitie, blijkens de bijlage van de appelakte, uitdrukkelijk beperkt tot de vrijspraak van hetgeen de verdachte bij parketnummer 01/839125-07 onder 1, 3 primair en subsidiair en het bij parketnummer 01/820523-08 is ten laste gelegd.
De door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten zijn mitsdien niet aan het oordeel van het hof onderworpen, terwijl dat evenzeer geldt voor de daarmee verbandhoudende beslissingen met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen die onder de nummers 18, 23 tot en met 67 en 69 tot en met 72 op de beslaglijst zijn vermeld.
Over de op die lijst onder de nummers 2a en 3 in beslag genomen voorwerpen zal het hof evenmin een beslissing nemen, nu deze kennelijk abusievelijk op de beslaglijst van de verdachte zijn terecht gekomen. Het hof zal ten aanzien van die voorwerpen een beslissing nemen in de zaak van medeverdachte [A, de ex-echtgenote van verdachte] (parketnummer 20-000553-09).
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende:
- het bij parketnummer 01/839125-07 onder 1 en 3 primair alsmede het bij parketnummer 01/820523-08 ten laste gelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
- de in beslag genomen voorwerpen, vermeld onder de nummers 1a, 2a, 3, 4, 5, 6, 15, 16, 20, 22, 68, 73 en 74 op de beslaglijst, verbeurd zal verklaren;
- de in beslag genomen voorwerpen, vermeld onder de nummers 1b en 2b op de beslaglijst, zal bewaren ten behoeve van de rechthebbende;
- de in beslag genomen voorwerpen, vermeld onder de nummers 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 19, 21, 23, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 49, 50, 53, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66 en 67 op de beslaglijst, zal teruggeven aan de verdachte.
De raadsvrouwe van verdachte heeft primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem bij parketnummer 01/839125-07 onder 1, 3 primair en subsidiair en het bij parketnummer 01/820523-08 is ten laste gelegd. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat twee gesprekken van de verdachte met geheimhouders abusievelijk niet terstond zijn vernietigd.
De raadsvrouwe heeft daarover het standpunt ingenomen dat het medische contacten betreft en deze gesprekken daarom niet leidend zijn geweest in het opsporingsonderzoek.
Het hof is om die reden ook - met de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel van oordeel dat weliswaar sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, doch dat wat betreft de daaraan te verbinden consequenties kan worden volstaan met de enkele constatering van het verzuim.
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 01/839125-07
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 juni 2007 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente 1], en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3], althans in het arrondissement [naam arrondissement], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht één of meer hoeveelhe(i)d(en) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2007, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten (een) hoeveelheid/hoeveelheden euro's, althans van enige valuta en/of één of meer auto's en/of één of meer ander(e) voorwerp(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en/of heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) dat/die voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van één of meer voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2007 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een hoeveelheid geld en/of één of meer auto('s) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld en/of die auto('s) (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Parketnummer 01/820523-08
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2007 tot en met 28 juni 2007 te [pleegplaats 2], gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, acht, althans één of meer doos/dozen met auto-onderdelen, te weten versnellingspoken en/of (lederen) hoezen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto-onderdelen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bij parketnummer 01/820523-08 geformuleerde verwijt heeft betrekking op de acht - tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand van de verdachte aan [het adres van autobedrijf] te [pleegplaats 2] aangetroffen - dozen met daarin versnellingspoken van het merk Mini.
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze auto-onderdelen afkomstig zijn van een op 2 maart 2007 in de gemeente Utrechtse Heuvelrug gepleegde diefstal van een (grotere) lading goederen uit een vrachtwagen.
Het daarover opgemaakte proces-verbaal van aangifte spreekt van een gestolen lading pallets met goederen die nader omschreven zouden zijn op een bijlage. Die bijlage is evenwel niet bij dat proces-verbaal opgenomen. Uit de wel bij dat proces-verbaal gevoegde foto’s wordt weliswaar aannemelijk dat het om een lading auto-onderdelen ging, maar een verdere specificatie ontbreekt. Het hof kan dan ook niet tot de conclusie komen dat de bij verdachte aangetroffen goederen inderdaad de op 2 maart 2007 weggenomen goederen betreffen.
Nu de verdachte daarenboven over de bij hem aangetroffen onderdelen herhaaldelijk heeft verklaard dat hij deze voor een goede kennis in bewaring had en hij er zeker van is dat deze kennis de goederen niet heeft gestolen, kan daardoor naar ’s hofs oordeel bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs had vermoeden dat de goederen uit misdrijf waren verkregen.
Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van bij parketnummer 01/820523-08 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het bij parketnummer 01/839125-07 onder 3 ten laste gelegde overweegt het hof dat niet kan worden bewezen dat het geldbedrag van EUR 81.640,-- dat is aangetroffen in de woning aan [het adres van B, verdachtes ex-schoonmoeder] - de woonwagen die bewoond werd door de ex-schoonmoeder van de verdachte [B] - uit enig misdrijf afkomstig is. Datzelfde geldt voor de in beslag genomen Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken VW Golf 1], en het geldbedrag van EUR 6.410,-- dat is aangetroffen in de in beslag genomen BMW, voorzien van kenteken [kenteken BMW]. Het hof zal het witwassen van genoemde geldbedragen en auto dan ook niet bewezen verklaren.
Parketnummer 01/839125-07, feit 1
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
- Naar aanleiding van CIE informatie over mogelijke betrokkenheid bij transporten van hennep werd de verdachte onder observatie gesteld.
- De observaties leverden - naast de omstandigheid dat de verdachte zich regelmatig met zijn personenauto, merk Mercedes en voorzien van het kenteken [kenteken Mercedes], naar het ‘woonwagenkamp’ [naam/adres woonwagenkamp] te [pleegplaats 1] begaf - onder meer de volgende bijzonderheden op.
* Op vrijdag 30 maart 2007 is de verdachte naar de winkel [winkel 1] te [pleegplaats 2] gegaan en heeft hij aldaar naar televisies gekeken. Later die dag wordt hij gesignaleerd in de winkel [winkel 2] te Eindhoven. Kort nadat de verdachte daar was vertrokken, werd gezien dat [C, de ‘schoonzoon’ van verdachte en medeverdachte A] met een - op naam van de verdachte staande - personenauto, merk Opel Combo met het kenteken [kenteken], bij diezelfde winkel stopte en daar naar binnen ging.
[C] verliet de winkel vervolgens met een drietal televisies en zette deze in de Opel Combo. Daarop reed [C] - met een tussenstop bij een garagebox in Eindhoven - naar het [woonwagenkamp] te [pleegplaats 1].
De verdachte was daar op dat moment ook aanwezig. Toen [C] het [woonwagenkamp] weer met de Opel Combo verliet, werd geconstateerd dat de televisies niet meer in die auto aanwezig waren.
* Op zaterdag 21 april 2007, omstreeks 8.27 uur, vertrok de verdachte met zijn Mercedes vanaf [het woon/verblijfadres van verdachte] naar het [woonwagenkamp]. Diezelfde morgen wordt waargenomen dat een grijze Mercedes en een daarachter rijdende blauwe Ford Escort, voorzien van het kenteken [Pools kenteken], eveneens naar het [woonwagenkamp] reden. Omstreeks 12.15 uur reed bovendien [C] het [woonwagenkamp] op.
* Op zaterdag 26 mei 2007, omstreeks 8.58 uur, verliet de verdachte zijn woning en vertrok met zijn Mercedes naar het [woonwagenkamp]. Een uur later wordt gezien dat hij naar de winkel [winkel 3] aan [een adres] te [pleegplaats 2] reed, hij deze winkel vervolgens verliet met 18 rollen tape en daarna weer terugkeerde naar het [woonwagenkamp].
In de middag van diezelfde dag werd gezien dat twee stationwagens, beide voorzien van een Pools kenteken, het [woonwagenkamp] te [pleegplaats 1] afreden. Het ging om een donkerkleurige Ford Escort, voorzien van het kenteken [Pools kenteken] en met daarin een bestuurder als enige inzittende, en een lichtkleurige Mercedes, voorzien van het kenteken [Pools kenteken] en met daarin drie mannelijke inzittenden.
- Naar aanleiding van die laatste observatie hebben twee verbalisanten van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost daarop aan de bestuurders van beide voertuigen een stopteken gegeven, teneinde die voertuigen te controleren in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Opiumwet. Op de achterbank van de Ford Escort werd een met doorzichtig folie en tape verpakte televisiekast aangetroffen die gedeeltelijk aan het zicht was onttrokken door middel van een kussen en een deken. Op de bovenzijde van de televisie was een briefje geplakt met daarop vermoedelijk een Poolse naam en een adres in Polen. De bestuurder van de Ford Escort, [Poolse medeverdachte 1], alsook de inzittenden van de Mercedes, [Poolse medeverdachte 2], [Poolse medeverdachte 3] en [Poolse medeverdachte 4] werden vervolgens aangehouden.
- Bij een nader onderzoek merkte de technische recherche op dat in voornoemde Ford Escort een sterke geur aanwezig was die leek op de geur van luchtverfrisser. Niet alleen op de achterbank, zoals de verbalisanten ter plaatse reeds hadden geconstateerd, maar ook in de laadruimte werd een televisie aangetroffen. Ook die televisie was omwikkeld met plastik verpakkingsfolie. De gehele originele elektronische inhoud was uit deze televisie verwijderd. Ook de televisie rook naar een sterke op luchtverfrisser gelijkende geur. In de televisie bevonden zich 47 pakketten met gedroogd plantenmateriaal. De televisie, die op de achterbank stond en waarop het briefje was geplakt met de tekst “LUBLIN, [adres], [naam], Tel. [telefoonnummer]”, bevatte 20 pakketten met gedroogd plantenmateriaal. Uit onderzoek bleek dat deze 67 pakketten gedroogde hennepproducten bevatten met een netto totaalgewicht van 37,085 kilogram.
- Het is een feit van algemene bekendheid dat Lublin een stad in Polen is.
- Onderzoek naar de telefonische gesprekken van de verdachte (met telefoonnummer
[telefoonnummer]) leverden verder onder meer de volgende resultaten op.
* Op vrijdag 20 april 2007, omstreeks 13.21 uur, werd de verdachte gebeld door een NN man van Poolse afkomst (met telefoonnummer 0032-[telefoonnummer]) met de vragen “Morgen om acht uur is goed?” en “En jij allemaal arrangeren TV, plakbandje, zakje?” waarop de verdachte beide keren bevestigend reageerde.
* Op zaterdag 21 april 2007, omstreeks 8.07 uur, werd de verdachte wederom door dezelfde NN man van Poolse afkomst. Hij zei tegen de verdachte “Hallo ik ben ja.” waarop de verdachte liet weten dat hij zou komen.
* Op woensdag 23 mei 2007, omstreeks 20.26 uur, heeft de verdachte telefonisch contact met een NN man van Poolse afkomst (met telefoonnummer 0032-[telefoonnummer] of 0032-[telefoonnummer]). Er wordt dan een afspraak gemaakt voor “zaterdag”.
* Op zaterdag 26 mei 2007, omstreeks 8.55 uur, deelde genoemde NN man van Poolse afkomst aan de verdachte mede: “Hallo ik ben bij jij. Wanneer kom jij naar thuis? Ik wacht hier.” De verdachte zei daarop dat hij over “twee minuten” zou komen.
* Op zaterdag 26 mei 2007, omstreeks 16.09 uur, werd de verdachte gebeld door een NN man van Poolse afkomst (met telefoonnummer 0044-[telefoonnummer]). Deze deelde onder meer mede: “Hoi met mij. Is echt veel probleem.”, “Ja moet je goed luisteren. Die alle twee auto politie in Eindhoven pakken.” en “En ja die ehh collega’s eentje geef ook ja telefoon met nummer naar jij.”.
- Uit onderzoek naar de telefoon, die in de grijze Mercedes, voorzien van het Poolse kenteken [Pools kenteken], is aangetroffen blijkt dat met die telefoon op 26 mei 2007 te 11.26.47 uur is gebeld met telefoonnummer [telefoonnummer] (het hof begrijpt: het telefoonnummer van de verdachte).
- De medeverdachte [C] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 26 mei met de rode Opel Combo voor de verdachte een televisie heeft gekocht en deze vervolgens naar het [woonwagenkamp] heeft gebracht. In een aldaar gelegen garage zag hij twee auto’s staan - een Ford en een Mercedes - waarvan in elk geval een met een Pools kenteken. Ook zag hij daar ten minste twee Polen staan die hij herkende van een vorige keer op het [woonwagenkamp]. In de garage stonden ook een aantal televisies waarvan er een aan de achterzijde open was gemaakt. Naar zijn zeggen wist hij toen dat deze televisies werden gebruikt voor een transport van wiet naar Polen.
[C] verklaarde er zeker vijf maal getuige van te zijn geweest dat de Polen bij de verdachte wiet kwamen kopen. Dat was meestal op een zaterdag. De verdachte haalde dan altijd zelf de wiet voor de Polen. Bij een eerdere gelegenheid verklaarde hij dat de Polen sinds ongeveer drie maanden (het hof begrijpt gelet op de datum van het verhoor en mede gelet op bovenomschreven observaties: sinds maart 2007) een à tweemaal per week wiet bij de verdachte kwamen halen.
- De medeverdachte [Poolse medeverdachte 1], die de Ford Escort bestuurde, verklaarde dat hij - toen hij op 26 mei 2007 werd aangehouden door de politie - op de weg was richting Antwerpen.
- De medeverdachte [Poolse medeverdachte 3], die in de Mercedes zat, verklaarde - toen hij op 26 mei 2007 werd aangehouden door politie - dat zij (het hof begrijpt: [Poolse medeverdachte 3], [Poolse medeverdachte 2] en [Poolse medeverdachte 4]) op weg naar huis waren. Hij gaf als woonplaats op Lublin (Polen).
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zijn betrokkenheid steeds stellig heeft ontkend, dat niet feitelijk is vastgesteld dat hennep buiten het grondgebied van Nederland is gebracht en dat verdachtes opzet daar ook niet op gericht was. De omstandigheid dat de verdachte relaties onderhield met Polen kan die gevolgtrekking niet rechtvaardigen, aldus de raadsvrouwe.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de enkele omstandigheid dat niet kon worden vastgesteld dat de hennep daadwerkelijk buiten het grondgebied van Nederland is gebracht, de verdachte nog niet straffeloos maakt. Immers, ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet wordt onder “buiten het grondgebied van Nederland brengen” onder meer verstaan “het met bestemming naar het buitenland vervoeren”, terwijl uit vaste jurisprudentie blijkt dat niet hoeft te worden vastgesteld dat de middelen ook daadwerkelijk naar het buitenland zijn vervoerd.
Uit de hiervoor door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden komt naar voren dat de verdachte meermalen hennep verkocht aan Polen. Het ging om grote hoeveelheden (de door de politie onderschepte partij had een gewicht van ruim 37 kilogram). Die hennep werd op het [woonwagenkamp] te [pleegplaats 1] verpakt in televisies. De verdachte had daartoe televisies en tape aangeschaft of liet deze door [C] kopen. De televisies met de daarin verpakte hennep werden daarna op het [woonwagenkamp] in een personenauto met Poolse kentekenplaten geladen. De Poolse bestuurder van die auto reed vervolgens in de richting van Antwerpen, terwijl een van de andere betrokken Polen verklaarde op weg te zijn naar Polen. De verdachte heeft verder telefonisch contact gelegd met personen die belden vanaf buitenlandse telefoonnummers (0032, België en 0044, Verenigd Koninkrijk). Bovendien is gebleken dat de verdachte ook op 26 mei 2007 aanwezig was op het [woonwagenkamp], toen die grote partij hennep in lege televisiekasten - met op een van die televisiekasten een briefje met een Pools adres - ten vervoer werd ingeladen in de auto met het Pools kenteken.
Die omstandigheden laten naar het oordeel van het hof geen andere gevolgtrekking toe dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem aan de Polen verkochte hennep naar België en/of Polen, althans naar het buitenland, zou worden getransporteerd.
Het verweer wordt daarom verworpen.
Parketnummer 01/839125-07, feit 3
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
- Op 28 juni 2007 hebben doorzoekingen plaatsgevonden in onder meer de woningen aan [het woon/verblijfadres van verdachte] te [pleegplaats 1] en [het adres van A] te [pleegplaats 1].
* In de woning aan [het woon/verblijfadres van verdachte] - alwaar [D, de vriendin van de verdachte] en haar zoontje [E] ingeschreven stond, maar waar eveneens de verdachte woonde of verbleef - werd in een slaapkamer een boodschappentas aangetroffen met daarin een kluisje dat een geldbedrag van EUR 102.110,-- bevatte.
Verder werd in een keukenkastje een geldbedrag van EUR 3.300,-- gevonden, terwijl nabij de woning de op verdachtes naam staande Mercedes-Benz, type E320 CDI, voorzien van het kenteken [kenteken Mercedes] werd aangetroffen.
* In de woning aan [het adres van A] - een woonwagen die bewoond werd door de ex-vrouw van de verdachte [A], hun zoon [F] en dochter [G] - werd in de vitrinekast geldbedragen van EUR 22.600,-- en van EUR 500,-- aangetroffen. Op de verwarmingsketel werd nog eens een bedrag van EUR 25.000,-- gevonden. Ook werd bij dit adres een BMW, type 335i, voorzien van kenteken [kenteken BMW], een Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken VW Golf 2], en een Volkwagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken VW Golf 1], in beslag genomen. Verder werden op dit adres onder meer diverse verpakkingen met wiet en wietresten, weegschalen, een geweer, een gasalarmpistool inclusief patronen en een geldtelmachine aangetroffen.
- [D] heeft tegenover de politie verklaard dat de verdachte zo nu en dan verblijft in haar woning aan [het woon/verblijfadres van verdachte] en dat de aangetroffen geldbedragen alsook de Mercedes Benz aan de verdachte toebehoren. Ook verklaarde zij te weten dat de verdachte in de hennephandel zat.
- Medeverdachte [A] heeft tegenover de politie verklaard dat het geldbedrag van EUR 22.600,-- dat is aangetroffen in de vitrinekast van de verdachte was. Het geld mocht zij gebruiken voor boodschappen. De geldtelmachine is eveneens van de verdachte. De in beslag genomen BMW heeft de verdachte voor haar gekocht voor een bedrag van ongeveer EUR 85.000,--. Blijkens een latere verklaring was zij ervan op de hoogte dat er in haar woning aan de [het adres van A] werd gehandeld in hennep. Daarover zei ze dat zij dan weg ging, omdat ze wist wat er dan gebeurde. Het risico dat ze daarmee liep, nam zij voor lief. Ze kreeg geld om van te leven en als ze iets nodig had, dan kreeg ze het.
- [C] heeft verklaard dat de verdachte hennep verhandelde aan Polen en dat hij weleens heeft gezien dat het geld aan de verdachte in de woonwagen van zijn schoonmoeder (het hof begrijpt: [A]) werd overhandigd, vervolgens werd geteld met een geldtelmachine en werd opgeborgen in de, zich in die woonwagen bevindende, spiegelkast. Het waren behoorlijke pakketten met bankbiljetten.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard de geldbedragen van EUR 102.110,-- en EUR 3.300,-- te hebben verdiend met zijn autohandel en dat hij met de inkomsten van die autohandel ook de in beslag genomen Mercedes-Benz, voorzien van kenteken [kenteken Mercedes], heeft bekostigd.
De verdachte heeft dat geld ook niet getracht te verhullen. De geldbedragen die zijn aangetroffen in de woonwagen van [A] behoren bovendien niet aan de verdachte toe. Ten aanzien van de Volkwagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken VW Golf 2], heeft de verdachte verklaard dat hij bij de koop slechts als tussenpersoon is opgetreden, maar dat deze is betaald door [B] en ook haar eigendom is. Voor de aanschaf van de BMW, voorzien van kenteken [kenteken BMW], zijn [B] en verdachte een lening aangegaan van EUR 55.000,--. Het openbaar ministerie heeft niet in afdoende mate kunnen aantonen dat al deze voorwerpen zijn verkregen uit enig misdrijf, aldus de raadsvrouwe.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van de gestelde inkomsten uit verdachtes autobedrijf
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de stelling betrokken dat hij in de “gouden” jaren van 1985 tot 1990 veel geld heeft verdiend met zijn autobedrijf. Die inkomsten had hij naar eigen zeggen niet allemaal opgegeven aan de belastingdienst.
Nog daargelaten de omstandigheid dat verdachte zijn autohandel volgens zijn eigen verklaring tegenover de politie eerst in 1997 is gestart, acht het hof in casu de verklaring van de boekhouder [H] van belang.
Deze heeft verklaard dat hij sinds enkele jaren de boekhouding van verdachtes autobedrijf doet en dat de winstmarge ieder jaar nihil is.
Bovendien werden op het vestigingsadres van de autohandel diverse goederen aangetroffen die geschikt zijn voor het opzetten van een hennepkwekerij. De verdachte verklaarde daarover dat hij op dat adres in totaal 150 tot 160 hennepplanten had staan.
Daarbij in ogenschouw genomen dat de verdachte in hennep handelde, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat de hoge inkomsten van de verdachte voortkwamen uit enig misdrijf.
Ten aanzien van de bij [het woon/verblijfadres van verdachte] aangetroffen geldbedragen en de Mercedes-Benz
Gelet op die vaststelling kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat de in de woning [het woon/verblijfadres van verdachte] aangetroffen geldbedragen van EUR 102.110,-- en EUR 3.300,-- niet zijn verdiend met de autohandel, maar uit de hennephandel van de verdachte dan wel enig ander misdrijf afkomstig zijn. Dat geldt ook voor de bij die woning aangetroffen Mercedes-Benz. Uit het dossier blijkt dat deze op 18 juli 2006 aan [bedrijf 1] werd verkocht voor een bedrag van EUR 40.010,25 en vervolgens op 2 augustus 2006 op naam werd gesteld van de verdachte.
De verdachte heeft de gelden ad in totaal EUR 105.410,-- en de Mercedes-Benz voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren. Het hof acht niet bewezen dat hierbij een mededader betrokken is geweest.
Ten aanzien van de bij [het adres van A] aangetroffen geldbedragen en de BMW
Uit de hiervoor door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte in de woning aan [het adres van A], de woning van verdachtes ex-echtgenote [A], hennep heeft verhandeld en dat het daaruit voorhanden gekregen geld in de vitrinekast werd gelegd. Naast de verdachte kon ook [A] daarover beschikken en mocht zij dat gebruiken.
Naast de reeds besproken resultaten uit het autobedrijf merkt het hof nog op dat het bedrijf van de verdachte gevestigd was aan de [adres van autobedrijf] te [pleegplaats 2] en derhalve niet (meer) op het [woonwagenkamp] te [pleegplaats 1].
Uit deze omstandigheden, mede gelet op de grote hoeveelheid die is aangetroffen, trekt het hof de conclusie dat niet alleen het geld in de vitrinekast maar ook dat op de verwarmingsketel afkomstig is uit de door de verdachte gedreven hennephandel. Dit geldt temeer nu [A] voor de aanwezigheid van het geld op de verwarmingsketel geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven, terwijl zij bovendien op de hoogte was van de hennephandel in haar woning.
De BWM met het kenteken [kenteken BMW] heeft de verdachte naar eigen zeggen samen met zijn ex-schoonmoeder [B] voor [A] gekocht, terwijl zij daartoe een lening van EUR 55.000,-- hebben afgesloten.
Volgens de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer stond de auto met het kenteken [kenteken BMW] op naam van [B] en vertegenwoordigde deze een waarde van EUR 84.120,--.
De auto werd gekocht bij automobielbedrijf [bedrijf 2]. De directeur verklaarde ten aanzien van de overdracht tegenover de politie het volgende.
“De personenauto van het merk BMW type 330 CI Cabrio en voorzien van het kenteken [kenteken ingeruilde BMW] […] werd gekocht bij ons bedrijf door [de verdachte]. […] De koopovereenkomst dateert van 8 april 2005. Het factuurbedrag bedraagt 41.000 euro. […] Het voertuig is op naam gezet van [B]. [...] Dat is gebeurd nadat [de verdachte] een uittreksel van het geboorteregister bij ons bedrijf had afgegeven. De afspraak met [de verdachte] was dat het factuurbedrag in drie keer contant werd betaald. De eerste contante betaling werd door [de verdachte] gedaan op 26 april 2005 en betrof 14.000,00 euro. De tweede werd door [de verdachte] gedaan op 7 mei 2005 en was 13.000,00 euro. Het resterende bedrag van 14.000,00 euro werd contant betaald op 21 mei 2005. […] Van deze contante betalingen zijn geen kwitanties geschreven. […] Van deze contante betalingen is door ons bedrijf geen MOT-melding gedaan. Het is mogelijk dat ik tegen [de verdachte] heb verteld dat bij contante betalingen van minder dan 15.000,00 euro er geen meldingsplicht is ter zake de MOT-melding.
[De verdachte] is in de maand februari 2007 bij ons automobielbedrijf geweest ter zake aan- en verkoop van een personenauto. Het betrof de aankoop van de personenauto van het merk BMW type 335I Cabrio en voorzien van het kenteken [kenteken BMW].
[De verdachte] wilde een personenautovoertuig inruilen. Het betrof het voertuig van het merk BMW type 330 CI Cabrio en voorzien van het kenteken [kenteken ingeruilde BMW].
Het factuurbedrag van de BMW 335I betrof 84.120,00 euro. De inruilwaarde van de BMW type 330 CI Cabrio betrof 28.620,00 euro. Het te betalen bedrag was 55.500,00 euro. […] Ook werd de afspraak gemaakt met [de verdachte] dat op de achterzijde de naam van zijn vrouw “[NAAM]” werd geplaatst. […]
Op 9 juni 2007 is via een bankoverdracht de betaling gedaan […] van een bedrag van 55.000,00 euro. […] Het resterende bedrag van 500,00 euro werd door [de verdachte] contant betaald. Nadat de betaling was voldaan is de personenauto opgehaald door de heer en mevrouw [achternaam van verdachte].”
[A] heeft tegenover de politie bevestigd dat zij de auto “mee opgehaald” heeft (het hof begrijpt: samen met de verdachte) en dat de op de achterzijde van de auto vermelde naam “[NAAM]” overeenkomt met haar naam (het hof begrijpt: haar roepnaam).
In overweging nemende nogmaals de slechte bedrijfsresultaten van de autohandel van de verdachte, de omstandigheid dat de verdachte in hennep handelde en de - minstgenomen - vreemde wijze waarop de aankoop van de ingeruilde BMW geschiedde, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat in ieder geval die ingeruilde BMW met crimineel geld is gefinancierd en dat op die manier de BMW, voorzien van kenteken [kenteken BMW], ten minste deels middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof kan daarmee in het midden laten of de verdachte met de beweerdelijk door hem en
[B] afgesloten lening ten belope van EUR 50.000,-- al dan niet de criminele herkomst van dat geld heeft willen verhullen. Immers, het is reeds voldoende om vast te stellen dat een deel van het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof is bovendien van oordeel dat ook [A] - nu zij, zoals reeds is overwogen, ervan op de hoogte was dat [de verdachte] hoge inkomsten had verkregen door middel van het verhandelen van hennep - wist dat zij met het accepteren van het ‘cadeau’, een BMW met een waarde van EUR 84.120,--, een auto voorhanden zou krijgen waarvan zij wist dat die middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte tezamen en in vereniging met [A] de in de woning aan [het adres van A] aangetroffen gelden ad in totaal EUR 48.100,-- alsmede de BMW met het kenteken [kenteken BMW] hebben witgewassen.
Het verweer van de raadsvrouwe wordt dan ook verworpen.
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij parketnummer 01/839125-07 onder 1 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 28 juni 2007 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 28 juni 2007, in Nederland,
A.
telkens voorwerpen, te weten een hoeveelheid euro’s en een auto, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf; en
B.
telkens tezamen en in vereniging met een ander voorwerpen, te weten een hoeveelheid euro’s en een auto voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien bij artikel 3, aanhef en onder A, van de Opiumwet, junctis de artikelen 47, eerste lid, aanhef en onder 1º, en 57, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar gesteld in artikel 11, vierde lid en vijfde lid, van de Opiumwet.
Het bewezen verklaarde onder 3A is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 420bis, eerste lid, aanhef en onder b, juncto het artikel 57, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 3B is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 420bis, eerste lid, aanhef en onder b, junctis de artikelen de artikelen 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, en 57, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Het hof komt tot een veroordeling voor het buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden hennep alsook voor het witwassen van in totaal twee auto’s, ter waarde van EUR 124.130,25, en van hoeveelheden euro’s tot een totaalbedrag van EUR 153.510,--.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren zal opleggen, doch is bij zijn vordering eveneens uitgegaan van bewezenverklaring van de bij parketnummer 01/820523-08 ten laste gelegde heling.
De raadsvrouwe heeft bepleit dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf niet aan de orde is en verzoekt het hof in strafverminderende zin acht te slaan op het blanco strafblad van de verdachte en de omstandigheid dat het openbaar ministerie te ruime perioden heeft gehanteerd.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In verband met de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft het hof in het bijzonder gelet op het volgende.
De verdachte heeft zich beziggehouden met grootschalige internationale hennephandel. Hij heeft daarbij ook zijn familieleden betrokken. Het hof heeft voorts kunnen vaststellen dat hij ten minste een geldbedrag van EUR 153.510,-- alsmede twee auto’s, die een waarde van EUR 124.130,25 vertegenwoordigen, heeft witgewassen.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het vorenstaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (een deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het hier onder meer gaat om internationale smokkel van hoeveelheden softdrugs waardoor de nationale en internationale rechtsorde in aanzienlijke mate is aangetast;
- het gegeven dat het bewezen verklaarde in directe relatie staat met de handel in softdrugs, welke handel (vaak) allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten, zoals het ontduiken van belastingen en de diefstal van stroom, bevordert; daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, in het bijzonder waar het geestelijke aandoeningen betreft;
- de omstandigheid dat het voorts gaat om het op grote schaal herinvesteren van uit misdrijf verkregen gelden, hetgeen de integriteit van het financiële en economische verkeer heeft geschonden;
- de omstandigheid dat verdachte zich van het bovenstaande geen enkele rekenschap heeft gegeven en kennelijk uitsluitend heeft gehandeld met het oog op financieel gewin.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 september 2009 niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Ofschoon het hof komt tot een bewezenverklaring van minder dan waarvan in de vordering van de advocaat-generaal is uitgegaan, acht het hof het vorenstaande dermate ernstig dat toch een straf, gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het ten last gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van de in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt en daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder bij parketnummer 01/820523-08 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij parketnummer 01/839125-07 onder 1 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
3A. Witwassen, meermalen gepleegd.
3B. Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
1a. Personenauto, [kenteken Mercedes], Mercedes Benz, kleur blauw;
5. Geldbedrag van EUR 102.110,--;
6. Geldbedrag van EUR 3.300,--;
15. GSM (Mobiele telefoon), Nokia;
16. 5 GSM's (Mobiele telefoon), Nokia;
20. Sleutel, autosleutel, contactsleutel BMW [kenteken BMW];
22. Sleutel, reservesleutel Mercedes [kenteken Mercedes].
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
4. Geldbedrag van EUR 226,96;
7. Pas, bedrijfsvoorraadpas, pasnummer [nummer], bureau woonkamer;
8. Document, [nummer], verblijfsdocument onv [verdachte];
9. Pas, pasje [nummer] verdachte [verdachte];
10. Bankpas, Rabobankpas rekeningnummer [rekeningnummer];
11. Pas, Casinopas bureau woonkamer;
12. Document, bedrijfsadministratie uit België;
13. Ordner, kleur geel, ordner, inhoud administratie;
14. Koffer, kleur zwart, aktenkoffer, inhoud administratie;
17. Document, losse administratie;
19. Papier, papieren camper;
21. Sleutelbos, meerdere sleutels.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
1b. 5 Auto-onderdelen, kleur: zwart, mini cooper R56, shift knob mini R56 leather;
2b. 3 Auto-onderdelen, kleur: zwart, mini cooper, assy gaitor handbrake mini;
68. Geldbedrag van EUR 80740,--;
74. Geldbedrag van EUR 6410,-- in diverse bankbiljetten in auto [kenteken BMW].
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J.M.W.M. van den Elzen en mr. J.F. Dekking,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 18 november 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.