ECLI:NL:GHSHE:2009:BK4049

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000325-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van ambulancepersoneel met openlijk geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging van ambulancepersoneel tijdens een incident op 25 januari 2009 in Uden. De ambulance was opgeroepen vanwege een vechtpartij waarbij iemand gewond was geraakt. Bij aankomst van de ambulance werden de medewerkers bedreigd door omstanders, waaronder de verdachte. De sfeer was grimmig en de ambulancechauffeur en verpleegkundige voelden zich ernstig bedreigd. De verdachte heeft tijdens het incident dreigende woorden geuit, wat leidde tot zijn aanhouding.

De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van bedreiging. Het hof concludeerde dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook actief heeft bijgedragen aan de bedreigingen. De rechter oordeelde dat de verdachte zich ernstig had misdragen en dat zijn gedrag de hulpverlening door het ambulancepersoneel ernstig had belemmerd. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, naast een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Tevens werden de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding van EUR 500,-- aan beide benadeelde partijen.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000325-09
Uitspraak : 23 november 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 januari 2009 in de strafzaak met parketnummer
01-840207-09 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [1977],
wonende [adres],
waarbij verdachte ter zake van medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, meermalen gepleegd, werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren, met toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, zijn de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] geheel toegewezen. De beide vorderingen duren van rechtswege voort in hoger beroep.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal bevestigen.
De verdediging heeft:
- ten aanzien van het ten laste gelegde vrijspraak bepleit;
- met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen aangevoerd dat deze dienen te worden afgewezen, althans dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2009 te Uden, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij 1], werkzaam als ambulancechauffeur voor de Regionale Ambulance voorziening en/of [benadeelde partij 2], werkzaam als ambulance verpleegkundige voor de Regionale Ambulance voorziening heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] gezegd en/of geroepen "Als je nu godverdomme niets doet dan doe ik jou wat" en/of "Je moet hem helpen anders doe ik je wat" en/of "Opschieten anders doe ik jullie iets" en/of "Als het maar goed komt anders doe ik jullie iets", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 januari 2009 te Uden, tezamen en in vereniging met anderen, [benadeelde partij 1], werkzaam als ambulancechauffeur voor de Regionale Ambulance voorziening en [benadeelde partij 2], werkzaam als ambulance verpleegkundige voor de Regionale Ambulance voorziening heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk dreigend tegen die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] gezegd en geroepen "Als je nu godverdomme niets doet dan doe ik jou wat" en "Je moet hem helpen anders doe ik je wat" en "Opschieten anders doe ik jullie iets" en "Als het maar goed komt anders doe ik jullie iets", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Met betrekking tot het bewezenverklaarde :
Verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben het volgende bevonden :
Op zondag 25 januari 2009 omstreeks 01.20 uur bevonden wij ons in het Bernhovenziekenhuis te Veghel. Wij bevonden ons bij de afdeling spoedeisende hulp. Ter plaatse was het hectisch in verband met de binnenkomst van een persoon die zojuist op de Kersenstraat te Uden was mishandeld. Familieleden van het slachtoffer bevonden zich in de hal van de spoedeisende hulp. Tevens waren daar aanwezig twee ambulancemedewerkers ([benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1]). Deze verklaarden tegenover ons dat zij op de Kersenstraat te Uden waren geweest in verband met de hulpverlening aan een gewond persoon. Omdat omstanders dreigend waren, hadden zij met spoed de gewonde man in de ambulance gelegd en waren zij versneld weggegaan. Eén van de omstanders die op de Kersenstraat verbaal en fysiek bedreigend was geweest, was nu ook in de hal van de spoedeisende hulp aanwezig. Wij zagen dat beide ambulancemedewerkers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] een persoon aanwezen die hen bedreigd had op de Kersenstraat te Uden. Tevens hoorden wij dat die medewerkers zeiden: “Die man met die grijze trui, die heeft gedreigd.” Hierop hebben wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 3], de aangewezen man, [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte), aangehouden.
Verdachte heeft op 25 januari 2009 bij de politie – zakelijk weergegeven – verklaard :
Ik ben betrokken geweest bij een ruzie op straat voor mijn woning [adres] in Uden. Bij deze ruzie is mijn vader gewond geraakt aan zijn linkerarm. Toen de ambulance kwam, zag ik de bestuurder en de bijrijder uitstappen. Ik zat toen bij mijn vader. Ik was emotioneel. Als personeel van de ambulance verklaren dat ik iets tegen hen gezegd zou hebben of dat anderen die bij mijn vader iets gezegd hebben, dan is dat de waarheid. Als u zegt dat een man gekleed in een grijze trui en krulhaar bedreigingen geuit heeft, ga ik dat niet tegenspreken. De mensen van de ambulance hebben geen reden om te liegen. Ik droeg die avond dezelfde kleding als bij mijn aanhouding en nu bij dit verhoor. Het is een grijze trui en ik heb krullen. Ik kan mij best voorstellen dat ik gezegd zou hebben: “Als het maar goed komt anders doe ik jullie iets aan.” Nu ik van u alles gehoord heb, kan ik begrijpen dat door het gedrag van mij en van omstanders het ambulancepersoneel zich bedreigd heeft gevoeld. Als ik nu naar mijzelf kijk, heb ik iets gedaan wat niet kan.
Aangever [benadeelde partij 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard :
Op zondag 25 januari 2009 was ik werkzaam als ambulancechauffeur voor de Regionale Ambulance voorziening. Ik bemande samen met mijn collega [benadeelde partij 2] een ambulance. Wij kregen het verzoek te gaan naar de Kersenstraat in Uden in verband met een vechtpartij waarbij iemand gewond was geraakt. Toen we aankwamen, werd er al direct door enkele omstanders geroepen: “Tempo. Opschieten. We doen jullie iets aan als het niet goed komt.” Ik hoorde dat dit door meer mensen geroepen werd. De sfeer was toen al erg grimmig. Iemand riep met verheven stem tegen ons: "Opschieten anders doe ik jullie iets" op een heel dreigende manier. Een andere man met een grijze trui en krulhaar riep tegen ons: “Als het maar goed komt anders doe ik jullie iets.” Hij riep dit met verheven stem en oogde zeer agressief.
Aangekomen in het ziekenhuis zag ik één van de personen lopen die mij reeds eerder had bedreigd. Dit betrof de man die de grijze trui droeg.
Aangever [benadeelde partij 2] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard :
Ik ben werkzaam bij de Regionale Ambulance Voorziening Brabant Midden West Noord als ambulance verpleegkundige. Op 25 januari 2009 had ik dienst met mijn collega [benadeelde partij 1]. Wij kregen een melding van een slachtoffer met een bloeding. Wij zijn naar de Kersenstraat te Uden gereden. Eenmaal in de Kersenstraat zag ik dat er een tiental mensen op straat stond. Daarbij lag een manspersoon van zo’n 54 jaar oud op straat. Ik wilde deze man hulp verlenen. Al snel ontstond er een grimmige sfeer die omsloeg naar een bedreigende sfeer. Hierbij werd er door meerdere omstanders geroepen dat wij ons werk sneller moesten doen. Ik hoorde dat er werd geroepen: "Je moet hem helpen anders doe ik je wat.” Dit werd onder andere geroepen door een man in de leeftijd van 34 jaar, die bij het slachtoffer stond. Ik zag dat de man boos was. Ook een andere man was verbaal erg agressief aanwezig. Ik hoorde hem roepen: "Als je nu godverdomme niets doet dan doe ik jou wat" Ik voelde mij op dit moment erg bedreigd.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
Van de zijde van de verdachte is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, aangezien van medeplegen geen sprake is geweest en onvoldoende kan worden vastgesteld welke van de tenlastegelegde uitlatingen precies door verdachte zijn gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de hierboven bedoelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aanwezig was op het moment dat er door meerdere omstanders bedreigingen naar aangevers werden geroepen en dat verdachte zich daarbij niet onbetuigd heeft gelaten. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd van de geuite bedreigingen tegen aangevers. Sterker nog, hij heeft zelf ook bedreigende bewoordingen geuit. Naar het oordeel van het hof was dan ook sprake van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. In combinatie met hetgeen overigens uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen naar voren komt, is het hof van oordeel dat er sprake is van medeplegen zoals bewezenverklaard.
Gelet op het vorenstaande behoeft de vraag welke van de tenlastegelegde uitlatingen precies door verdachte zijn gedaan geen beantwoording.
Het verweer wordt verworpen.
B.
Het hof overweegt dat aan de bewezenverklaring niet afdoet dat de bedreiging met openlijke geweldpleging gedeeltelijk is gerealiseerd door middel van het schoppen of slaan tegen de ambulance door verdachte (zoals blijkt uit de beide aangiften en de verklaring van verdachte bij de politie ).
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De eerste rechter heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft zich achter de strafoplegging door de eerste rechter geschaard.
Het hof overweegt als volgt:
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte zich tegenover de ambulancemedewerkers buitengewoon ernstig misdragen. Zij hebben zich door verdachte en andere omstanders – waarvan een aantal (ook verdachte) onder invloed van de nodige alcohol – erg bedreigd gevoeld. Zij hebben zich teneinde de dreigende situatie ter plaatse te ontvluchten genoodzaakt gezien zelfs met een open zijdeur van de ambulance weg te moeten rijden. Daarnaast heeft verdachte door zich zo agressief op te stellen, de ambulancemedewerkers in de uitvoering van hun hulpverleningswerkzaamheden ernstig belemmerd. Dit klemt te meer nu het slachtoffer waarvoor zij te hulp waren geroepen, levensgevaarlijk gewond was. Het ambulancepersoneel was niet in staat om de noodzakelijke zorg ter plekke te geven. Dat zoals verdachte heeft aangegeven hij zeer emotioneel was, daar het slachtoffer zijn vader betrof, kan en mag geen enkele rechtvaardiging vormen voor de door hem geuite bedreigingen.
Daarnaast rekent het hof verdachte zwaar aan dat hij blijkens hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen geen inzicht heeft getoond in het uiterst laakbare karakter van zijn gedrag.
Gelet op het vorenstaande doet - naar het oordeel van het hof - de door de eerste rechter opgelegde taakstraf in combinatie met de voorwaardelijke gevangenisstraf onvoldoende recht aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daaraan doen niet af de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat verdachte naar zijn zeggen een vaste baan heeft. Het feit is daarvoor te ernstig.
Alles in aanmerking genomen acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken passend en geboden.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 755,--. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade is toegebracht tot een bedrag van EUR 500,--. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor zover de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ziet op materiële schade, bestaande uit de kosten van een mobiele telefoon, merkt het hof op dat niet is gebleken dat deze kosten het rechtstreeks gevolg zijn van verdachtes bewezenverklaarde handelen. In zoverre dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Het hof ziet voorts aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR EUR 500,--. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 500,--. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor een bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), met dien verstande dat en indien en voor zover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde partij 1], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover een mededader van verdachte aan de vordering heeft voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), met dien verstande dat en indien en voor zover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde partij 2], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover een mededader van verdachte aan de vordering heeft voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. A. de Lange en mr. T.A. de Roos,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 23 november 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. T.A. de Roos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.