Parketnummer: 20-000335-09
Uitspraak: 5 augustus 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 30 januari 2009 in de strafzaak met parketnummer 04-861038-08 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [1977],
wonende [adres],
thans verblijvende in PI Tilburg, HvB Koning Willem II te Tilburg,
waarbij verdachte, ter zake van poging tot doodslag, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal mr. W.P.A. Korver en van hetgeen door en namens de verdachte door mr. S.C. van Heerd, advocaat te Tegelen, naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen ter zake van poging tot moord tot een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft:
- ten aanzien van het ten laste gelegde vrijspraak bepleit;
- in geval van veroordeling bepleit dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van maximaal 20 maanden met aftrek van voorarrest.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 oktober 2008 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [aangeefster] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, met een (of meer) mes(sen) meermalen, althans eenmaal, in het gelaat en/of de hals en/of het (boven)lichaam van voornoemde [aangeefster] heeft gestoken en/of die [aangeefster] met het hoofd meermalen, althans eenmaal, tegen de grond heeft geslagen en/of – terwijl die [aangeefster] op de grond lag – tegen het hoofd van die [aangeefster] heeft getrapt en/of de keel van die [aangeefster] heeft dichtgeknepen, althans dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 09 oktober 2008 in de gemeente Venray aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (snijwonden gelaat en/of hals, kleine fractuur schedelbasis, neusfractuur) heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (of meer) mes(sen) meermalen, althans eenmaal, in het gelaat en/of de hals en/of het (boven)lichaam van voornoemde [aangeefster] te steken en/of die [aangeefster] met het hoofd meermalen, althans eenmaal, tegen de grond te slaan en/of – terwijl die [aangeefster] op de grond lag – tegen het hoofd van die [aangeefster] te trappen en/of de keel van die [aangeefster] dicht te knijpen althans dicht te houden;
Meer subsidiair, althans indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 09 oktober 2008 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (of meer) mes(sen) meermalen, althans eenmaal, in het gelaat en/of de hals en/of het (boven)lichaam van voornoemde [aangeefster] heeft gestoken en/of die [aangeefster] met het hoofd meermalen, althans eenmaal, tegen de grond heeft geslagen en/of – terwijl die [aangeefster] op de grond lag – tegen het hoofd van die [aangeefster] heeft getrapt en/of de keel van die [aangeefster] heeft dichtgeknepen, althans dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen.
Vrijspraak ten aanzien van het primair als poging tot moord tenlastegelegde
Door de advocaat-generaal is aangevoerd dat, nu verdachte, nadat hij [aangeefster] had gestoken, even is weggelopen en een ander mes heeft gepakt en vervolgens weer een ander mes heeft gepakt, verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Van de zijde van de verdachte is aangevoerd dat geen sprake is van voorbedachte raad als ten laste gelegd, aangezien niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg.
Het hof volgt de verdediging in dit betoog. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende aanwijzingen naar voren gekomen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. De door de advocaat-generaal aangevoerde omstandigheden doen aan dit oordeel niet af.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair als poging tot doodslag ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 09 oktober 2008 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster] van het leven te beroven, met dat opzet met messen meermalen in het lichaam van voornoemde [aangeefster] heeft gestoken en die [aangeefster] met het hoofd meermalen tegen de grond heeft geslagen en tegen het hoofd van die [aangeefster] heeft getrapt en de keel van die [aangeefster] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard:
Ik ben in Venray meerdere malen met meerdere messen in het lichaam gestoken. Ik ben enkele malen met het voorhoofd tegen de vloer geslagen. Ik ben tegen het achterhoofd geschopt. Er is met een arm om mijn nek een verwurging aangezet.
Ik ben met een man genaamd [voornaam verdachte] vanuit Duitsland naar Nederland gekomen. Op 9 oktober 2008 ben ik met [verdachte] met zijn auto naar de markt in Venray gereden. In de auto hebben wij afgesproken dat wij ergens in Venray verdovende middelen gingen kopen. Op de markt in Venray is [verdachte] uitgestapt. [verdachte] zou op de markt informeren waar hij verdovende middelen kon verkrijgen. Toen [verdachte] weer bij de auto kwam, was hij in gezelschap van een mij onbekende man. De mij onbekende man is bij ons in de auto gestapt. Wij zijn samen met de auto van [verdachte] naar een flat gereden. Vervolgens is de man die met ons mee is gereden en ons naar die flat heeft gebracht weggegaan. Hij vertelde dat hij nog inkopen moest doen. [verdachte] en ik zijn vervolgens alleen in de woning achtergebleven. [verdachte] heeft toen cocaïne gebruikt.
Op een gegeven ogenblik ben ik op een bank gaan zitten. Ik zag dat [verdachte] naar mij toe kwam lopen. Ik zag dat hij een mes vasthield. Toen hij vlak bij mij was, begon hij mij met dat mes te steken. Ik heb getracht het mes af te weren, maar dat lukte niet. Op een gegeven ogenblik ben ik op de grond gevallen. [verdachte] bleef echter doorsteken. Op een gegeven ogenblik brak het mes. [verdachte] kwam met een ander mes naar mij toe en begon weer op mij in te steken. Ook dit mes brak. Vervolgens heeft hij weer een ander mes genomen en is in mijn richting blijven steken. Op een gegeven ogenblik lag ik met mijn buik op de grond. Ik voelde toen dat ik van achteren aan mijn haren werd vastgegrepen. Vervolgens heeft [verdachte] mij met mijn gezicht meerdere malen op de grond geslagen. Op een gegeven ogenblik, toen ik probeerde naar de voordeur van de flat te kruipen, werd ik van achteren tegen mijn achterhoofd getrapt. Na die trap voelde ik dat [verdachte] van achteren een arm om mijn nek sloeg. Hij zette een verwurging aan, waardoor ik geen lucht meer kreeg. Ik kon op een gegeven moment los komen.2
[getuige 1] heeft verklaard:
Op 9 oktober 2008 bevond ik mij in het centrum van Venray. Ik werd aangesproken door een man. De man zei dat hij drugs moest hebben. Hij was in het gezelschap van een ander persoon. Ze hebben mij een lift gegeven en mij naar mijn woning aan de [adres] te Venray gebracht. Ik zag dat de man en de andere persoon mijn woning inkwamen. Ik zei tegen de man dat ik nog boodschappen moest gaan doen. Ik heb toen boodschappen gedaan. Toen ik terugkwam bij mijn woning ging de deur open en zag ik dat de man op mij af kwam stormen. Ik zag dat de man onder het bloed zat.3
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben het volgende bevonden:
Op donderdag 9 oktober 2008 kregen wij een melding dat er op het adres [adres] te Venray een steekpartij had plaatsgevonden. Onmiddellijk begaven wij ons naar de betreffende flat. Wij zagen dat een vrouw op de rand van een bloembak voor de centrale ingang van het flatgebouw zat. Wij zagen dat die vrouw hevig bloedde aan diverse verwondingen aan haar hoofd en dat haar bovenkleding sterk doordrenkt was met bloed. Wij spraken de vrouw aan. Zij vertelde dat ze ruzie had gehad met haar vriend. Die vriend zou zich nog in de woning bevinden. Wij zijn naar de betreffende woning gegaan. Wij zagen dat de vloer van de woonkamer nagenoeg geheel besmeurd was met bloed. Wij zagen dat in de woonkamer een man op zijn buik op de vloer lag. Wij hebben deze man (hof: verdachte4) aangehouden. Wij zagen dat bij zijn voeten het lemmet van een mes op de vloer lag.5
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard:
Op 9 oktober 2008 was ik samen met [aangeefster] in Nederland. We zijn naar Venray gegaan. Op een gegeven moment is een man met ons in de auto naar zijn huis gereden. Dat was een flat. We gingen met die man zijn huis binnen. Toen we in de woning waren, gingen we drugs gebruiken. Ik weet dat die man nog een keertje weg is gegaan.6
Ik weet dat we ruzie hebben gekregen. Ik met [aangeefster].7
[Deskundige 1], forensisch geneeskundige, heeft aan de hand van de brief van de assistent-arts, inhoudende de diagnose en de behandeling, en aan de hand van foto’s die van aangeefster [aangeefster] zijn gemaakt, het volgende gerapporteerd inzake de verwondingen van [aangeefster]:
Diverse kleine scheurwondjes in het gezicht, een open wond in het gezicht, een kleine schedelbasisfractuur, een neusfractuur.
Er worden wonden behandeld in gezicht, op een ooglid, aan de armen, op het behaarde hoofd, op de linkerhand en in de hals.
Opvallend zijn de forse snijwond linksonder in de hals en iets daarboven de meer oppervlakkige snijverwondingen in de vorm van een kruis. Verder zit er nog een snijwond onder haar kin.
De snijwonden/krasverwondingen in de hals, op de kin en in het gelaat zijn door een scherp voorwerp veroorzaakt. Een mes als voorwerp behoort tot de mogelijkheden.
De neusfractuur en de schedelbasisfractuur en de scheurwond in het rechter bovenooglid kunnen veroorzaakt zijn door bijvoorbeeld het direct (vuistslagen) of indirect (hoofd tegen muur of vloer slaan) uitoefenen van stompgeweld.8
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Van de zijde van de verdediging is op de in de pleitnota genoemde gronden aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op grond van – kort samengevat – het navolgende:
1. De verklaring van aangeefster [aangeefster] is ongeloofwaardig, althans onjuist. Ook overigens is er onvoldoende bewijs van hetgeen is ten laste gelegd;
2. Er is geen sprake geweest van opzet bij verdachte.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt:
Ad 1.
1.1 Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het voor het bewijs gebruikte proces-verbaal van aangifte van [aangeefster].
Het gesprek met aangeefster vond weliswaar plaats in de Duitse taal, doch door de verbalisant is gerelateerd dat hij de Duitse taal in voldoende mate beheerst. Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij zich in staat voelde om een verklaring af te leggen. Aan de hand van de door de verbalisant gemaakte aantekeningen is vervolgens door die verbalisant de aangifte opgesteld.9 Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de juistheid van de weergave van hetgeen door aangeefster [aangeefster] aan verbalisant is verklaard.
1.2 Het hof ziet voorts geen reden te twijfelen aan de geloofwaardigheid en juistheid van de voor het bewijs gebruikte verklaring van aangeefster [aangeefster].
a. Uit het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2008 (pagina’s 40-43) en de hierna volgende verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3], in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat aangeefster [aangeefster] al kort na het incident heeft gezegd dat zij ruzie heeft gehad met verdachte en dat zij door hem is geslagen en gestoken.
- getuige [getuige 2] heeft verklaard:
Gisteren 9 oktober 2008 ging ik naar het flatgebouw aan [adres] in Venray. Toen ik op de tweede verdieping kwam, zag ik aldaar een gewonde vrouw staan. Ik zag dat deze vrouw vol bloed zat. Ik zag dat haar oog blauw en dik was en haar lippen waren kapot Ze vertelde mij dat ze geslagen en gestoken was door haar vriend.10
- getuige [getuige 3] heeft verklaard:
Gistermiddag 9 oktober 2008 zag ik een vrouwelijk persoon zitten op een bloembak ter hoogte van de hoofdingang. Ik zag dat deze vrouw stevig aan haar hoofd bloedde. Ik zag dat haar rechteroog blauw was en erg gezwollen. De vrouw was wel aanspreekbaar. Ze vertelde mij dat ze uit Duitsland kwam. Ze was samen met een andere man uit Duitsland gekomen. Ze vertelde mij dat ze geslagen en gestoken was door die man uit Duitsland.11
Uit het voorgaande blijkt dat aangeefster [aangeefster] vanaf het begin consistent heeft verklaard omtrent hetgeen is voorgevallen.
b. De verklaring van aangeefster [aangeefster] dat van een tweetal messen het lemmet afbrak vindt bevestiging in het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2008 waarin door de verbalisanten wordt gerelateerd dat zij bij de voeten van verdachte het lemmet van een mes hebben aangetroffen, alsmede in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] dat in de woning messen, waarvan het lemmet was afgebroken, inbeslaggenomen zijn.12
c. Het bij aangeefster geconstateerde letsel past bij hetgeen zij heeft verklaard. De omstandigheid dat een of meer verwondingen mogelijk zijn veroorzaakt door (gebroken) glas doet hier niet aan af.
Anders dan de verdediging komt het hof de verklaring van aangeefster dat het lemmet tot twee maal toe afbrak, niet onaannemelijk voor, zulks onder meer gelet op het opgelopen letsel, de verklaring van aangeefster dat zij heeft getracht het mes af te weren en de door de verbalisanten aangetroffen toestand in de woning.13
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet juist is omdat zij onder meer heeft verklaard in haar been te zijn gestoken, doch dit letsel niet medisch wordt onderbouwd, vindt dat zijn weerlegging in de door [deskundige 2], arts-assistent i.o. opgestelde rapportage inzake de verwondingen van [aangeefster], waaruit blijkt dat een wond aan het been is gehecht.14
d. Niet alleen uit de verklaring van aangeefster, maar ook uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat verdachte in een agressieve toestand verkeerde.
- [getuige 1] heeft verklaard:
Na het doen van de boodschappen ging ik naar mijn voordeur en ik opende die met mijn sleutel. Ik zag dat de man op mij af kwam stormen. Ik zag dat de man helemaal onder het bloed zat. Ik zag dat de man meteen op mij in begon te slaan. Ik zag dat de man achter mij aan kwam de galerij op en mij weer probeerde te slaan.15
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband bezien, acht het hof de verklaring van aangeefster voor zover gebezigd tot het bewijs, geloofwaardig en betrouwbaar. Die verklaring vindt steun in de overige bewijsmiddelen. Hetgeen overigens door de verdediging in dit verband is aangevoerd, doet aan dit oordeel niet af.
Het verweer van de verdediging wordt mitsdien verworpen.
Ad 2.
Het hof overweegt ten aanzien van het door de verdediging gevoerde verweer dat geen sprake was van opzet als volgt:
Gelet op voormelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte inzicht heeft gehad in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen en dat hij, door te handelen als bewezen verklaard, minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [aangeefster] daardoor zou komen te overlijden. De verklaring van verdachte dat hij onder invloed was van cocaïne en dat hij hele stukken van hetgeen is gebeurd “kwijt is”, maakt dit niet anders.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag erg veel cocaïne heeft gebruikt, in combinatie met alcohol, dat hij zich op een gegeven moment niet goed voelde en dat [getuige 1] hem toen zei dat hij de cocaïne weg moest gooien omdat deze van slechte kwaliteit zou zijn. Verdachte heeft daarna nog andere cocaïne gebruikt. Verdachte weet zich naar zijn zeggen vervolgens niet veel te herinneren van hetgeen is voorgevallen.16
Het hof is van oordeel dat, gelet op de verklaring van verdachte, de agressieve toestand waarin hij ten tijde van het bewezenverklaarde verkeerde, aan hemzelf te wijten is. Dat de cocaïne van slechte kwaliteit zou zijn geweest maakt dit niet anders.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De eerste rechter heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof verdachte ter zake van poging tot moord zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft bepleit dat, mocht het hof tot een veroordeling komen, maximaal een gevangenisstraf van 20 maanden zal worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt:
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Gelet op de ernst van het feit wordt voor doodslag door het hof in de regel niet minder dan 6 jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dit uitgangspunt dient, gelet op artikel 45, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, bij een strafbare poging tot doodslag met éénderde te worden verlaagd.
Het hof houdt evenwel rekening met de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Het hof gaat op basis van hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen en het feit dat verdachte niet eerder voor geweldsdelicten met de strafrechter in aanraking gekomen is, hier noch in Duitsland, ervan uit dat verdachte niet tot agressie neigt en dat het bewezenverklaarde als een éénmalige, maar wel ernstige misstap valt aan te merken.
Het hof ziet in voornoemde omstandigheden aanleiding een straf op te leggen die lager is dan door de advocaat-generaal is gevorderd, maar hoger dan door de verdediging is bepleit.
Gelet op al het bovenstaande acht het hof een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair als poging tot moord ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair als poging tot doodslag ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs en mr. M.J.C. van Kamp,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 5 augustus 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Voor zover hieronder niet anders vermeld, zijn de in de hierna volgende voetnoten vermelde dossierpagina’s afkomstig uit het ambtsedig proces-verbaal van de Regiopolitie Limburg-Noord, district Venray, basiseenheid Venray, dossiernummer PL2351/08-006145, met doorgenummerde dossierpagina’s 1 – 145.
2 Ambtsedig proces-verbaal van 10 oktober 2008, inhoudende de aangifte van [aangeefster], dossierpagina’s 18 – 23.
3 Ambtsedig proces-verbaal van 9 oktober 2008, inhoudende de verklaring van [getuige 1], dossierpagina’s 107 – 110.
4 Ambtsedig proces-verbaal van aanhouding van 9 oktober 2008, dossierpagina’s 11 – 12.
5 Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2008, dossierpagina’s 40 – 43.
6 Ambtsedig proces-verbaal van 9 oktober 2008, inhoudende de verklaring van verdachte, dossierpagina’s 116 – 119.
7 Ambtsedig proces-verbaal van 10 oktober 2008, inhoudende de verklaring van verdachte, dossierpagina’s 120 – 124.
8 Een geschrift, inhoudende een rapportage inzake de verwondingen van [aangeefster], opgesteld op 31 oktober 2008, dossierpagina’s 29 – 30.
9 Ambtsedig proces-verbaal van 10 oktober 2008, inhoudende de aangifte van [aangeefster], dossierpagina 18.
10 Ambtsedig proces-verbaal van 10 oktober 2008, inhoudende de verklaring van [getuige 2], dossierpagina’s 103 – 104.
11 Ambtsedig proces-verbaal van 10 oktober 2008, inhoudende de verklaring van L.M. [getuige 3], dossierpagina’s 101 – 102.
12 Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2008, dossierpagina’s 77 – 80.
13 Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2008, dossierpagina’s 40 – 43.
14 Een geschrift, inhoudende een brief aan de huisarts betreffende de verwondingen van [aangeefster], opgesteld op 9 oktober 2008, dossierpagina’s 33 – 34.
15 Ambtsedig proces-verbaal van 9 oktober 2008, inhoudende de verklaring van [getuige 1], dossierpagina’s 107 – 110.
16 Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juli 2009.