ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ0932

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003894-08
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor openlijk in vereniging geweld plegen en pogingen tot doodslag te Veldhoven

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van acht jaar voor openlijk in vereniging geweld plegen en vier pogingen tot doodslag. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 12 november 2007 in Veldhoven, waar de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met meerdere slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten met een vuurwapen naar een café waren teruggekeerd, waar zij een gewelddadige confrontatie aangingen met de slachtoffers. De verdachte schoot op [slachtoffer 1], die hierdoor ernstig gewond raakte, en ook andere slachtoffers werden door de medeverdachten beschoten. Het hof oordeelde dat er geen voorbedachte raad was, maar dat de verdachte wel degelijk opzettelijk handelde. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest, en moest schadevergoedingen betalen aan de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden grotendeels toegewezen, waarbij het hof de schadevergoeding voor immateriële en materiële schade aan de slachtoffers vaststelde.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003894-08
Uitspraak : 29 juni 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 oktober 2008 in de strafzaak met parketnummer 01-825625-07 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
thans verblijvende in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard,
waarbij verdachte ter zake van het medeplegen van vier pogingen tot doodslag en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest. Bij voormeld vonnis zijn voorts de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gedeeltelijk toegewezen en is aan verdachte ter zake van het toegewezen deel van elk van deze vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal vrijspreken van het onder 5 primair ten laste gelegde en hem ter zake het onder 1, 2, 3 en 4 telkens primair (poging tot moord) en het onder 5 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vijftien jaren, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen zal beslissen:
- dat aan [slachtoffer 1] € 5.000,00 wordt toegewezen voor immateriële schade en € 297,60 voor materiële schade;
- dat aan [slachtoffer 2] € 7.500,00 wordt toegewezen voor immateriële schade en € 751,28 voor materiële schade;
- dat aan [slachtoffer 3] € 2.000,00 wordt toegewezen voor immateriële schade en € 611,81 voor materiële schade en;
- dat ten aanzien van het toegewezen deel van elk van de vorderingen de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 impliciet primair, het onder 2, 3, 4 impliciet primair en subsidiair en het onder 5 primair ten laste gelegde bepleit. Met betrekking tot het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging betoogd dat verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Met betrekking tot de strafmaat heeft de verdediging het hof verzocht rekening te houden met de inhoud van het reclasseringsrapport, verdachtes proceshouding en de omstandigheid dat - indien het hof meerdere feiten bewezen verklaart - er sprake is van een meerdaadse samenloop.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging aangevoerd dat het gestelde psychische leed van de slachtoffers niet nader is onderbouwd. Voorts heeft de verdediging gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel geen toegevoegde waarde heeft indien verdachte lang in detentie zou moeten blijven.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2007 te Veldhoven, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- zich, voorzien van een (of meer) vuurwapen(s), naar café “[café]”, gelegen aan de [straat], begeven, en/of
- (vervolgens) dat/die vuurwapen(s) gericht en/of gericht gehouden op en/of in de richting van die [slachtoffer 1], en/of
- met dat/die vuurwapen(s) (van/op korte afstand) een of meer kogel(s) afgevuurd in de richting van en/of op/in/aan de knie en/of de buik en/of (overige delen van) het lichaam van die [slachtoffer 1], en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam van die (gewond op de grond liggende) [slachtoffer 1] geschopt en/of getrapt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2007 te Veldhoven, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 4] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- zich, voorzien van een (of meer) vuurwapen(s), naar café “[café]”, gelegen aan de [straat], begeven, en/of
- (vervolgens) dat/die vuurwapen(s) gericht en/of gericht gehouden op en/of in de richting van die [slachtoffer 4], en/of
- met dat/die vuurwapen(s) (van/op korte afstand) een of meer kogel(s) afgevuurd in de richting van en/of op/in/aan het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 4],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 november 2007 te Veldhoven, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- zich, voorzien van een (of meer) vuurwapen(s), naar café “[café]”, gelegen aan de [straat], begeven, en/of
- (vervolgens) dat/die vuurwapen(s) gericht en/of gericht gehouden op en/of in de richting van die [slachtoffer 2], en/of
- met dat/die vuurwapen(s) (van/op korte afstand) een of meer kogel(s) afgevuurd in de richting van en/of op/in/aan de nek en/of de kaak en/of (overige delen van) het lichaam van die [slachtoffer 2],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
hij op of omstreeks 12 november 2007 te Veldhoven, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 3] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- zich, voorzien van een (of meer) vuurwapen(s), naar café “[café]”, gelegen aan de [straat], begeven, en/of
- (vervolgens) dat/die vuurwapen(s) gericht en/of gericht gehouden op en/of in de richting van die [slachtoffer 3], en/of
- met dat/die vuurwapen(s) (van/op korte afstand) een of meer kogel(s) afgevuurd in de richting van en/of op/in/aan de schouder en/of (overige delen van) het lichaam van die [slachtoffer 3],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5.
hij op of omstreeks 12 november 2007 te Veldhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en/of door een ander in bedwang althans vast werd gehouden) met een (terras)stoel op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1], heeft geslagen en/of een (terras)stoel in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2007 te Veldhoven met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg en/of ten aanschouwen van, althans zichtbaar voor publiek, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het dichtdrukken/afknellen en/of dichtgedrukt/afgekneld houden van de keel van die [slachtoffer 1] en/of het in een wurggreep houden van die [slachtoffer 1] en/of het (met een (terras)stoel) slaan tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of het met een (terras)stoel gooien in de richting van die [slachtoffer 1].
Bewijsmotivering
Het hof leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.
Het gevecht en de schietpartij
Verdachte (verder ook: [verdachte]) was in de avond van zondag 11 november 2007 in café “[café]”. Dit café ligt aan de [straat] te Veldhoven. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren daar ook.
Op enig moment die avond (tussen 23.00 en 24.00 uur) zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] buiten in gevecht geraakt met [slachtoffer 1]. [medeverdachte 1] heeft daarbij [slachtoffer 1] in een wurggreep vastgepakt door met zijn arm de nek/keel van [slachtoffer 1] vast te pakken en [slachtoffer 1] naar de grond te trekken. Verdachte pakte toen een stoel om [slachtoffer 1] te slaan. [medeverdachte 1] hield [slachtoffer 1] in een verstikkende wurggreep. Een en ander speelde zich af voor het café op het terras, in het zicht van meerdere personen.
Anders dan verdachte ter terechtzitting van 15 juni 2009 heeft verklaard, acht het hof op grond van getuigenverklaringen bewezen dat verdachte vervolgens met de terrasstoel op het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Zo verklaart [getuige 1], een cafébezoeker: “Ik zag dat [verdachte] met een terrasstoel op het lichaam van [slachtoffer 1] aan het slaan was.” Voorts verklaart [getuige 2], eveneens een cafébezoeker: “Ik zag dat [verdachte] met een stoel op die jongen aan het beuken was. Ik zag duidelijk dat [verdachte] die jongen goed raakte met die stoel. Ik zag dat hij met die stoel in de buik van die jongen aan het porren was.”
Na deze vechtpartij zijn [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] met z’n drieën per auto naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan. In deze woning heeft [medeverdachte 2] zijn pistool en de daarbij behorende patronen gepakt. Hij heeft twaalf patronen in de houder gedaan. [verdachte] heeft het pistool in zijn jaszak gestopt. Vervolgens hebben [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] zich weer gezamenlijk per auto naar café “[café]” begeven.
[slachtoffer 1] is na de vechtpartij met [medeverdachte 1] en [verdachte] terug het café ingegaan. Hij heeft [slachtoffer 4] gebeld. Omstreeks 0.10 uur, derhalve op maandag 12 november 2007, hebben [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bij [slachtoffer 1] in café “[café]” gevoegd. Zij zijn met de taxi van taxichauffeur [R] naar dit café gegaan.
Teruggekomen bij café “[café]” zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de ingang van het café gelopen. [verdachte] is aan de zijkant van het café rechts van de ingang gaan staan. [medeverdachte 2] wilde de cafédeur openen, maar bemerkte dat de deur op slot was. [medeverdachte 1] stond bij [medeverdachte 2]. Terwijl [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar binnen wilden, wilden de mannen die zich bij [slachtoffer 1] hadden gevoegd naar buiten. Op aandringen van een van de mannen die zich bij [slachtoffer 1] hadden gevoegd, heeft [D.], mede-uitbaatster van café “[café]”, de cafédeur geopend en gingen [slachtoffer 4], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] naar buiten. Direct daarna ontstond er voor het café een gevecht tussen [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] enerzijds en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] anderzijds.
Tijdens het gevecht liep [slachtoffer 1] in de richting van [verdachte]. [verdachte] nam het doorgeladen pistool in zijn hand en richtte het op [slachtoffer 1]. Op het moment dat [slachtoffer 1] enkele meters bij [verdachte] vandaan was, heeft [verdachte] twee keer op [slachtoffer 1] geschoten. [slachtoffer 1] is geraakt in zijn knie en in zijn buik. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben vervolgens [slachtoffer 1], terwijl deze gewond op de grond lag, tegen het lichaam en/of hoofd geschopt.
[medeverdachte 2] heeft het pistool van [verdachte] overgenomen. Hij heeft daarmee op [slachtoffer 2] geschoten. [slachtoffer 2] is hierdoor ernstig gewond geraakt aan zijn nek en kaak. Toen [medeverdachte 2] op [slachtoffer 2] schoot, stond hij op korte afstand, één à drie meter, van hem.
[medeverdachte 2] heeft ten slotte drie of vier keer geschoten in de richting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]. [slachtoffer 4] is door een kogel geraakt en hij heeft daardoor een oppervlakkige schotverwonding aan zijn linkerslaap opgelopen. Bij [slachtoffer 3] is er een kogel dwars door zijn bovenarm gegaan.
[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben gezamenlijk per auto de plaats van de schietpartij verlaten. Onderweg hebben zij [medeverdachte 2] laten instappen. Zij hebben zich naar de woning van [een kennis] begeven.
Geen voorbedachte raad
Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende bewijs dat de verdachten met voorbedachte raad hebben geschoten. Het feit dat zij met een vuurwapen terugkeerden naar café “[café]” betekent niet noodzakelijkerwijs dat zij toen al van plan waren om mensen dood te schieten. Het is niet ondenkbaar dat zij minder vergaande bedoelingen hadden met het pistool, zoals het bedreigen of bang maken van de tegenstanders, en dat pas in de loop van het gevecht eerst door [verdachte] en vervolgens door [medeverdachte 2] in een opwelling is besloten om met het pistool te schieten.
Op grond van de verklaring van [getuige 3], die rechtstreeks en kort na de schietpartij van [medeverdachte 1] heeft gehoord wat er gebeurd was, neemt het hof aan dat in de auto naar het café, [medeverdachte 2] en/of [verdachte] heeft gezegd: “We schieten hem kapot/door zijn kop”. Maar ook deze uitlating brengt niet noodzakelijkerwijze mee dat het schieten met voorbedachte raad plaatsvond, immers zij kan ook worden geduid als stoere dronkenmanspraat van een opgefokte persoon.
Medeplegen
Met betrekking tot het verweer dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van het onder 2, 3 en 4 impliciet subsidiair ten laste gelegde, overweegt het hof het volgende.
Naar het oordeel van het hof was er tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] vanaf het moment dat zij na de eerste vechtpartij gezamenlijk weggingen naar de woning van [medeverdachte 2], waar het pistool is gehaald, tot het moment dat zij na het schietincident de plaats delict verlieten en met zijn drieën naar de woning van [een kennis] gingen, sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen waren verschillend, maar geen van hen heeft zich onbetuigd gelaten. Zij zijn samen naar het huis van [medeverdachte 2] gegaan en zij hebben daar een pistool gehaald. Blijkens de verklaring van [medeverdachte 2] zei [verdachte] in de auto onderweg van het café naar de woning van [medeverdachte 2]: “We gaan dat ding halen”, waarmee [verdachte] klaarblijkelijk het pistool bedoelde. Op weg terug naar het café werd door iemand gezegd: “We schieten hem kapot/door zijn kop”.
Toen zij terugkwamen bij het café, hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich provocerend gedragen voor de cafédeur, wetende dat [verdachte] met een pistool in de buurt stond. Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] provocerend gedrag hebben vertoond, leidt het hof af uit de getuigenverklaringen van [D.], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [getuige 1].
[D.], de café-uitbaatster verklaart: “Iemand die buiten stond, ik neem aan [verdachte] of [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] riep: “Komt er maar uit”.
[slachtoffer 4] verklaart: “Ik zag dat er twee of drie man voor de toegangsdeur stonden. Uit de gebaren van die twee of drie mensen maakte ik op dat ze agressief waren”.
[slachtoffer 3] verklaart: “Op een gegeven moment zag ik dat er twee mannen voor de voordeur van het café stonden. Ik maakte op uit hun gebaren, hoofdschudden en mondbewegingen dat wij door deze twee mannen werden uitgedaagd”.
[getuige 1], een bezoeker van het café, verklaart: “Mijn aandacht werd getrokken door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die voor de deur verschenen en een hoop handgebaren en drukte maakten. Ze schreeuwden, maar ik kon niet verstaan wat. Het was me wel duidelijk dat ze op knokken uit waren en ook op wie ze het gemunt hadden, namelijk op de groep jongens die inmiddels naar de deur was gegaan in de caféruimte en die hun blijkbaar ook hadden gezien”.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij er rekening mee hield dat het vechten zou worden.
[medeverdachte 1], die reeds bij de eerste vechtpartij betrokken was, is meegegaan toen het pistool werd opgehaald en mee teruggegaan is naar het café, wist dat [medeverdachte 2] en [verdachte] erg boos waren. [medeverdachte 1] wist blijkens de verklaringen van [medeverdachte 2] en [getuige 2] ook dat [verdachte] of [medeverdachte 2] een pistool bij zich droeg. [medeverdachte 1] is vervolgens bij het café mede de confrontatie aangegaan.
[verdachte] is met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] teruggegaan naar het café met het pistool bij zich, dat hij bereid was te gebruiken. In zijn verklaring van 29 november 2007 verklaart bij immers dat hij een paar keer in de lucht wilde schieten om bepaalde mensen goed te laten schrikken, en dat bij het café afgesproken is dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die [slachtoffer 1] naar buiten zouden roepen en dat hijzelf om het hoekje stond te wachten.
Voorts heeft [medeverdachte 2], nadat hijzelf in gevecht was geraakt met [slachtoffer 4], [naam] - de voornaam van [verdachte] - geroepen om ervoor te zorgen dat [verdachte] een keer zou schieten. Hoewel verdachte ter terechtzitting van 15 juni 2009 heeft verklaard dat hij dit niet heeft gehoord, volgt uit de verklaring van [medeverdachte 2] wel dat [medeverdachte 2] op de steun van verdachte rekende. Verdachte heeft ook daadwerkelijk geschoten.
Vervolgens heeft [medeverdachte 2], nadat [verdachte] [slachtoffer 1] had neergeschoten, het pistool van [verdachte] overgenomen en op drie anderen geschoten. [verdachte] heeft niets gedaan om het pistool uit de handen van [medeverdachte 2] te houden. Integendeel, [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij het wapen in handen gedrukt kreeg van [verdachte].
[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben vervolgens [slachtoffer 1], terwijl deze gewond op de grond lag, tegen het lichaam geschopt.
Ter terechtzitting heeft verdachte nog verklaard dat hij, nadat hij op [slachtoffer 1] had geschoten, niet is weggegaan omdat hij zijn maten niet alleen wilde laten.
Uit dit alles volgt dat alle drie de verdachten wisten dat één van hen een pistool had. Zij gingen terug naar het café en zijn daar welbewust een confrontatie aangegaan met [slachtoffer 1] en de zijnen. Zij konden en moesten allen rekening houden met de kans dat het pistool zou worden gebruikt tegen hun tegenstander(s). Dit heeft geen van hen ertoe gebracht zich, toen het nog kon, te distantiëren van de anderen en af te zien van verdere actie bij het café.
Het hof overweegt nog het volgende.
Verdachte heeft zelf geschoten op [slachtoffer 1], maar niet op de drie andere slachtoffers. Met betrekking tot het schieten op [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], is het hof van oordeel dat verdachte hierop voorwaardelijk opzet heeft gehad. Door samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de confrontatie aan te gaan met de groep waartoe ook [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] behoorden, wetende dat er een pistool aanwezig was en dat dit pistool ook tegen die groep werd gebruikt, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] onder vuur zouden worden genomen en daarbij mogelijk het leven zouden kunnen verliezen. Voorts heeft verdachte toegestaan dat [medeverdachte 2] het pistool overnam van hem, verdachte, waardoor hij [medeverdachte 2] in staat stelde te schieten op de anderen.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat, nu voorbedachte raad niet is bewezen, verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 telkens primair ten laste gelegde (poging tot moord). Voorts zal verdachte worden vrijgesproken van het hem onder 5 primair ten laste gelegde, nu het hof geen opzet bewezen acht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 telkens impliciet subsidiair en het onder 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 november 2007 te Veldhoven, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- zich, voorzien van een vuurwapen, naar café “[café]”, gelegen aan de [straat], begeven, en
- vervolgens dat vuurwapen gericht op die [slachtoffer 1], en
- met dat vuurwapen kogels afgevuurd in de richting van de knie en de buik van die [slachtoffer 1], en
- meermalen tegen het lichaam van die (gewond op de grond liggende) [slachtoffer 1] geschopt en/of getrapt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 12 november 2007 te Veldhoven, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk [slachtoffer 4] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- zich, voorzien van een vuurwapen, naar café “[café]”, gelegen aan de [straat], begeven, en
- vervolgens dat vuurwapen gericht in de richting van die [slachtoffer 4], en
- met dat vuurwapen kogels afgevuurd in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 4],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
hij op 12 november 2007 te Veldhoven, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- zich, voorzien van een vuurwapen, naar café “[café]”, gelegen aan de [straat], begeven, en
- vervolgens dat vuurwapen gericht op die [slachtoffer 2], en
- met dat vuurwapen op korte afstand een kogel afgevuurd in de richting van de nek en/of de kaak van die [slachtoffer 2],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
hij op 12 november 2007 te Veldhoven, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- zich, voorzien van een vuurwapen, naar café “[café]”, gelegen aan de [straat], begeven, en
- vervolgens dat vuurwapen gericht in de richting van die [slachtoffer 3], en
- met dat vuurwapen kogels afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 3],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
5.
hij op of omstreeks 12 november 2007 te Veldhoven met een ander, op of aan de openbare weg, en zichtbaar voor het publiek, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het dichtdrukken/afknellen en/of dichtgedrukt/afgekneld houden van de keel van die [slachtoffer 1] en/of het in een wurggreep houden van die [slachtoffer 1] en het met een terrasstoel slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer 1].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1, 2, 3 en 4 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 in verbinding met de artikelen 45, eerste lid, en 47, eerste lid en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 5 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte ter zake de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] is door de verdediging een beroep gedaan op noodweer, subsidiair noodweerexces, omdat [slachtoffer 1] verdachte zou hebben aangevallen.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Het is niet aannemelijk geworden dat verdachte aangevallen werd door [slachtoffer 1]. Het hof houdt verdachte daarbij aan zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring, voor zover die inhoudt dat een jongen die zich schuin voor verdachte bevond [het hof begrijpt dat hier [slachtoffer 1] wordt bedoeld], op de grond viel. Verdachte schoot vervolgens op [slachtoffer 1] toen deze een paar meter voor verdachte op de grond lag en wilde opstaan. Het slachtoffer viel verdachte niet aan. Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding was op dat moment geen sprake.
Dat verdachte wellicht enige paniek ervoer omdat zijn vrienden klappen kregen, doet aan het voorgaande niet af. Er was, gezien de verklaring van verdachte en de overige processtukken ook geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer van een van verdachtes mededaders.
De thans door verdachte geponeerde lezing is ten slotte zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, ook niet te staven met de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde ter terechtzitting. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
Ten overvloede voegt het hof er aan toe dat verdachte, als hij zich op het moment van het schieten aangevallen voelde, zich daaraan had kunnen onttrekken door weg te gaan en voorts dat het schieten met een vuurwapen een disproportionele reactie was.
Voorts acht het hof het niet aannemelijk dat het gevecht dat plaatsvond nadat verdachte en zijn vrienden met een pistool waren teruggekeerd naar het café, voor zover in dit gevecht al sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie, een zo hevige gemoedsbeweging bij verdachte teweeg heeft gebracht dat hem een beroep op noodweerexces toekomt. Verdachte heeft in zijn verklaringen bij de politie niet gerefereerd aan hevige angst of een andere gemoedstoestand die door het gevecht veroorzaakt zou zijn. Dat van een hevige gemoedstoestand wel sprake zou zijn geweest, is naar het oordeel van het hof ook niet aannemelijk geworden door hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting is aangevoerd. Het beroep op noodweerexces wordt dan ook verworpen.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof komt tot een bewezenverklaring van het medeplegen van vier pogingen tot doodslag en het tezamen en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
De eerste rechter heeft verdachte ter zake van vier pogingen tot doodslag en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het medeplegen van vier pogingen tot moord en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vijftien jaren, met aftrek van het voorarrest.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de over verdachte uitgebrachte rapportages.
Het hof overweegt voorts het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bijzonder ernstige feiten. Verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gepoogd vier mensen van het leven te beroven. Het risico dat de slachtoffers het handelen van verdachte en zijn medeverdachten met de dood hadden moeten bekopen is geenszins denkbeeldig. Twee slachtoffers zijn zeer ernstig verwond door kogels. [slachtoffer 2] heeft moeten vechten voor zijn leven. Ook vandaag de dag ondervinden de slachtoffers geestelijk en/of fysiek nog de gevolgen van de daden van verdachte en zijn medeverdachten.
Daar komt bij dat de schietpartij plaatsvond aan de openbare weg, terwijl daar ook niets vermoedende cafébezoekers en buurtbewoners aanwezig waren. Door een pistool mee te nemen naar het café en het te midden van argeloze omstanders te gebruiken, hebben verdachte en zijn medeverdachten derhalve meer mensen dan alleen de uiteindelijke slachtoffers in gevaar gebracht. In dat verband merkt het hof op dat gebleken is dat één van de kogels een huiskamer van een nabijgelegen woning is binnengedrongen.
Anders dan de advocaat-generaal in haar requisitoir heeft betoogd, dient bij de bepaling van de straf rekening te worden gehouden met de aard en omvang van de rol die verdachte bij de bewezen verklaarde feiten heeft gehad. Dat verdachte een van de slachtoffers heeft neergeschoten, waarbij dat slachtoffer zeer zwaar gewond is geraakt, weegt zwaar. Zijn rol was echter kleiner dan die van medeverdachte [medeverdachte 2], die op drie mensen heeft geschoten, reden waarom verdachte een aanzienlijk lagere straf krijgt dan [medeverdachte 2].
Gelet op het voorgaande acht het hof de straf die de rechtbank heeft opgelegd passend en geboden.
Schadevergoeding
[slachtoffer 1]
In eerste aanleg is door [slachtoffer 1] schadevergoeding gevorderd ad € 6.770,82, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit voorschot immateriële schade (€ 5.000,00) en materiële schade (€ 1770,82).
De rechtbank heeft toegewezen € 2.000,00 (voorschot immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en heeft het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat dit deel niet eenvoudig genoeg is voor behandeling in het strafgeding.
In hoger beroep heeft [slachtoffer 1] zich schriftelijk opnieuw gevoegd en daarbij de vordering in eerste aanleg volledig gehandhaafd.
[slachtoffer 2]
In eerste aanleg is door [slachtoffer 2] schadevergoeding gevorderd ad € 10.373,31, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit voorschot immateriële schade (€ 7.500,00) en materiële schade (€ 2.873,31).
De rechtbank heeft toegewezen € 5.250,00 (voorschot immateriële schade) en € 250,00 (materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en heeft het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat dit deel niet eenvoudig genoeg is voor behandeling in het strafgeding.
In hoger beroep heeft [slachtoffer 2] zich op de terechtzitting van 15 juni 2009 mondeling opnieuw gevoegd en daarbij de vordering in eerste aanleg volledig gehandhaafd.
[slachtoffer 3]
In eerste aanleg is door [slachtoffer 3] schadevergoeding gevorderd ad € 3.010,93, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit voorschot immateriële schade (€ 2.000,00) en materiële schade (€ 1.010,93).
De rechtbank heeft toegewezen € 2.000,00 (voorschot immateriële schade) en € 200,00 (materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en heeft het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat dit deel niet eenvoudig genoeg is voor behandeling in het strafgeding.
In hoger beroep heeft [slachtoffer 3] zich op de terechtzitting van 15 juni 2009 mondeling opnieuw gevoegd en daarbij de vordering in eerste aanleg volledig gehandhaafd.
Beoordeling
De verdediging heeft de omvang van de gevorderde schade niet specifiek en concreet betwist, maar heeft wel aangevoerd dat deze omvang niet eenvoudig is vast te stellen, mede omdat sprake zou zijn van eigen schuld van de slachtoffers.
Het hof verstaat dit verweer als een beroep op eigen schuld van de benadeelden als bedoeld in artikel 6:101 BW. Naar het oordeel van het hof is van zodanige eigen schuld geen sprake. De schade waarvan vergoeding wordt gevorderd is veroorzaakt doordat de verdachten op de benadeelden hebben geschoten. Dit schieten met een vuurwapen is door de benadeelden niet uitgelokt of anderszins (mede) veroorzaakt, maar is volledig te wijten aan handelen van de verdachten, wier beroep op noodweer(exces) door het hof wordt verworpen. Ook al is het zo dat de benadeelden de confrontatie met de verdachten uiteindelijk niet uit de weg zijn gegaan en zich gezamenlijk buiten het café hebben begeven waar de verdachten stonden, zij hoefden geen rekening te houden met de kans dat zij beschoten zouden worden.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Nu enerzijds de gestelde omvang van de schade niet specifiek en concreet is betwist en anderzijds het hof de gevorderde bedragen niet onjuist vóórkomen, kunnen de vorderingen volledig worden toegewezen.
De gevorderde vergoedingen van immateriële schade acht het hof billijk gelet op de aard en ernst van het letsel en de gevolgen hiervan (zoals arbeidsongeschiktheid en de noodzaak van medische behandeling) en de gestelde en aannemelijk voorkomende psychische schade, zoals schriftelijk toegelicht.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen: over de immateriële schade vanaf de datum van het delict en over de materiële schade vanaf de datum van indiening van het voegingsformulier.
Nu de drie verdachten worden veroordeeld wegens het medeplegen van poging tot doodslag op ieder van de benadeelde partijen is sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 60a, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 primair en het onder 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 telkens subsidiair en het onder 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat de bewezen verklaarde feiten onder 1, 2, 3 en 4 telkens opleveren:
Medeplegen van poging tot doodslag.
Verklaart dat het onder 5 bewezen verklaarde oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 1], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van € 6.770,82 (zesduizend zevenhonderdzeventig euro en tweeëntachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 68 (achtenzestig) dagen hechtenis, en vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.000,00 vanaf 12 november 2007 en over € 1.770,82 vanaf 15 april 2008.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 2], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van € 10.373,31 (tienduizend driehonderddrieënzeventig euro en eenendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 86 (zesentachtig) dagen hechtenis, en vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.500,00 vanaf 12 november 2007 en over € 2.873,31 vanaf 23 april 2008.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 3], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van € 3.010,93 (drieduizend tien euro en drieënnegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis, en vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 2.000,00 vanaf 12 november 2007 en over € 1.010,93 vanaf 23 april 2008.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van € 6.770,82 (zesduizend zevenhonderdzeventig euro en tweeëntachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.000,00 vanaf 12 november 2007 en over € 1.770,82 vanaf 15 april 2008.
Veroordeelt de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van € 10.373,31 (tienduizend driehonderddrieënzeventig euro en eenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.500,00 vanaf 12 november 2007 en over € 2.873,31 vanaf 23 april 2008.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van € 3.010,93 (drieduizend tien euro en drieënnegentig cent) , vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.000,00 vanaf 12 november 2007 en over € 1.010,93 vanaf 23 april 2008.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan de verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee de verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komen te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan de verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichtingen tot betaling aan de Staat in zoverre komen te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. F. van Beuge en mr. A.M.G. Smit,
in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, griffier,
en op 29 juni 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.