ECLI:NL:GHSHE:2009:BI9624
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- J.P.F. Rijken
- G.A.M. Stevens
- P.A.M. Hendriks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beklag ex artikel 12 Sv na overlijden van klager
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager na een sepotbeslissing van de officier van justitie. Klager had aangifte gedaan van mishandeling door zijn broers, maar de officier van justitie besloot niet tot vervolging over te gaan wegens onvoldoende bewijs. Klager diende hierop een klaagschrift in bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 24 maart 2009 uitspraak deed. Tijdens de procedure overleed klager, wat de vraag opriep of dit invloed had op de vervolging van de beklaagden.
Het hof oordeelde dat het overlijden van klager niet van invloed was op de mogelijkheid tot vervolging. Er kunnen maatschappelijke belangen zijn die een vervolging rechtvaardigen, ook al is de klager overleden. Het hof heeft de verklaringen van klager en de beklaagden in overweging genomen, evenals de getuigenverklaring. Ondanks de verklaringen van klager en getuige, oordeelde het hof dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de vervolging van de beklaagden te bevelen. Het hof concludeerde dat verder onderzoek niet zou leiden tot nieuw bewijs.
De beslissing van het hof was om het beklag af te wijzen, wat betekent dat de beslissing van de officier van justitie om niet te vervolgen werd gehandhaafd. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof, waarbij de voorzitter en twee raadsheren betrokken waren. De griffier was ook aanwezig tijdens de uitspraak.