ECLI:NL:GHSHE:2009:BI9623

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K08/0362
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van politiegeweld en afwijzing van klaagschrift ex artikel 12 Sv.

In deze zaak heeft klaagster op 24 juni 2008 aangifte gedaan van mishandeling door een politieambtenaar, naar aanleiding van een aanhouding na een ruzie met een taxichauffeur. De klaagster, die letsel aan haar oor had opgelopen, werd door de politie in de boeien geslagen en in een politieauto geplaatst. Tijdens het transport heeft klaagster zich verzet door naar voren te schoppen, waarop een van de agenten, [betrokkene 1], haar met de platte hand in het gezicht heeft geslagen. Klaagster heeft hierdoor letsel opgelopen, waaronder een blauw oog en striemen aan haar polsen door de handboeien.

De officier van justitie te Maastricht heeft besloten de zaak niet te vervolgen, omdat de agent rechtmatig zou hebben gehandeld. Klaagster heeft hiertegen een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof, dat op 17 februari 2009 in raadkamer is behandeld. De advocaat-generaal heeft geadviseerd het klaagschrift af te wijzen, wat het hof uiteindelijk ook heeft gedaan. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor mishandeling door de politieambtenaar.

Het hof concludeerde dat het gebruik van geweld door [betrokkene 1] niet disproportioneel was, gezien het gedrag van klaagster tijdens de aanhouding. Het hof achtte het niet waarschijnlijk dat verder onderzoek meer bewijs zou opleveren. De beslissing om het klaagschrift af te wijzen werd op 17 maart 2009 genomen, waarbij het hof de verklaringen van de betrokkenen en de feiten uit het dossier in overweging nam.

Uitspraak

K08/0362
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 17 maart 2009 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster],
wonende te Landgraaf,
hierna te noemen: klaagster,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. F.H.C. Aarts, advocaat te Heerlen,
over de beslissing van de officier van justitie te Maastricht tot het niet vervolgen van:
een politieambtenaar werkzaam bij de regiopolitie Limburg Zuid,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens mishandeling.
De feitelijke gang van zaken.
Op 24 juni 2008 heeft klaagster aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagde.
Op 1 augustus 2008 is door de waarnemend hoofdofficier van justitie aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat de betreffende agent rechtmatig heeft gehandeld.
Hierop heeft klaagster bij schrijven van 11 september 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 12 september 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 4 november 2008 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 17 februari 2009 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klaagster en mr. M.T. Gans, advocate te Heerlen.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klaagster heeft aangifte gedaan van mishandeling door een politieambtenaar. Zij heeft verklaard dat zij naar aanleiding van een ruzie met een taxichauffeur werd aangehouden en werd gedwongen geboeid in de politieauto plaats te nemen. Aan de ruzie met de taxichauffeur had klaagster letsel aan haar oor overgehouden en zij vroeg de agenten om de boeien af te doen. Hieraan gaven de agenten geen gehoor, waarop klaagster naar voren trapte om de aandacht te trekken. Daarop sloeg de agent op de bijrijderstoel haar met vlakke hand in haar gezicht, als gevolg waarvan klaagster pijn heeft ondervonden en letsel, in de vorm van een blauw oog en een gezwollen linkerwang, heeft bekomen. Doordat de handboeien volgens klaagster te strak zijn omgedaan, heeft zij rode en blauwe striemen aan haar polsen.
De verbalisanten, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hebben in een proces-verbaal hun bevindingen gerelateerd. Klaagster was behoorlijk tekeer gegaan tegen de taxichauffeur en had hem meermalen geslagen. Toen de verbalisanten haar aanspraken, rook zij naar alcohol. Vervolgens vloog klaagster nogmaals de taxichauffeur aan, waarop zij werd aangehouden en geboeid werd afgevoerd. In de auto vroeg klaagster aan de verbalisanten of zij haar oor konden bekijken, waarop verbalisant [betrokkene 1] antwoordde dat hij geen arts was en dat in het cellencomplex een arts zou kunnen worden geconsulteerd. Daarop trapte klaagster meermalen naar voren. Na klaagster enkele malen te hebben gesommeerd om daarmee te stoppen, waaraan klaagster echter geen gehoor gaf, sloeg verbalisant [betrokkene 1] haar met de platte hand eenmaal tegen haar wang, waarop klaagster haar verzet staakte.
In zijn aangifte verklaart [betrokkene 3], de taxichauffeur waarmee klaagster ruzie had, over het agressieve gedrag van klaagster. Hij kreeg van klaagster diverse klappen, die behoorlijk pijn deden.
Het hof acht, gelet op de in raadkamer afgelegde verklaringen en de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van mishandeling door een van de politieagenten aanwezig om de vervolging van beklaagde te bevelen.
Het hof is van oordeel dat [betrokkene 1] door het geven van een klap aan klaagster, gelet op de omstandigheden en het gedrag van klaagster, namelijk het meermalen naar voren schoppen tijdens het transport met de politieauto, de geweldsinstructie van de politie niet te buiten is gegaan en er derhalve geen sprake is van disproportioneel geweld. Voorts mag naar het oordeel van het hof niet verwacht worden dat verder onderzoek nader bewijs zal opleveren.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. J.P.F. Rijken, als voorzitter,
mrs. F. van Beuge en F.J.M. Walstock, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van dhr. J.F.H.G.M. van der Meijden, als griffier
op 17 maart 2009.