ECLI:NL:GHSHE:2009:BI7005

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003755-08
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onrechtmatige bewijsverkrijging en gebrek aan bewijs voor wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld voor het dragen van een wapen, een mes, en kreeg een geldboete opgelegd. De zaak kwam voor het hof na een hoger beroep van de verdachte, die zijn vrijspraak eiste. De kern van de zaak draaide om de rechtmatigheid van het bewijs dat tegen de verdachte was verzameld. De verdachte was gefouilleerd na het verlaten van een flatgebouw, waarbij een pakje lange vloei met een weedblad was aangetroffen. Dit leidde tot de doorzoeking van zijn voertuig, waar een mes werd gevonden. Het hof oordeelde dat het aantreffen van het pakje lange vloei niet voldoende grond bood voor de doorzoeking van het voertuig, waardoor de vondst van het mes als onrechtmatig werd beschouwd. Het hof concludeerde dat er geen ander bewijs was dat de verdachte kon verbinden aan het tenlastegelegde feit, en sprak hem vrij van de beschuldiging van wapenbezit. Het hof benadrukte dat de verdachte zich niet in het voertuig bevond op het moment van de vondst, wat ook een belangrijke factor was in de beslissing om hem vrij te spreken. De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde dat de verdachte niet schuldig was aan het hem ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003755-08
Uitspraak : 9 juni 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Breda, Sector kanton Tilburg van 8 juli 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-408154-07 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats], [geboorteland] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
waarbij de verdachte terzake van Overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 27 lid 1 van de Wet wapens en munitie werd veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van EUR 80,00 subsidiair 1 dag hechtenis.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een geldboete ter hoogte van EUR 80,00 subsidiair 1 dag hechtenis.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroepen vonnis moet worden vernietigd en de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat de kantonrechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2007, te Tilburg, een wapen van categorie IV (onder 7°), te weten een mes, in elk geval een voorwerp waarvan, gelet op haar aard en/of de omstandigheden waaronder zij is aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel is bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen én welk voorwerp niet onder een van de andere (onder artikel 2, eerste lid, van nader te noemen wet vermelde/
genoemde) categorieën valt, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Daartoe overweegt het het volgende.
Uit het strafdossier blijkt, dat de verdachte met zijn toestemming is gefouilleerd nadat hij uit een flatgebouw naar buiten was gekomen. In zijn fouillering heeft de politie “een pakje lange vloei” aangetroffen, waarop een weedblad was gedrukt. Daarop heeft zij “op grond van de opiumwetgeving” het voertuig van de verdachte doorzocht, dat in de nabijheid stond geparkeerd, en heeft zij daarin het in de tenlastelegging omschreven mes gevonden.
Het enkele aantreffen van het evenomschreven pakje kon echter -naar de verdediging terecht heeft betoogd- redelijkerwijs niet het vermoeden opleveren dat in dat voertuig verdovende middelen aanwezig waren.
De politie was mitsdien niet op grond van art. 9 van de Opiumwet bevoegd om dat voertuig doorzoeken en de vondst van het mes was dan ook onrechtmatig.
Aangezien die onrechtmatige vondst de basis vormde van de onderhavige vervolging, ziet het hof geen ruimte voor het stellen van een andere sanctie op dit verzuim dan het (aantreffen van) het mes van het bewijs uit te sluiten.
Bij gebreke aan ander bewijsmateriaal zal de verdachte van het hem tenlastegelegde moeten worden vrijgesproken.
Ten overvloede overweegt het hof nog dat het tenlastegelegde ook overigens niet tot een bewezenverklaring zou kunnen leiden..
Het in de tenlastelegging omschreven mes bevond zich immers in een voertuig van verdachte; verdachte zelf bevond zich daar echter niet in. Anders dan door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep is betoogd, kan onder die omstandigheden niet worden gesproken van het dragen van een wapen, zoals is tenlastegelegd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. H.D. Bergkotte en mr. M.A.M. Wagemakers,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 9 juni 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.